|
Ik kwam dit artikel net tegen en ik vind het echt ronduit ziekelijk! Wat vinden jullie er van? Dit is toch geen kunst meer, zelfverminking!
Uit eigen huid
de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 april 2004
Portret
Door Rob Gollin
Kunstvlaai, 8 tot en met 16 mei, Westergasfabriek, Amsterdam.
Joanneke Meester maakte een pistooltje van menselijke huid – háár huid, maar daar gaat het niet om. Ze wil met het kunstwerkje haar bezorgdheid uitdrukken over het geweld in de samenleving. 'Je treft iemand op afstand, zonder direct contact te maken, in tegenstelling met een mes, bijvoorbeeld.'
Daar lag de reep, uitgespreid op de snijplank. Krap twintig centimeter lang, in het midden bijna vier centimeter breed, en naar de uiteinden taps toelopend. Ze zette de schaar er in, zorgvuldig de contouren volgend van twee aan elkaar gesmolten plastic roerlepeltjes. Niet vergeten te spiegelen als de andere kant aan de orde is.
Het voelde snel flubberig aan, dat had ze niet verwacht na een verblijf van enkele dagen in de vriezer. Maar het materiaal bleek toch een zekere taaiheid te behouden. Toen ze het met steken visdraad om de lepeltjes vastzette, hier en daar plukjes fiberfill toevoegend om de gewenste dikte te bereiken, moest ze een tangetje gebruiken om de naald erdoor heen te trekken. Hoe het voelde? 'Alsof een kat met een dode muis aan het spelen was. Maar nog steeds was het iets van mij.'
Nu ligt het werkje voor haar in het atelier op de bovenste verdieping van het Sandberg Instituut in Amsterdam, nog steeds op de snijplank. Klein, enkele centimeters slechts, fragiel, wat bleekjes, maar onmiskenbaar een pistooltje, gemodelleerd naar een exemplaar uit het arsenaal van de Italiaanse wapenfabrikant Beretta. Waar de steken zijn gezet, is een roestbruine verkleuring opgetreden, een combinatie van uitdroging en gestolde restjes bloed.
'Zo is het eigenlijk het mooist.' Joanneke Meester (Purmerend, 1966) houdt het voorwerp even in de palm van haar hand. 'Zo is het nog dichtbij. Zo echt. Het is wel koud, ik dacht dat het wat zou opwarmen. Straks moet het op sterk water. Dan wordt het veel witter. Misschien begint dan het afstand nemen.'
Het is onontkoombaar. Uiteenvallen dreigt. Het is de huid van de kunstenares zelf die de lepeltjes en het fiberfill omspant. Ze heeft de strook vijf dagen eerder laten weghalen, van haar onderbuik. Een bevriende chirurg verrichtte de ingreep in een ziekenhuis, onder plaatselijke verdoving. Wie en waar houdt ze liever voor zich. 'Het is niet van belang. Ik wil niemand in problemen brengen.'
Het is zo al controversieel genoeg, beseft ze. Hoe ver kun je gaan, als kunstenaar? Is dit een statement? Is het meer dan zelfverminking? Is het exhibitionisme? Reacties van collega's in het instituut varieerden al in de aanloop naar het project. De een gruwelde ervan, de ander omarmde het idee. Voor haar was het in het licht van haar vorige werk niet eens zo'n onlogische stap, al is een zeker engagement nadrukkelijker dan ooit aanwezig.
'Het pistooltje drukt mijn bezorgdheid over het toenemende geweld in de samenleving uit. Je treft iemand op afstand, zonder direct contact te maken, in tegenstelling met een mes, bijvoorbeeld. Het fascineert. Het is onwerkelijk. Onwezenlijk. Totdat je beseft dat het de huid is die wordt doorboord. Dan is de afstand opgeheven. Misschien leidt het tot bewustwording.
'Je voelt je zo machteloos, je kunt er zo weinig aan veranderen. Ik kon dan ook niet anders dan mijn eigen huid gebruiken. Anders zou het aan zeggingskracht verliezen. Ik zou me ook nog eens schuldig voelen, als ik het iemand anders had gevraagd.'
En met huid is ze, sinds ze zich losmaakte uit het kunstenaarscollectief Patchwork, toch al enkele jaren bezig. Een meisje dwaalt in een grijs en kaal bos tussen bleke stammen. Een familie poseert bijna roerloos voor een gebouw, minutenlang. Alleen het jongste kind frunnikt aan haar jurkje. Een ander kind kruipt in een kelder over de tegels en verbergt soms het gezicht in een nis. Op een strand klautert een meisje over een bouwwerk en verdwijnt in een spelonk.
De figuren in de videofilms van Joanneke Meester – een aantal was te zien in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem en W139 in Amsterdam – dragen gebreide witte kostuums die naast romp en ledematen ook het gelaat bedekken. De wol zit strak om het lichaam en is zo geconstrueerd dat je wel iets van mimiek kunt ontwaren, maar wat de gezichten uitdrukken – angst, ongeduld of misschien wel vrolijkheid – blijft onduidelijk, wat tot een onbestemd gevoel bij de kijker leidt. De afstand wordt niet overbrugd. De 'acteurs' zelf zien de wereld ook door een waas.
Joanneke Meester: 'Vaak kijk ik naar de wereld met een zekere afstand, als een maquette waarin mensen zich als poppen bewegen. Je herkent ze, maar je kunt je er niet mee identificerenomdat details ontbreken. Je voelt dat er iets is, onderhuids.'
Knuffels lijken het. Een romp, een kopje met oogjes en oortjes, armpjes en beentjes. Een beetje koddig ogen ze, wat onbeholpen gemaakt.
Maar de aaibaarheid valt tegen. In plaats van pluche zullen vingers op een harde oppervlakte stuiten. Het is varkenshuid. Een stempel op de buik brengt de beleving van het slachthuis dichtbij. De oogjes zijn varkenstepels, de oren zijn van een echt konijn.
Meester: 'Ze hebben in eerste aanblik iets aandoenlijks, maar ze schrikken ook af. Je laat je verleiden op zekere afstand, maar het is de huid die het ineens zo beladen maakt. ”Aargh, eng!”, zegt mijn nichtje van zes, maar ze wil de knuffels wel altijd even zien. Nee, het is niet bedoeld als protest tegen de bioindustrie. Dat is me te opgelegd. Maar ik vind het best als iemand dat zo opvat.'
En dan nu ligt het pistooltje voor haar. Nog even tastbaar, maar binnenkort op afstand gezet, geheel in lijn met het karakter van haar eerdere werk. Vlak voor de Kunstvlaai, de alternatieve kunstbeurs van 8 tot en met 16 mei op het terrein van de Westergasfabriek in Amsterdam, zal het worden ondergedompeld in de formaldehyde, en komt het, hangend aan nylondraadjes te zweven in een glasvitrine, geplaatst op een witte sokkel. 'Zonder titel, 2004.' De begeleidende tekst zal melden dat menselijke huid is gebruikt. Dat het van de kunstenares afkomstig is, blijft achterwege.
Meester: 'Je kunt je afvragen of dit zo grensverleggend is. Vergelijk maar eens wat er gebeurt in programma's als Extreme Makeover. Maakbaarheid van het lichaam is al gemeengoed. Het enige verschil is dat ik weggehaald materiaal gebruik. Als persoon wil ik niet op de voorgrond treden. Maar ik realiseer me de paradox. Het is wel mi´jn huid, er zit wel mijn gevoel in. Het kan zelfzuchtig over komen, daarvan ben ik me bewust. Er zit een negatieve kant aan dit werk. Het is niet zo bedoeld.'
Huid roept vaak de associatie met pijn op. In horrorfilms is het een dankbaar onderwerp – zie Silence of the Lambs. Meester is ook bepaald niet de eerste die zich opzettelijk laat toetakelen. Automutilatie keert geregeld terug in de kunsten. De Wiener Aktionisten bijvoorbeeld, met Otto Mühl, Hermann Nitsch en Günter Brus als gezichtsbepalende figuren. Zij dreven zichzelf in de jaren zestig en zeventig tot het uiterste in omstreden performances, bespat met bloed, urine en uitwerpselen. Kunst of Schweinerei, vroeg de Duitse kritiek zich af. Body Art werd de noemer.
Chris Burden liet zichzelf in 1971 door de arm schieten (The bullet was a copper jacket 22 long rifle). Marina Abramovic kerfde zichzelf voor Amsterdams publiek in De Appel een ster in de onderbuik. Haar partner Ulay trok ooit een stuk getatoeëerde huid van de pols en sneed jaren later stukken van zijn voeten af om ze in de schoenen met het maatje 38 van zijn vertrokken geliefde te kunnen wringen; tot in detail op film geregistreerd.
Recenter (vanaf 1990) zijn de verbouwingen die de Franse kunstenares Orlan aan haar gezicht liet verrichten naar model van vijf mythische vrouwen: het voorhoofd van de Mona Lisa van Leonardo da Vinci, de kin van de Venus van Botticelli, de neus van Diana uit de School van Fontainebleau, de mond van Europa van Boucher en de ogen van Gérards Psyche; de ingrepen liet ze op video vastleggen en terwijl de scalpel op beeld voor een gruwend publiek – komt allen! – de eerste jaap aanbrengt, las ze haar 'Manifest van de Vleeskunst' voor.
Joanneke Meester voelt geen verwantschap. Geen ceremonie om het lijden te illustreren, geen buitenzintuiglijke ervaringen; het waren destijds verklaringen waarmee de Body Art in een kader werd geplaatst. 'Deze kunstenaars pasten in hun tijd. Ze probeerden van alles uit, veelal onder invloed van genotsmiddelen. Maar bij mij ligt het anders. Ik heb de grens niet opgezocht, ik ben hem tegengekomen. Ik heb een beeldje gemaakt, en daarvoor had ik mijn eigen huid nodig.'
Ze wilde dan ook alleen het eindresultaat laten zien. Het tonen van tussenstadia zou, zo meende ze, veel van de verbeelding hebben weggehaald. 'Natuurlijk had ik er ook een spektakel van kunnen maken. Oók een performance. Oók video-opnamen van de operatie. Maar daar voelde ik niets voor. Een vriend heeft alles wel gefilmd, maar die opnamen zijn voor mezelf, voorlopig. Dat ik me heb laten verdoven zegt genoeg. Het is bovendien nooit in me opgekomen om zelf mijn huid weg te halen.'
Het is twee dagen na de operatie. Joanneke Meester heeft zestien hechtingen in haar buik, de weggehaalde huid ligt verpakt in het ijs in de vriezer thuis. Ze heeft er al een paar keer naar gekeken en hem voor zich op tafel gelegd. Straks moet het rekken om het Beretta-modelletje van lepeltjes. Hoe zou het zich houden? Moet het eerst op sterk water om het wat harder te maken, zodat je het beter kunt knippen en naaien? Het zal ergens tussen stug varkenshuid en soepel kippenvel inzitten, vermoedt ze. De spanning neemt toe. Het moet straks wel in één keer passen. Ze heeft geregeld geoefend, maar dat was steeds varkenshuid.
Ze voelt zich goed. De napijn valt mee. Er heerste een serene sfeer in de operatiekamer, vertelt ze. Met diathermie schroeide de chirurg de opperhuid los. Ze kon gewoon meekijken. Opvallend hoe het krimpt; ongelooflijk, vindt ze, hoeveel spanning erop staat als het nog om het lichaam zit. Op de achtergrond klonk klassieke muziek, en na afloop hoorden ze dat Arjan Erkel vrij was.
Eenmaal in het atelier, verderop in de week, het werkje voltooid op de snijplank, maakt ze zelfs een opgeluchte indruk. Vanaf januari is ze bezig met het project, elke verdere stap voelde als een kleine overwinning.
Ze wijst op een rood doorschijnende plek op het kolfje. Die was er net nog niet. 'Er lijkt wel of er nu nog leven in zit. Straks, achter glas, is het echt ver weg. Maar nu kan ik het nog even koesteren.' Zachtjes strijkt ze over het pistooltje in haar handpalm.
__________________
waarom staat daar een banner met het hoofd van Boris wil je dat ik hier niet meer kom ofzo
Laatst gewijzigd op 23-04-2004 om 15:41.
|