helpppppppp!! heeft iemand informatie over licht en lenzen?

[free_flower_free]

ik moet voor natuurkunde een praktisch verslag maken over licht en lenzen....... heeft iemand informatie daarvan? (havo/vwo niveau)

--> natuurkunde?

[Tampert]

2 topics... ik ga ff op deze in. Valt veel over te vertellen. eehm... geef eens een precieze vraag?

[edit] tiebvout[/edit]



[Dit bericht is aangepast door Tampert (07-04-2001).]

[free_flower_free]

ik moet een praktisch verslag maken voor natuurkunde, ik moet zoveel mogelijk informatie hebben over lich en lenzen, vb: voorplanting en terugkatsing van lich, breking van lich, lenzenformule en lineaire vergroting, werking van het lenzen en het oog, het nut van een lope, enzzzzzzzzzzz

[Tampert]

ohk... daar gaan we.
Zie voor de bijbehorende formules overigens BINAS tabel 35.

Licht plant zich voor in elk medium, zowel in vacuüm als in lucht, water, glas etc. Licht plant zich voor in alle richtingen. Je kunt wel een streepje licht maken (bijvoorbeeld met een plaat waar een aantal grote spleten in zitten. Maar je zult zien dat de verschillende lichtlijntjes uiteindelijk toch weer gaan vervagen, ecvhter gaan we er bij het kijken naar lensen en trugkaatsing voor het gemak vanuit dat licht uit verschillende stralen bestaat. Licht kan op twee verschillende manieren terugkaatsen. Ten eerste kan het alle kanten opkaatsen. Dit heet volgens mij duiffuus. Denk bijvorbeeld aan hout. Als je met een zaklamp op eedn boom schijnt zal je de schors van de boom wel zien maar je kunt niet onder een hoek kijken zodat je recht in de bundel zit. De andere manier van terugkaatsing is echter interessanter om te bekijken omdat we daar formules op los kunnen laten (en dat is natuurlijk het ultieme doel van Natuurkunde: Het loslaten van formules op de natuur). Zo is de hoek die de invallende straal met de normaal (=lijn loodrecht op de spiegel door het punt waar de straal de spiegel raakt)(deze hoek heet i) maakt gelijk aan de hoek die de uitgaande straal met de normaal (deze hoek heet r) maakt.

De lichtsnelheid verschilt per medium. Dit betekent dat als een lichtstraal van medium verandert deze gebroken (afgebogen) wordt. Stel je de lichtstraal eens voor als een autootje wat je over de tafel laat rijden (je lanceert het). Als je op een stukje van de tafel schuurpapier plakt en je laat er de auto weer heenrijden dan zal één van de wielen vertraagd worden dus de auto zal afbuigen. De verhouding tussen de sinus van de hoek van de invallende lichtstraal met de normaal en die van de gebroken lichtstraat met de normaal is constant mits de beide media (of mediums) hetzelfde is. Dus als je de sinussen van alle hoeken van alle invallende lichtstralen van lucht op het vlak van de glasplaat zou delen door de sinussen van de hoeken van de lichtstraal in het glas er steeds maar weer hetzelfde getal uit zou komen (is het niet pr8ig! ). Dit getal heet de brekingsindex (ook wel n) van glas. Elke stof heeft zijn/haar eigen brekingsindex. In BINAS staan er een paar aangegeven. Er wordt steeds uitgegaan van stralen die uit lucht in het genoemde medium komen. Verder heb je nog de grenshoek dat is de hoek waarbij nét al het licht teruggekaatst wordt en er dus geen licht meer rechtdoor door het medium gaat. Deze hoek wordt aangegeven met de letter g.

Een lens werkt ook met breking. Door de bolling of holling van de lesn wordt het licht geconvergeerd (de stralen komen samen in een punt na de lens) en gedivergeerd (de stralen komen sasmen in een denkbeeldig punt vóór de lens) worden. Een bole lens convergeert een holle divergeert. Elke lens heeft ghaar specifieke brandpuntsafstand (f). Dit is de afstand van het begin van de lens tot het (bij een - lens denkbeeldige) punt waar de lichtstralen samenkomen. een scherp beeld voldoet aan de voorwaarde dat 1 gedeeld door de afstand van het te projecteren ding tot de lens plus 1 gedeeld door de afstand van de lens tot het te vormen beeld gelijk is aan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand (1/v)+(1/b)=(1/f) dit heet de lenzenformule (jaja hij is er hoor!)
de vergroting die het object krijgt heeft iets te maken met de verhouding tussen de afstand van het voorbwerp tot de lens en die van de lens tot het beeld. |b/v| = N

Je hebt twee verschillende soorten beelden. Het virtuele en het reële beeld. Het reële beeld bevindt zich aan de andere kant van de lens als het object. Je kunt dit beeld dan ook op een scherm vangen. Een virtueel beeld bevindt zich aan dezelfde kant van de lens als het voorwerp. Je kunt dit beeld alleen bekijken als je vanaf de andere kant de lens in kijkt. Je ziet dan het virtuele beeld door de lens heen. Van dit princiepe wordt bij loepen en brillen gebruik gemaakt. De lens in het oog is een lens die het licht zo breekt dat op het netvlies een scherp beeld ontstaat (uit m'n hoofd: Volgens mij is de lens in het oog een lens van +4).

Ik weet niet of je hier wat aan hebt. Schrijftelijk uitleggen is niet mijn sterkste punt...