Knarsetandend probeer ik mijn nieuwe gebit te doen slijten. Met nieuwe schoenen is het stukken simpeler. Je baggert even door de hondenstront en wrijft diezelfde stront er hardhandig af met alles wat je kan vinden (het vijltje van je zakmes of zelfs de elektrische tandenborstel van je zuslief) totdat je schoenen qua stijl van zondags naar vrijdagsavonds zijn gegaan. Met die tanden gaat dat heel wat moeilijker en ik beeld me in dat krantenjongens op de hoek van de straat staan te gillen dat "Robbert Mier zijn melktandjes net heeft gewisseld". Ik stop bij de bakker om een chocoladecroissant te halen. Vervolgens loop ik naar de drogisterij om flossdraadjes te kopen die ik op weg naar huis zorgvuldig over mijn tanden ros zodat de chocola zijn werking kan doen tussen mijn tanden en het flossdraad de irritante glans kan doen verdwijnen die mij elke keer verblind wanneer ik in een winkelruit kijk. Met mijn ogen knijpend en elke winkelruit vermijdend baan ik mijn weg naar huis.
Eenmaal thuis aangekomen wil ik naar boven stuiven om de nagelvijl van mijn zus te ontvreemden. Dit wordt echter bruut verstoord door mijn moeder. Ik sleep me naar de woonkamer waar ik op commando moet lachen om de verwachtingsvolle gezichten te bevredigen. Ik probeer nog zoveel mogelijk chocopasta tussen mij tanden uit te slurpen en met tegenzin open ik mijn mond. Mijn zus begint te kokhalzen en mijn moeder brengt haar alom bekende: "He Robbert.." uit. Voor ik me kan verzetten heeft ze al een zakdoekje uit haar linkerbroekzak getrokken. Ze spuugt er een paar keer zorgvuldig op en probeert er de chocopasta rond mijn mond en op mijn tanden mee weg te boenen. Even probeer ik deze traumatiserende gebeurtenis te verwerken, maar na een aantal seconden begin ik zelf bijna te kokhalzen. De in bier geweekte croissaint baant zijn weg naar boven en maakt zich klaar om zich met een snelheid van 100km per uur uit mijn mond te stuwen tot hij mijn moeder hoort zeggen: "Niet te flauw Robbert, dit ziet er al een stuk beter uit". Met tegenzin laat de croissant zich weer naar beneden glijden, wetend dat hem nu een heel wat minder prettige uitweg te wachten staat. De croissant besluit niet te gaan zonder slag of stoot en ik ren met de snelheid van het licht naar het toilet om hem van wat tegendruk te voorzien.
Als ik nog wat na zit te puffen op de wc hoor ik de telefoon overgaan en in een fractie van een seconde staat Kris op mijn deur te bonken dat Snok aan de telefoon is. Normaal gesproken komt Snok op de laatste plaats na het lozen van mij zelfgecreeerde biologische massa, maar ik hoop dat hij me kan verblijden met een verhaal over het verlies van een vinger, een teen of misschien zelfs een oor. Met een hand hijs ik mijn broek op terwijl ik de deur ongeduldig openduw om de atoombom te ontvluchten die ik "een avondje bier drinken noem". Alsof hij het voelde aankomen maakt Kris een snoekduik richting zijn kamer. Als ik hem vragend aankijk fluistert hij: " Ik heb ook weleens een klassefeestje gehad hoor. " Giechelend geeft hij de telefoon en rent hij weer naar beneden. Ik schraap mijn keel om mijn katerige gorgels voor Snok te verbergen en zeg dan zo levendig mogelijk: "Hee Snok jongen, last van een katertje zeker? Ik voel me piekfijn, dat krijg je met zo'n atletisch gebouwd lichaam. Ik kan nogal wat hebben " Snok negeert mijn opmerking en antwoord totaal ongepast met: " Wat deed jij bij de tandarts? Mijn tante belde namelijk net..." Ik lach even stoer en zeg dan: " Toen jullie nog zaten te lallen in het cafe heb ik het risico genomen om alleen naar huis te fietsen. Halverwege werd ik staande gehouden door een groep jongens met bandana's. Ze wilden me flink te grazen nemen en terwijl ik op drie man stevig insloeg greep de vierde me bij mijn kraag, duwde me met mijn mond tegen mijn fietsstuur en gooide mijn fiets in de sloot. Zodoende." Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn en ik probeer de stilte te verbreken door zuchtend: "overmacht, overmacht" uit te brengen. Nog voordat Snok hier een reactie op kan geven breek ik het gesprek af en zeg ik dat ik hem nog wel spreek als de examenuitslagen bekend zijn.
Er gorgelt nog van alles achter in mijn keel en ik vrees dat ik vandaag nog vele keren op de wc zal zitten, of erboven moet hangen. Ik betrap mezelf erop dat ik al afscheid neem van alle dingen die me nog enigszins interesseren hier in Zeeland. Ik ga hier weg, dat staat vast en ik kan er niet rouwig om zijn. Wat me wel droeviger stemt is dat mijn robuuste jongenskamer misschien wel naar Kris gaat. Na al die jaren zwoegen om de juiste posters op te hangen, de beste plaats voor mijn piano te bepalen, moet alles weer verhuisd worden. Anderzijds als ik in Amsterdam ga wonen heb ik amper nog contact met het thuisfront. Ik begin al opgewonden te giechelen bij dat idee. Geen zeurende moeders meer die je mond schoonmaken met een bespuugd zakdoekje, totale concentratie voor mijn pianospel. Eindelijk kan ik kleren kopen in een tweedehandswinkel zonder dat mijn moeder zorgelijk preekt dat iemand met een huidziekte deze kleren misschien wel gedragen heeft. Totale vrijheid ga ik tegemoet, maar eerst voel ik nog een golf maagzuur opkomen.
Terwijl ik narochelend boven de wc hang komt Kris de telefoon weer brengen. Wat is dat toch vandaag? “Ja?” boer ik in de telefoon, met mijn hand hard wrijvend over mijn zere maag. “Hallo” klinkt het ingetogen. Een symfonie orkest verzamelt zich om de vieze wc-pot en zet een voortreffelijk geschreven arrangement in van Pink Floyd’s Wish you were here. Daar zit ik dan, met mijn met drab besmeurde gezicht, op de grond met chique geklede violisten, en koperblazers om me heen. De violen spelen het oorspronkelijk voor gitaar geschreven arrangement voortreffelijk. Misschien nog wel beter dan het origineel! Ik moet onthouden dat ik Pink Floyd’s origineel bewerk op mijn piano na dit ongetwijfeld bevredigende telefoongesprek. De muziek zwelt aan, mijn braaksel in de wc is niet smerig meer, maar nu is het de hoogste vorm van kunst. Jasmijn Jasmijntje Jasmina, ze wil me toch. Ze wil me. “ja hoi” breng ik uiteindelijk uit, me hard afvragend wat ze zou willen (Mij! Mij!). “Hallo, Robbert Mier? Je spreekt met Erica Lemmens van de Vrije Universiteit Amsterdam. Je hebt een informatie aanvraag ingestuurd, maar je hebt niet aangegeven in welke opleidingen je specifiek geïnteresseerd bent.” Dit moet ik even door laten dringen. Word ik soms paranoïde? Alle meisjes klinken wel een beetje hetzelfde, inschattingsfoutje. Toch enigszins teleurgesteld sta ik Erica te woord. In welke opleidingen ben ik geïnteresseerd? Geen idee. “Archeologie is een noeste hobby waar ik mij zo nu en dan mee occupeer evenals kunstgeschiedenis en wijsbegeerte” verzin ik lustig. Erica lijkt tevreden met mijn antwoord en verbreekt na een vriendelijk “Je krijgt de folders zo snel mogelijk thuisgestuurd!” de verbinding.
Ik trek door en spoel mijn mond voor ik mijn piano beroer en Wish you were here speel zoals niemand het ooit vertolkt heeft op piano. Een paar dagen later ben ik weer volledig hersteld van mijn drankgelag in café Onnep en ben ik zo blasé dat ik voorlopig niet meer de behoefte heb om uit te gaan.Ik vraag me niet één keer af of ik mijn diploma wel gehaald heb en het interesseert me geen snars. Ik vul mijn dagen nu met piano spelen, eten en slapen. Ik kom weer in de realiteit terecht als mijn zus nieuwe kleren is gaan kopen om aan te trekken op mijn diploma uitreiking. Alvast. Alleen daarom bid ik al dat ik het niet haal. Nog een week en het is zover, dan hoor ik de uitslag. Ach ja.
|