Om maar eens actueel te zijn.
- - -
Dierendag, dacht Gijs toen hij zijn hoofd losscheurde van zijn kussen. Het was de vierde van de tiende en dat betekende dat hij lief moest zijn voor dieren. Een glimlach verscheen op zijn gezicht bij de gedachte, maar betrok al snel bij de herinnering. Hij liet zijn hand over zijn lichaam gaan en voelde weer de littekens. Ja, het had pijn gedaan.
Hij stapte kordaat naar de badkamer om zijn lichaam te reinigen en daar zag hij een spin die betrekking genomen had in een hoek van de ruimte. Gijs wilde eerst een vlieg te vangen en deze aan de spin te geven, maar bedacht zich toen hij realiseerde dat ook vliegen dieren waren. Bij wijze van oplossing peuterde hij in zijn neus en schonk hij de spin zijn opbrengst. Dierendag had zijn aanvang genomen. Net als vorig jaar.
Gijs was iemand die niet in hiërarchie geloofde. De luis was hem evenveel waard als de hamster, en beiden stonden gelijk aan het paard, de lama, de luiaard of welk dier dan ook. Hij wilde niets te maken hebben met selectieve verwennerij; hij ging voor het gemene goed.
Nu was het natuurlijk lastig om alle dieren in één klap een plezier te doen. Gijs zou misschien het menselijk ras uit kunnen roeien, om de planeet aan de dieren terug te geven, maar recentelijk had hij nog gelezen dat mensen eigenlijk ook dieren waren. Hij twijfelde nog.
In zijn poging dicht bij het collectief der dieren te komen, kon hij maar het beste zoveel mogelijk dieren verwennen. Hij ging naar de dierentuin, net als vorig jaar.
In de brandende zon sleepte hij een container vol groenvoer achter zich aan door de diergaarde. Zoals overal het geval was, stonden de blikvangers vooraan; pinguïns of doodshoofdaapjes. Hier waren het de pinguïns.
Gijs zette zijn container neer, pakte er een bos wortelen uit en gooide hem naar de pinguïns. Hij raakte er één dodelijk tegen de kop en de anderen raakten stuk voor stuk in een posttraumatische stresstoornis. Ze kregen niet elke dag een bos wortelen naar zich geslingerd.
Gijs glimlachte zelfingenomen en ging weer verder. Hij was er ten volle van overtuigd dat hij de dieren een plezier deed. Net als vorig jaar.
Hij trok verder door de dierentuin. Hij gaf bloemkool aan de ijsberen, kroppen sla aan de dolfijnen en witlof aan de vleermuizen. Veel verstand van dieren had Gijs eigenlijk niet. Hij wist niet dat pinguïns geen boodschap hadden aan wortelen. Hij wist van geen enkel dier wat zij het liefst aten, de leeuwen daargelaten.
Uiteindelijk kwam hij bij de leeuwenkuil. Gijs moest slikken.
Hij was bijna door zijn groente heen, maar groente deed er nu niet toe. Leeuwen hadden liever geen groente. Zij wilden vlees. Warm vlees, welteverstaan.
Gijs klom op de rand van de kuil en liet zich, vervuld van dierenliefde, voorover vallen. De leeuwen lieten deze traktatie niet ongemoeid begonnen terstond met het verscheuren van Gijs’ lichaam. Ja, dacht Gijs voldaan, het doet alweer pijn. Net als vorig jaar.
- - -
LUH-3417
|