Hm, ik heb dus dit stukje geschreven (ik wil het nu niet meteen een verhaal noemen), maar ik weet niet of het wat is.
Het is anders dan dat ik normaal schrijf, meer emoties denk ik. Ik wil graag weten wat jullie hier nou van vinden, graag meningen/kritiek dus.
Een zachte fluistering deed haar ontwaken. Ze schrok toen ze vlak naast zich een gestalte zag. Een koele hand werd voor haar mond gehouden, maar het was niet nodig; Het kwam niet in haar op om geluid te maken, want ze herkende hem.
‘We gaan,’ fluisterde hij.
Ze haalde diep adem. Een beetje schokkerig, niet door het voorstel, maar door de koele lucht die door het open naar binnen waaide. Ze trok de deken wat verder over zich heen.
‘Ga je mee?’
Ze deed haar mond open om wat te zeggen, maar bedacht zich meteen waardoor er enkel een nietszeggende klank hoorbaar was. Ze sloeg de deken van zich af.
‘Het tocht,’ zei ze toen zachtjes.
Hij liep naar het raam en schoof het dicht. Haar tenen raakten de koude vloer, een rilling ging door haar heen. Ze trok de nachtjapon over haar hoofd uit en keek naar hem. Hij stond, met zijn handen op de vensterbank geleund, naar buiten te staren. Ze kon niet uit zijn houding opmaken hoe hij zich voelde. Meestal was hij een open boek, maar nu had hij zichzelf gesloten. Het bracht haar van haar stuk en tegelijkertijd werd ze zich bewust van haar naaktheid. Ze trok snel, geruisloos haar kleren aan die naast haar op de stoel lagen.
Ze bukte zich om haar schoenen te pakken die onder het bed lagen. Zijn blik was op haar gericht, ze voelde het. Het strikken van haar veters leek opeens een onmogelijke opgave. Ze keek op.
Haar ogen ontmoetten de zijne. Door het maanlicht kreeg zijn gezicht iets grimmigs, een trek die je normaal niet bij hem zou kunnen vinden.
‘Vertrouw je me?’ vroeg hij. Zijn ogen dwongen haar hem aan te kijken.
Ze knikte.
Hij haalde diep adem en draaide zich weer om naar het raam. Zijn rechterhand verkrampte.
Ze schaamde zich. De twijfel was duidelijk aanwezig geweest en hij had het gemerkt. Hij had haar beloofd nooit pijn te zullen doen. Waarom, waarom had ze dan toch getwijfeld?
Ze stond op, het bed kraakte.
‘Mijn jas, hij hangt beneden.’
‘We gaan ook niet door het raam,’ antwoordde hij zachtjes.
Niet? Ze liep naar het raam en keek de tuin in. Daar, tegen het tuinhuisje aan stond de oude ladder.
‘Ik zie niet in waarom dit huis anders een deur heeft.’ zei hij toen zij hem vragend aankeek.
Voor een vreemdeling zou haar verbazing misschien vreemd hebben aangedaan, maar hij was altijd via het raam gegaan. Tot nu.
‘Het is tijd voor veranderingen.’ fluisterde hij terwijl hij zijn blik alweer naar buiten had gericht.
Ze keek hem aan. Het vertrouwde gevoel dat ze normaal kreeg als hij bij haar was had plaats gemaakt voor iets anders. Hij leek niet meer tastbaar, daar staand bij het raam. Het was eerder een scène uit een film waar de acteur zo dicht bij je leek dat je hem bijna zou kunnen aanraken, terwijl je wist dat hij onbereikbaar was.
Ze wilde tegen hem schreeuwen, hem door elkaar schudden, roepen dat er wat haar betreft niets hoefde te veranderen…
Maar hoe vaak had ze ook al niet gezegd dat er iets moest veranderen?
‘Kom,’ zei ze toen.
‘Ja?’ vroeg hij. Want hij was degene die kom had moeten zeggen.
Maar zij had het gezegd. ‘Ja,’ antwoordde ze. Nu was er geen weg meer terug.
De traptreden kraakten, uit de kamer klonk het geluid van de televisie.
Haar handen waren koud als ijs, maar haar hoofd leek wel in brand te staan. Ze haalde haar jas van de kapstok. Een streep licht viel onder de kamerdeur door de gang in. Ze streek met haar hand langs de deur. Ze voelde zijn blik. Hij volgde elke beweging die ze maakte, misschien… nee.
Ze trok haar jas aan en draaide zich om. Zijn warme hand omsloot de hare en samen verlieten ze het huis.