Dit is een kort verhaal wat ik heb geschreven.
Graag meningen tips, commentaar etc.
De titel heb ik net even verzonnen, maar als je een betere weet, laat het dan even weten.
Hij kraste met zijn pen op het papier. Schrijven helpt, had de dokter gezegd. Maar hoe kon hij nou schrijven als zijn pen het niet wilde doen?! Woedend smeet hij het ding naar de andere kant van de kamer en stond bruusk op. De stoel viel, het kopje op de tafel rinkelde. Met twee grote stappen liep hij naar de grote ladekast waar hij altijd zijn pennen in had bewaard. Of er nog één in lag wist hij alleen niet. Hij had al in geen maanden iets meer geschreven. Verwoed trok hij laatjes open die vol lagen met mappen, punaises, paperclips en al dat soort spul. Nergens kon hij echter een pen ontdekken.
Had hij er werkelijk maar één in huis? Dat kon gewoon niet zo zijn, er moest toch nog wel een andere pen of iets anders dat schrijven kon in dit huis aanwezig zijn?
Eén voor één trok hij de laatjes uit de kasten en kieperde ze om. Binnen een paar seconden had hij zichzelf omringd met minstens tien jaar van zijn leven. Of van zijn niet-leven, het was maar hoe je het bekeek. Zijn oude agenda’s stonden vol met afspraakjes die nooit waren geweest en die ook nooit zouden komen. Wie had hij er eigenlijk mee voor de gek willen houden? Niemand anders dan hijzelf had er ooit in gebladerd.
Hij gooide de agenda’s achteloos achter zich en spitte verder in de berg spullen. Oude postzegels, een nooit gebruikt memoblokje, een rekenmachine zonder batterijen… Maar geen pen. Geen potlood, stift, krijtje… Waarom toch niet?! De enige pen die zich hier in het huis bevond lag nu achter een grote staplant zich nutteloos te maken door niet meer te kunnen schrijven, terwijl er ooit zulke prachtige leugens uit hadden gevloeid. En nu het tijd werd om de waarheid te verkondigen werd er geen druppel inkt meer prijsgegeven. Er moest een vervanger voor worden gevonden, en wel hier en nu.
Koortsachtig begon hij te denken. Alle kamers in het huis ging hij in gedachten af. Ergens moest iets bruikbaars zijn… Een duif streek neer op het balkon en koerde zachtjes. Hij wierp een woedende blik op het dier. Kon hij zelfs in zijn eigen huis niet meer rustig nadenken?
‘Oprotten!’ schreeuwde hij naar het beest toe. Met klappende vleugels en hevig verontwaardigd gekoer steeg het weer op.
Goed, iets schrijfbaars… Hij draaide zich weer naar de kast om en overpeinsde alle mogelijkheden. Toen, als door een wesp gestoken sprong hij op en rende naar de keuken. Natuurlijk! Waarom had hij daar niet eerder aan gedacht? Met een soepele beweging schoof hij de keukenla open. En daar, tussen allerlei elastiekjes, een vergeeld buskaartje (geldig tot mei 1996) en een heleboel stof, lag zijn schrijfgerei!
Met trillende handen pakte hij het op en keek er verrukt naar. Zachtjes schudde hij het heen en weer en hoorde het tot zijn vreugde rammelen. Voorzichtig schoof hij het doosje open en verschenen er twee nog geheel intacte, nooit gebruikte lucifers. Een glimlach verscheen om zijn mond. Met het doosje veilig in zijn vuist liep hij naar de kamer. De omgevallen stoel werd weer keurig achter de tafel gezet en het doosje werd naast de nog maagdelijke, witte vellen papier gelegd. Tevreden keek hij even naar het tafereel en nam toen plaats op de stoel.
Het uur van de waarheid was dan toch eindelijk aangebroken. Hij haalde één van de lucifers uit het doosje en streek de kop er voorzichtig langs heen, maar in plaats dat er een mooie vlam verscheen vloog er slechts één miserabel vonkje vanaf. Met de lucifer nog tussen zijn duim en wijsvinger bekeek hij het resultaat. Slechts het topje was verbrand waardoor de gehele lucifer in een keer waardeloos was geworden. Met dit resultaat kon hij zelfs nog geen stip op het papier zetten! Hij legde de lucifer naast het papier neer en pakte de andere uit het doosje. Deze keer moest het lukken. Zonder erbij na te denken streek hij hem langs het doosje. In tegenstelling tot de andere lucifer produceerde deze een prachtige vlam die langzaam zijn weg zocht langs het stokje. Op het punt van breken doofde hij de vlam.
Tevreden keek hij naar de lucifer. Met het ontstane houtskool kon je prima iets op papier schrijven, wat hij als kind vaak had gedaan. Zodoende was hij op het idee gekomen.
Ingenieus, al dacht hij het zelf. Maar nu moest hij zich hierop concentreren. Hij brak voorzichtig de kop van de lucifer af en legde het papier schuin voor zich neer zoals het hem vroeger op school was geleerd. Hij bewoog de lucifer naar het papier en probeerde het trillen van zijn hand zoveel mogelijk te minderen.
Nu kwam het erop aan. Op het balkon koerde zachtjes een duif. Verstoord keek hij om. De duif zat op de reling en keek naar binnen.
Hij zuchtte. Goed, gewoon kalm blijven. Hij moest zich nu door niets meer laten afleiden.
Langzaam bewoog hij de lucifer naar het papier. De punt raakte het blad en langzaam trok hij een rechte lijn naar beneden voor de i…
Zo, hij haalde de lucifer weer van het papier. Trots keek hij naar de zwarte letter die duidelijk zichtbaar was op het witte papier. Het begin was er.
Hij zette de lucifer weer op het papier en wilde net aan de tweede letter beginnen toen de duif koerde.
De duif koerde en de man schrok op. De tweede letter was geen letter geworden. De man brulde woest. Er zat een vlek, een vlek op het eens zo mooie witte papier. In zijn hand hield hij een helft van een lucifer. De andere helft lag versplinterd over het vel papier. De duif sprong geschrokken een stukje opzij.
Opeens verdween de woedende blik van de man. Haastig liep hij de kamer uit. De duif sprong van de reling af en belandde midden op het balkon. De man verscheen weer. Met één hand deed hij voorzichtig de deur naar het balkon open en de andere had hij tot vuist geklemd. De duif hipte achteruit. Een grijns verscheen op het gezicht van de man. Hij opende zijn hand en liet voor zijn voeten wat muesli vallen.
De duif keek met een scheef kopje de man aan. Die bewoog niet. Aarzelend hipte hij naar hem toe. Hij pikte het eerste graantje op dat in zijn bereik lag. Schuchter keek hij op naar de man. Die maakte geen aanstalten om hem aan te vallen of wat dan ook.
Weer hipte hij dichterbij en at schichtig wat van de granen die op de grond lagen. Dit gebeurde een paar keer totdat hij op ongeveer een halve meter afstand van de schoenen van de man was beland. Hij pikte nu bijna onverstoorbaar de granen op, want de man bewoog toch niet. Toen, in een fractie van een seconde had de man zich gebukt en zijn handen om de nek van het beestje gelegd. Een verschrikt gepiep onstak uit de keel van het dier wat langzaam maar zeker overging in een doodse stilte.
De man had de duif vast. Het nekje bungelde langs het lichaam.
Hij legde de duif op tafel. Een geschenk uit de hemel, bedacht hij zich. Zachtjes grinnikte hij om zijn gedachte. Ja, hiervan moest hij optimaal gebruik van maken. Hij liep naar de keuken en haalde er het scherpste mes tevoorschijn dat hij had. Met het mes in zijn handen liep hij terug naar de kamer. Het had iets; hij en het mes. Het was nu tenminste duidelijk te zien dat hij hier de baas in huis was. Hij legde het mes naast de duif neer en ging zitten. Hij pakte de duif weer op. Het voelde enigszins vreemd aan, maar dat maakte het misschien nog wel spannender. Willekeurig trok hij wat veren uit het dier en legde ze netjes op een rijtje voor zich neer. Hij inspecteerde de pennen van de veren zorgvuldig en koos toen de beste uit. De rest schoof hij opzij en legde de duif voor zijn neus. Hij draaide het beestje op zijn rug en pakte het mes op. Net zoals hij met de lucifer een rechte lijn op papier had gezet stak hij het mes in de borst en trok voorzichtig een rechte lijn naar beneden.
Binnen een paar seconden zaten zijn handen onder het nog warme plakkerige bloed van het dier. Hij pakte de uitgekozen veer op en doopte het in de opengesneden duif. Er was meer dan genoeg bloed om zijn verhaal op te schrijven. Hij schoof zijn stoel iets opzij en legde het vel papier op een schoon stuk van de tafel. Dat er een paar spetters opkwamen maakte niet zo uit, er zat immers al een zwarte vlek op.
Weer zette hij de eerste letter op papier. Kaarsrecht, misschien wel mooier dan de eerst keer. Het rood stak mooi af op het witte blad. Hij schreef verder:
‘Ik ben Richard en ik ben 41 jaar. Op een of andere manier ken ik geen emoties voor alle levende wezens om me heen. En dat is de waarheid.’
Hij legde de duivenveer op tafel. Zo, het stond er nu dan eindelijk. Met zijn hand veegde hij langs zijn neus en wachtte…
en wachtte…
en wachtte…
Hij keek naar de duif maar voelde niets. Zie je wel dat dat schrijfgedoe niets hielp! Die rotdokter ook altijd met hun ideeën!
Hij keek van zijn bebloede handen naar de duif.
Ach, hij had tenminste nog avondeten.