Lieve Thomas,
Dit is al de tweede keer dat ik over je schrijf vandaag. Ook al schrijf ik in dit boek alleen gedichten; dit is een brief. Een brief waarvan ik niet wil dat iemand hem leest, maar die ik wel wil schrijven; die ik móet schrijven.
Het gedicht wat ik zo’n twee uur geleden over je heb geschreven, heet ‘kind of like you too’. Ik ‘like’ je nog steeds, maar voor de rest zijn mijn gedachten over jou in die twee uur helemaal veranderd.
Ik ben niet verliefd op je; ik vind je niet eens leuk op die manier. Als ik me voorstel dat ik met je zoen, moet ik lachen. Zie je het al voor je? Mijn hoofd is veel te groot voor jouw kleine! Nee, ik hoor bij Bjorn! Jij bent één van zijn beste vrienden. En weet je, Thoom? Je bent voortaan ook één van mijn beste vrienden. Als je dat wel wilt zijn, trouwens.
Ik vind je lief. Als vriend, en dat blijft zo. Ik hoop dat we nog heel veel lol gaan hebben. Eigenlijk weet ik dat wel zeker. De volgende keer dat ik je hand vast pak, zal dat zijn omdat je één van mijn beste vrienden bent. Stiekem was dat gisteren ook al, maar ‘door omstandigheden’ ben ik er teveel over na gaan denken.
Bjorn is mijn vriend, en dat blijft hij. We horen bij elkaar; we houden van elkaar! Maar jij bent ook lief hoor…
Ben blij dat ik je heb leren kennen, Thoom!
Kus,
anoniempje
PS: Wil je dan nu mijn hand loslaten?
__________________
...amen...
|