Inspiratieloos zei Egbert tegen Søren:
Wat kan mij nu nog gebeuren?
Søren, kennelijk ontdaan, vroeg:
"Mag ik weten waar dat op sloeg?
Zomaar vragen stellen, zonder reden
Je laatste woord reeds lang geleden"
Egbert, echter, verweerde zich vlot:
"Verdorie Søren, doe niet zo bot
Ik dacht: als we elkaar zo goed kennen
Leverworst delen, naakt rondrennen
Een vraag was het slechts, zoals zovelen
Het antwoord kan me echter niet schelen
Maar deze reactie had ik niet verwacht
Ik hoop dat ik niet onze vriendschap heb verkracht"
"Maar nee, beste Egbert! Wij blijven immer kornuiten
Doerakken, zoals vroeger, kwajongens, schavuiten
Schoffies van de straat, onze achterbuurt van toen
In Opperdoes, bij Medemblik, nooit iets te doen
Dus emmers kattenkwaad, dag en nacht,
Altijd wel van een misdaad verdacht
Wij blijven samen, rare vragen ten spijt
Onze vriendschap, Egbert, raken we nimmer kwijt!"
"Hè, Søren, ik krijg het er warm van
Ik verkies de vriendschap met een man
Boven de liefde met een vrouw
En zeg naar waarheid: Ik hou van jou"
|