Een geluid, een woord.. Alles was te veel nu. Ze wilde alleen zijn, eenzaam zijn. Niemand om haar heen. Alleen de stilte was haar vriend, die kon ze vertrouwen. Dus ze praatte voor zich uit.. ze praatte en praatte net zolang tot de stilte geen stilte meer was.. en ze weer alleen was..en eenzaam..
De pijn die ik meedraag in mijn hart is te groot om te delen, het is onmogelijk om er over te praten, hoewel ik niets liever wil. Ik draai me om in mijn bed en kijk recht in de ogen van mijn beer. Misschien wil Beer wel luisteren. En langzaam begin ik tegen Beer te praten alsof ik een verhaal vertel.. En het ging zo:
Er was eens een meisje dat anders was. Niet anders omdat ze er raar uitzag, nee ze was anders van binnen. Ze was bang voor de liefde. Bang om van mensen te houden. Maar het gekke was dat iedereen van haar hield, ze werd bemind om haar vrolijkheid, haar optimisme en om haar zorgzaamheid. Ze werd bemind om haar masker, want diep van binnen zat een klein, eenzaam, bang meisje. Van jongs af aan was ze al het zonnetje in huis, ze had geleerd niet te huilen als je ook zonder af kon. Dus ze huilde niet. Nooit. Niet van buiten tenminste. Haar hart huilde voortdurend, was vergeten hoe te lachen.
Toen ze 10 was wist ze niet beter. Soms vergat zelfs zij even dat ze niet was wie ze was. Zo lukte het haar om gelukkig te zijn. Maar soms, zo af en toe, kwam het weer boven. De onmacht, het verdriet en de tranen. Ze wist niet wat ze er mee aan moest.
Toen ze 14 was werd ze verliefd. Ze was compleet van de wereld, en huppelend over de wolken lukt het haar weer gelukkig te worden. Maar de ramp voltrok zich.
Zij stuiterde van de wolken toen hij van haar bleek te houden. Nu moest zij ook van hem houden. Houden van betekende dat ze zich open moest stellen voor hem, dat hij haar wilde kennen, dat hij alles van haar wilde weten. Zij wist nog niet eens alles van zichzelf, laat staan dat hij dat mocht.
Toen ze 15 was dwong ze zichzelf om zich open te stellen voor de nieuwe jongen in haar leven. Niet alles mocht hij kennen, alleen alles wat veilig was. En hoe verder hij haar leerde kennen, hoe banger ze werd. Het voelde goed, te goed om zichzelf met iemand te kunnen delen. Ze wist dat ze steeds meer van zichzelf zou moeten laten zien. Toen hij tegen de muur opbotste stond ze voor de keuze. Laten vallen of laten staan. Ze wist het niet en liet hem twijfelen staan bij de muur, steeds er tegen opbotsend hopend dat hij zou vallen. Hij wilde praten, over de muur. Ze kon niet langer ontkennen dat er een muur was en besloot de sprong in het diepe te wagen. Want ze hield van hem, hoe eng dat ook was. En voor het eerst in haar leven huilde ze. Hij hield haar vast en zei dat hij van haar hield. Maar ze liet de muur niet vallen, wat hij ook zei. Om te zorgen dat hij niet bij haar weg ging gaf ze hem iets anders. Hij had haar geest niet, maar zij gaf hem haar lichaam.
En nu, nu is het over. Hij had niet genoeg aan haar lichaam en wilde door de muur breken. En om haar aan hem te binden schonk hij haar een kind. Zij wist het niet, zij wilde het niet. Nu weet ze het wel, maar wil het nog niet. Hij is nu weg en zij is alleen. Maar niet eenzaam, want diep in haar vechten twee kinderen om hun bestaan. De een zit veilig binnen de muur verteerd door verdriet, de ander wil bestaan in een wereld zonder muren, zonder beperkingen. En ze weet, één van hen moet weg wil de ander kunnen leven. Ze moest een deel van zichzelf opgeven om een nieuw deel te laten bestaan. Ze wilde dat ze ze allebei niet had.. Was ze maar alleen, was ze maar eenzaam..
|