Aug.
Hij blijft in bed vandaag. Hij zegt zelf dat het wel meevalt, maar hij is ziek hoor, mijn man! Ik hou hem lekker een paar daagjes thuis, in bed. Heb ik de hele benedenverdieping ook eens voor mezelf. Ik moet hem wel een beetje vertroetelen, dat spreekt vanzelf. De arme schat. Ik ga nu thee met honing voor hem maken.
Een klein stukje maar van mijn helft van het bed. Mijn vrouw zegt dat ik me niet zo goed voel. Ik mag in bed en thee met honing. Nu moet ik slapen.
Aug.
Het gaat weer wat beter met hem (mede dankzij mijn goede zorgen en de thee met honing). Hij heeft al geen koorts meer, maar vandaag blijft hij nog in bed. Hij moet een beetje uitzieken en ik heb de tafel ook nog niet met het bankstel van plaats verwisselt. Dat ga ik nú doen!
Ik vind het saai worden. Er is niets te doen op mijn helft van het bed, morgen meld ik me beter.
Aug.
Hij mag weer naar zijn werk, dan kunnen boven de ramen weer open. Hij vond de nieuwe inrichting erg mooi, hij zei dat hij de tafel al zo lang wat meer in het licht wilde hebben. Hij was ook blij dat hij weer naar zijn werk kon, heel dapper, maar ik geloof er niets van. Zijn baas is niet de zachtste.
Ik mag weer naar mijn werk! Zie ik Jan en Joop weer! Mijn eigen kantoor! Het werd een beetje suf in bed, maar nu ben ik weer helemaal fit. Het heeft toch geholpen.
Tot zover. Een beginnetje van een verhaal of is het hopeloos en moet ik er nú mee stoppen? Aan u de keus!