De titel heeft eigenlijk niet zoveel te maken met het verhaal. Maar het is nu eenmaal zo gekomen. Er is geen 'Plug I' en er komt ook geen 'Plug III'.
- - -
Een knallende hoofdpijn doet me ontwaken uit een vergeten slaap. Kreunend grijp ik naar mijn hoofd. Met elke slag van mijn hart knalt een vreselijke pijn door mijn hersens. Het voelt als een te hard opgeblazen ballon van leerachtige huid. Stampend.
Met moeite kan ik mijn hoofd loslaten en mijn ogen openen. Grijze kleuren komen vaag op me af en ik sluit mijn ogen weer.
Ik weet niet hoe ik hier gekomen ben. Door de pijn kan ik me niets herinneren. Langzaam besef ik dat ik op een matras lig. Een oud en hard matras, als in een gevangenis. Ben ik een gevangene? Ik kijk nogmaals om me heen en zie zware, grijze betonnen muren aan alle kanten. Een fel lampje, dat hangt aan een kapotte draad, verschaft een pijnlijk licht. Overal muren, als in een cel… waarom ben ik in een cel?
Ik weet me met moeite overeind te hijsen en zit op de rand van het matras. Mijn hoofd houd ik tussen mijn handen, om een uitbarsting te voorkomen… elke hartslag is een helse scheut die door mijn hoofd klieft. Ik voel mijn lichaam af naar oneffenheden, gebroken botten of wat dan ook, maar ik vind niets. Ik draag kleding die ik nog nooit gezien heb, die ruw tegen mijn huid aan jeukt.
Waar ben ik? In een kleine, vierkante kamer van beton. En plotseling zie ik het. Er is geen deur. Ik kijk op de vloer, voor een luik, maar er is niets. Ik sleep het stalen frame van het bed weg, maar ook daaronder is niets dan grijs beton. Ik val weer neer op het matras met een hoofd dat op klappen staat.
Als hier geen deur is, hoe kom er dan ooit weer uit. Beter nog: als hier geen deur is, hoe ben ik er dan ooit ingekomen? Ik draai me om en staar naar boven, met een hand op mijn voorhoofd om me tegen het licht af te schermen. Ik denk na. Mijn oren suizen. Ik pulseer.
De knellende hoofdpijn benauwt me. Het ontbreken van een deur ook. Het feit dat het plafond de vorm van een driehoek heeft misschien nog meer. De vloer is een vierkant. Het plafond een driehoek. Ik volg de lijnen van de onderste hoek naar het bovenste punt en alle vier komen ze netjes uit in een ander punt. Ik probeer de lijnen van boven tot onder te volgen, maar de hoofdpijn ontneemt me het zicht… waarom doet het zo’n pijn? De onmogelijke opsluiting is misschien te verdragen, als de pijn maar ophoudt.
Voor het eerst zie ik mijn handen en ik schrik. Aders kruipen als dikke wormen over mijn vlees. De groenblauwe kleur schijnt door mijn dikke, rode, warme huid heen en met elke donderslag van mijn hart zwellen ze op. Ik trek mijn shirt uit en zie dat het bij mijn bovenarmen ook zo is. Mijn nek is een dikke sjaal van neerwaartse aderen die me de adem ontnemen. Ik piep in paniek en hap naar lucht. Pas na een poos van liggen en ademhalingsoefeningen, hoe onmogelijk dat ook is met een knappend hoofd, kan ik mijn voeten onder ogen zien. Hetzelfde.
Ik merk pas nu hoe warm ik het heb, hoe mijn lichaam pulseert bij elke hartslag, wat een enorme druk er op mijn ogen, mijn hoofd, staat. He plafond lacht mijn paniek uit. Alles doet pijn.
Stilliggen helpt niet. De pijn wordt erger en mijn aders dikker. Ik zit stampvol met bloed. Er is iets vreselijk misgegaan in mijn lichaam, iets wat ik niet kan zien of voelen. Alleen de gevolgen stampen op me in. Muffe zuurstof… hoelang adem ik mijn eigen lucht in?
Met de rug van mijn hand schraap ik over de betonnen vloer. Harder en sneller. Huidschilfers op het ruwe grijs. Nu rood bloed. Ik druk mijn hand tegen de muur, warm. Met een enorme kracht trek ik hem eraf. Ik hoop een spuitende fontein bloed te zien. Het is een miezerig straaltje rode vloeistof. Bijna stroop. Uit de wond op mijn hand. De pijn neemt niet af.
Mijn andere hand schaaf ik ook open. Zelfde resultaat. De druk op mijn hoofd wordt ondragelijk. Ik moet meer bloed uit mijn lichaam krijgen. Met een vurige waanzin, aangewakkerd door de pijn, stamp ik de stalen poten van het bed op de grond tot er betonschilfers loskomen. Ik veeg het zweet weg. Bloed op de binnenkant van mijn hand. Uit mijn oren. Ik maak haast.
Met de scherf kras ik. In voeten. Om aderen te openen. Lucht te geven. Dik rood gulpt. Ik scheur mijn hals. Voel warme drab. Over mijn verhitte borst. Trillend kras ik mijn polsen door. Gulpend rood.
Ik laat me op het matras vallen. Wachten op wat komen gaat. De pijn hamert op me neer. Maar ik voel een verkoeling… Mijn warme, gevulde vingertoppen voelen mijn buik niet meer. Ik loop leger en leger. Met een schok zie ik het plafond. Nu een vijfhoek. Ik heb geen kracht meer. Om de pijn te overwinnen. De hoeken. Van vloer. Kan niet tellen. Nu weet ik zeker. Koele bries. Over buik. Borst…
Of. Laatste adem?
- - -
LUH-3417
|