Zoek eerst al je cijfers op. Dan kijk je of sommige cijfers zwaarder wegen dan anderen. Bijvoorbeeld: telt een toets twee keer zo zwaar als een SO (verrassingstoets)?
Vermenigvuldig ieder cijfer met de weging, en tel dan de uitkomsten op, en de totale weging, de som van de cijfers deel je door de som van de weging.
Dit is makkelijker met een voorbeeldje. Stel, je hebt drie toetsen gehad waarvoor je een 6,5, en 7 en een 8,5 had. Die tellen allemaal twee keer. Je had ook vier SO's, waarvoor je een 5, een 7 en een 8 had.
De toetsen tel je twee keer zo zwaar als de SO's, dus die vermenigvuldig je met 2:
2 * 6,5 = 13
2 * 7 = 14
2 * 8,5 = 17
De SO's tellen één keer:
1 * 5 = 5
1 * 7 = 7
1 * 8 = 8
Tel al die uitkomsten bij elkaar op:
13 + 14 + 17 + 5 + 7 + 8 = 64
Drie toetsen met weging 2 en drie met weging 1: (2 * 3) + 3 = 9
Dan delen door elkaar: 64/9 = 7,11
Dus dan krijg je een 7 op je rapport.
Doe dit nu maar met je eigen cijfers.