Ik stel me heel oppervlakkig gewoon de kenmerken van de seizoenen voor...

.
Sta in een eindeloze rij,
Ik sjok al naar mijn eind,
De horizon omrandt,
De wil, de roep naar mij,
Hierbij kreeg ik een beeld van iemand die het niet meer zo ziet zitten, die niet echt een doel in zijn/haar leven heeft, en die naar het 'eind' wordt geroepen.
Is dat mijn thuis?
Bladeren van angst en pijn,
Dwarrelen om mij,
In mij,
Ik ben de bladeren...
Hier begint het me te dagen dat het meer om een gevoel bij een seizoen gaat. Dit lijkt dus op de herfst: voor mij betekend het dat iemands leven dus een herfstperiode doormaakt. wat ik aan deze strofe heel jammer vind is de afsluiting: ik ben de bladeren, omdat je hier bladeren nog een keer gebruikt.
De herfst loopt ten eind,
De winter op de loer,
Zou ik nog ooit een lente zijn?
Omringend intens genot?
Hier blijkt het dus inderdaad dat het om de herfst ging. En dat die iemand wacht op de lente, maar dat deze nog een eeuwigheid verweg lijkt te staan.
Genot bevredigd in zomerse zon,
Bevangen door de angst,
Dat de herfst ooit weer komen zal
Alwaar het eeuwig einde ooit begon...
En hier dan de vreugde van de vrolijkheid, weer bang voor de depressie.
Ik hoop nou niet dat ik heel je bedoelingen omver heb gegooid, maar het is wat het bij mij oproept. ik hoop dattut een beetje is wat je bedoeld

. Ik vind het trouwens een leuk gedicht!