Betekenis ' mist '
1mis (de; v(m); meervoud: missen)
1 altaarofferande in de rooms-katholieke kerk: de mis lezen of opdragen
2 de muziek gedurende de mis
2mis (bijwoord)
1 niet raak, het voorwerp of doel niet treffend: in niet mis te verstane bewoordingen heel duidelijk; dat heb je mis daarin vergis je je
2 mislukt
3 slecht: het is weer mis met hem
mis·sen (miste, heeft gemist)
1 iets of iem. mislopen, niet treffen, niet raken: de kans missen (a) niet krijgen; (b) niet benutten
2 afstaan: iets kunnen missen
3 erachter komen dat iets niet is waar je het verwachtte: ik mis mijn horloge
4 met spijt of verdriet voelen dat je iets dierbaars niet meer hebt: we missen vader wel erg
5 mislukken: dat kan niet missen
mist (de; m; meervoud: misten)
1 wolk aan het aardoppervlak die het zicht beperkt: de mist ingaan mislukken
mis·ten (mistte, heeft gemist)
1 mistig zijn
__________________
Als je geen doel hebt, kan je ook de weg niet kwijt zijn.
A wise man once told me: There are many endings, but the right one is the one you choose.
|