Zij
Ik voel zijn ogen in mijn rug. Ik weet dat hij naar me kijkt, ook al zie ik hem niet. En ik wil hem niet aankijken, dus kijk ik voor me. Met mijn armen leun ik op het hek in de fietsenstalling. Het metaal is glad en koud, ik voel het als ik er met mijn polsen overheen wrijf. Het bezorgt me rillingen, die over mijn rug lopen. Ik tril en ik weet dat hij het ziet.
Ik probeer me zo klein mogelijk te maken, in de hoop dat hij dan niet meer naar me kijkt. Ik durf deze confrontatie niet aan. Hij weet wat er met mij aan de hand is en hij heeft gezegd dat hij me nooit zal laten vallen, maar ik geloof hem niet. Ik wil niet teleurgesteld worden, niet weer.
Maar ik ben te bang. Ik durf het niet tegen hem te zeggen, want ik wil niet dat hij boos op me zal worden. Ik voel dat hij me opneemt en het enige dat ik op dit moment wens is dat ik onzichtbaar ben. Maar ik ben het niet. Waarom gaat hij niet weg?
Hij
Waarom kijkt ze niet om? Ze weet dat ik er sta, dat zie ik aan haar houding. Zou ze me toch niet willen of zou ze bang voor me zijn? Ik heb haar met heel mijn hart beloofd haar nooit te laten vallen. Ze is alles voor mij, ik wil haar nooit meer kwijt. Maar ik heb haar nog niet eens. Ze staat daar maar, zo hulpeloos. Ik wil mijn armen om haar heen slaan en haar nooit meer loslaten, maar ik durf het niet. Die stap durf ik niet te wagen. Ik ben zo bang dat ik haar af zal schrikken en dat ze nooit meer met me te maken wil hebben. Wat moet ik doen om haar te laten zien dat ik er voor haar ben? Waarom kijkt ze niet heel even naar me?
Zij
Hij staat er nog steeds. Ik wil dat hij weggaat, want ik voel me ongemakkelijk. Het is mijn eigen schuld dat hij blijft staan. Waarom doet hij dat? Ik ben waardeloos, hij verdient geen meisje zoals ik. Er zijn veel mooiere meisjes op school, maar hij kiest mij. Waarom? Waarom doet hij me dit aan? Hij weet toch wat er met me is? Hij weet dat ik bang ben en toch blijft hij staan. Wat wil hij van me?
Hij
Ik denk dat ik ga. Het heeft geen zin om zo te blijven staan en naar haar te kijken. Ze voelt zich ongemakkelijk en niet fijn, anders had ze zich allang omgedraaid. Dan had ze misschien gezegd dat ik weg moest gaan. Nu is ze bang, maar ik vang de signalen op met mijn lichaam en mijn gevoel. Ik maak haar bang. Waarom wil ik juist haar hebben? Waarom niet een ander meisje, dat gewoon gelukkig is en geen problemen heeft? Waarom heeft mijn geest haar verkozen?
Zij
Hij gaat weg. Ik hoor zijn bewegingen. Zijn schoenen kraken, dat betekent dat hij zijn voeten verzet. Nu heb ik het weer verpest. Nu loopt hij voor altijd weg uit mijn leven, omdat ik te onzeker ben om hem gedag te zeggen. Waarom doe ik altijd alles fout? Hij moet blijven staan!
Hij
Ze beweegt haar rug. Het lijkt wel of ze hem recht, alsof ze moed verzamelt om naar mij toe te komen en me tegen te houden. Ik twijfel. Aarzel of ik toch niet moet blijven staan of naar haar toe moet lopen. Mijn armen om haar schouders leggen en haar vasthouden. Haar vertellen dat ik van haar hou en dat ik er voor haar ben. Ik twijfel. Maar ik doe het niet. Ik wil haar niet afschrikken.
Zij
Hij loopt weg.
Hij
Ik ga weg.
Zij
Ik draai me om…
Hij
Ze draait zich om!
“Hoi.”
__________________
Hm... Larstig... ;)
|