De jonge krijger voelde naar het zakje dat vastgenaaid zat op zijn hemd, op de plek waar zijn hart in zijn borstkas klopt. Hij ging met de vingers over de contouren van een in leer verpakte pluk wolvenhaar, het was vastgebonden met een leren veter, hij straalde, dit zou zijn eerste veldslag worden. Gister had hij na het zolang oefenen met dat oude zwaard een nieuwe gekregen van zijn vader. Het was een zware, met een glanzend breed lemet, het handvat was omwikkeld met leer en veters. Varulf staarde over het veld, hij merkte de naderende wolk van lichtjes weer op, het waren de ‘inferieur’ zoals zijn vader ze noemde. Hij haatte ze, zijn hele hart was gevuld met de haat die deze ‘inferieur’ voortbrachten. Hij stak zijn zwaard in de lucht, rook de geur van spanning. De maan wierp een doffe gloed over het zwaard en zijn hand gleed over het lemet toen er op zijn schouder getikt werd. ‘Voor Odinn’ zij zijn vader. ‘Voor Odinn!’ antwoorde hij, en op dat moment gaf de leider van het kamp het signaal om aan te vallen. Met zijn allen rende ze de heuvel af, gekleed in vellen van wolven. Vooraan gekleed in vellen van beren, Varulf had voor hij zijn zwaard kreeg naakt een wolf moeten doden om zich te bewijzen als Ulfheidin. Hij droeg nu ook de vacht van het beest dat hij doodde. De meeste mannen droegen zwaarden, net zoals Varulf maar anderen hadden knotsen, bijlen of renden blootshand de heuvel af.
Toen de ‘inferieur’ het doorhadden dat ze in een nederlaag liepen maakte de voorste aanstalten om ze terug te leiden, maar het was te laat. De kampleider maakte een diepe brul en schoof zijn zwaard diep in de keel van de voorste, het was het begin van bloedvergiet. Overal in het dal rolden hoofden, wierpen getroffenen zich neer op hun Moeder Aarde, goot het bloed. Varulf genoot van de spanning, hij grinnikte toen hij oog in oog stond met de eerste ‘inferieur’ die hem de kans gaf een ‘inferieur’ te doden. Varulf snoof toen de man wegrende en hij stoof hem achterna, de man struikelde en haalde zijn hoofd open aan een steen. Varulf brulde ‘Zwakke!’, hief zijn zwaard en stak het zo diep hij kon in zijn rug. Spetters rood raakten zijn hoofd, zijn grijze wolvenvel vertoonde nu ook het leven dat eerder in de man had gezeten. Achter hem hoorde hij een gil, hij draaide zich grinnikend om, zijn zwaard uit het lijf trekkend. Varulf zag zijn oom een jonge mooie vrouw grijpen, zijn oom kneep haar mond dicht, deed haar lange rok omhoog en zijn eigen broek omlaag. Hij duwde haar op de grond en begon zich aan haar te vergrijpen. De vrouw huilde, huilde meer tranen dan Varulf ooit uit iemand had zien stromen en Varulf stond daar maar, genageld aan de grond. Zijn lach had plaats gemaakt voor afschuw en plots herrinerde het schouwspel hem aan zijn eigen jonge metgezel, Demina. Demina, die goudharige godin die hem heeft leren houden van iemand.
Varulf slaakte erin een schreeuw uit te brengen, trok zijn zwaard en riep ‘Voor Odinn!’ en stormde op zijn oom af.
|