[duits] 2 oefeningen met naamvallen

[Dr HenDre]

ik heb woensdag een herexamen en ik heb effe een oefening gemaakt kan iemand effe kijken of het goed is, en als het fout is wat het dan moet zijn en waarom.

1. Am 20. Oktober hatte er Gebrutstag. Das ist also 5 Tage (geleden) ???

2.Wenn du mich fragen (zou) soll, (zou moeten) söllst er jetzt damit aufhören.

3. Der Artx hat (jullie) euch lange warten lassen

4. Frau Gehlke ist da. Jetzt könnt (jullie) ihr (haar) ihnen besuchen.

5. Wann fangen für (hen) sie die Ferien an?

6. Es ist hier (beneden) unten wärmer als oben.

7. Herr Porz (wordt) wirst unseren Reisebegleiter

8. Kennst du die Kinder, ????? Eltern gestern bei uns waren?

9. Aber, Peter, ich bitte (jou) dir!

10. Die kinder wurden (door) bei den Lehrern(mv!) dazu aufgerufen, nicht in das Wasser zu gehen.

11. Oetra wohn seit dem ersten Oktober bei ihren neuen Freund.

12. Außer einigen Zeitschriften kaufte Ludwig für den Vater eine Packung Zigaretten

13. Rockefeller vergüfte über ein großes Kapital.

14. Die Hochebene erstreckt sich bis an den Fluss.

15. Detlev wohnt über einer Apotheke.

15. Anlässlich der Verordnungen mussen Hunde in unserem Dorf an der Leine geführt werden.

15. Nach dem Essen erzählte sie vond ihrem Freund in der Türkei.

16. Das Mofa hat einen frisierten Motor(m).

17. Als er mit der Beute in seinem altem Auto steigen wollte, verhaufte die Polizei den Verbrecher.

Dat was het dan, hoop niet te veel.
En nog iets, op de plaats van de vraagtekens weet ik niet wat je in moet vullen

Alvast hartelijk bedankt,
Henri

[Emilia]

1. Das ist also 5 Tage her.
'Her' enkel gebruiken met sein. Als je wilt zeggen "Vijf dagen geleden was hij jarig.": "Vor [+ Dativ denn temporal gebraucht] fünf Tagen hatte er Geburtstag."

2. Dit is een hypothetische zin dus gebruik je het best een conjunctief.
Wenn du mich fragtest, sollte er jetzt damit aufhören.
'Zou moeten' is hier als het ware een raad die je geeft --> sollen in Konjunktiv II

3. Je bedoelt hier waarschijnlijk der Arzt, maar verder is alles goed.

4. Jetzt könnt ihr sie besuchen.
Akkusativ weiblich Singular = sie
Wat jij hier gebruikt hebt, is de vertaling van 'hun'; Dativ 3. Person Mehrzahl. Probeer het rijtje te memoriseren.

5. Alles richtig!

6. Idem 5.

7. Herr P. wird unserer Reisebegleiter.
'Werden' is een Kopula (koppelwerkwoord) met een Prädikat (gezegde) dat altijd in de Nominativ staat.

8. wessen (wiens)

9. dich i.p.v. dir
'Bitten' + Akk. (evenals: fragen, kosten, es gibt, lehren [= aanleren]

10. von den Lehrern

11. wohnt - bei ihrem neuen Freund

15 b (want er zijn blijkbaar 3 vijftienen )
müssen

17. in seinem alten Auto
Letten op de Adjektivdeklination!
Duits is een heel spaarzame (zeg maar: gierige) taal. De Dativ-uitgang is al duidelijk bij 'seinem' dus mag je 'alt' zwak verbuigen (in dit geval -en).

Als extraatje:
Voorzetsels (de belangrijkste)

- Akkusativ: durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang (Postposition)

- Dativ: aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, an...vorbei (Zirkumposition)

- Genitiv: während, wegen, statt, trotz

[Dr HenDre]

thnx, je bent een schat!!!!

(nu hopen dat mn herexamen een beetje redelijk gaat )

[Emilia]

Dr HenDre schreef op 19-04-2004 @ 13:58 :
thnx, je bent een schat!!!!

(nu hopen dat mn herexamen een beetje redelijk gaat )

Mocht je nog vragen hebben: ik_emilia@hotmail.com.
Ik help graag en dit is mijn 'vakgebied'.
Zorg ervoor dat je kunt spelen met de basisprincipes van de grammatica (naamvallen!). Ik duim alvast!
Laat me alleszins weten hoe het gegaan is.