Je nagels in m’n rug, pijnlijk zacht,
samen vallend, vragen stellend, welk
lawaai zou ‘k maken? De geluiden klinken elk
Precies zo helder als ik ze verwacht.
Dit was geen werk, geen gezwoeg,
met volle teugen genieten van de traan.
Ze zag me schreeuwen, hoorde me gaan
van dat zoete bloed heb ik nooit genoeg.
De stemmen in haar hoofd roepen me toe:
ga maar door, doe wat ik doe
leg je hoofd naast haar neer,
en deel die hemelse pijn nooit meer,
’t is vijf voor 12, de tijd dringt niet.
Neem haar tijd, en jouw verdriet.