Waarom lijkt alles en iedereen op elkaar?
Waarom roepen mensen als ze op vakantie zijn vaker: ‘Het is net alsof ik het hier ken!’
Waarom bouwen wij rijtjeshuizen die identiek gelijk aan elkaar zijn, met een even kleine tuin? Die huisjes werden uitgevonden om er zoveel mogelijk op een kilometer te zetten. Dat weet ik. Maar waarom willen mensen erin wonen? Als die behoefte niet bestaat, dan worden de rijtjeshuizen niet gebouwd en zelfs gesloopt. De mensen kiezen dus om erin te wonen, maar waarom?
Waarom zie ikaan kleren van mensen hoe zij ongeveer leven en waarom klopt dat beeld meestal nog ook? Neem Balkenende, kan hij mij verrassen met een SM-kelder in zijn huis? Nee. Met een afkeer voor een hobby als postzegelverzamelen? Nee. Porno op zijn privecomputer? Nee.
Hoe kan het dat grote groepen mensen jarenlang in blauwe spijkerbroeken liepen, hoewel er inmiddels een lichte, maar massale accentverschuiving is naar broeken met andere kleuren? Wie bepaalt dat volksstammen zich kunnen vinden in een geloof, terwijl dat geloof aan alle kanten rammelt in haar argumentatie? Waarom bieden die hiaten juist geen ruimte aan het individu om op te staan? Of hoor ik zijn stem gewoon niet, omdat hij te nietig is en pas luid spreekt als hij zich aansluit bij een groep en zich aanpast? Net zolang tot hij er rimpelloos in oplost. Waarom is het zo dat zelfs de mensen die zich wél onderscheiden op anderen lijken? Zijn er simpelweg teveel mensen?
Waarom is mijn verbazing niet uniek en is deze column al vele malen eerder geschreven? Waarom lijken zelfs de echte antwoorden op al deze vragen op elkaar?
|