Ik droomde van mijn vriendin en ik en nog iemand.
We stonden een eind uit elkaar op de grasveldjes tussen twee
autowegen.
Het gras was nat en ik had blote voeten.
We speelden een spel. Ik schopte tegen een klein geel balletje
zo een van een beachball-spel weet je wel.
Het balletje kwam verbazingwekkend ver.
Zo droom ik vaker dingen.
Over grote gebouwen waar ik de weg niet vind.
Het is simpel maar ik ben niet in staat om te zoeken.
Dan kom ik bij de steeds terugkerende trap met brede treden.
Ik loop in een stevig tempo naar beneden
en neem ondertussen steeds grotere stappen.
Zo overbrug ik afstanden van meer dan zes meter
en er komt geen einde aan, totdat ik de vrije lucht in zweef.
En zweef als in de spelletjes die ik kende totdat ik land in
de zandbak van een ver verleden.
Vanaf daar ren ik verder over de muur, horizontaal, en zweef met een sprong richting het huis van mijn ouders, waar niemand is.
Ik sluit de gordijnen.
|