|
binnenkort mondeling literatuur. heb ff een samenvatting gemaakt met stromingen. iemand nog aanvullingen/opmerkingen?
Middeleeuwen 500-1500
De mensen richten zich op het bestaan na de dood.
Memento mori was de leus. (=Gedenk te sterven)
Kunstenaars waren anonieme makers van een kunstvorm waarin de verheerlijking van God vaak centraal stond.
Theocentrische levenshouding
Voorhoofse romans (Karelromans) (1100-1200)
Karel de Grote is vooral de volmaakte ridder, dapper, edelmoedig, trouw aan zijn gegeven woord en godvruchtig. Strijd en brute kracht zijn vaak het onderwerp: de strijd tegen de niet-christelijke Moren in Spanje, de strijd van Karel tegen zijn ontrouwe leenmannen, de strijd van de leenmannen onderling. Maar ook oprechte, in onze ogen soms wat naïeve, vroomheid is een kenmerk van de Karelromans. De vrouw speelt in de Karelromans geen belangrijke/ondergeschikte rol.
Hoofse romans (13e eeuw)
Britse of Arthurromans
De ideale ridder is in de Arthurromans hoofs tegenover de vrouw. Het doel van de avonturen en heldendaden is ofwel het vinden van de graal (de schaal die bij het Laatste Avondmaal door Christus gebruikt was en die ergens in Brittannië terechtgekomen was) ofwel het verwerven van de uitverkoren Vrouw.
Oosterse ridderroman
Door de kruistochten zijn veel verhalen uit het oosten in West-Europa bekend geworden. In deze oosterse romans zijn de ridders niet alleen maar heldhaftig. Het hoofdmotief is de liefde geworden, zoals in de roman van Floris ende Blanchefloer.
We treffen motieven aan als: van het heidendom bekeerd worden tot het christendom. Er is - veelal in tegenstelling tot ander werk uit de middeleeuwen - beslist sprake van een respect voor andere levensovertuigingen dan de christelijke. Wel zien we dat er sprake is van de bekering tot het christendom.
Klassieke ridderromans
Deze romans vertellen verhalen over helden uit de Griekse en Romeinse oudheid. Bijvoorbeeld de romans over Alexander de Grote en over de geschiedenis van Troje, beide geschreven door Jacob van Maerlant. De sfeer in deze verhalen is, ondanks hun onderwerp, heel herkenbaar middeleeuws
Abele Spelen (+\- 1300-1350)
De abele spelen, die over de hoofse liefde handelen en grotendeels in een wereld van ridders en prinsessen spelen, zijn ‘Esmoreit’, ‘Gloriant’, ‘Lanseloet van Denemerken ‘en ‘Van den winter ende van den somer’.
Het woord ‘abel’ kennen we niet meer, maar dat moet de betekenis van ‘edel’, hoogverheven hebben gehad.
De sotternieën of kluchten werden vaak na afloop van een abel spel ten tonele gebracht. De grappen over de liefde, over bedrogen mannen en uitgekookte vrouwen, zijn hierin niet van de lucht.
Rederijkers (1450-1570)
In de vijftiende eeuw ontstonden de Rederijkerskamers. Dat waren een soort verenigingen waar gedichten en vooral toneelstukken gemaakt en uitgevoerd werden. Bijna elke stad of dorp had wel een rederijkerskamer. Soort van gildes.
Kunst is te leren
Renaissance 1500-1700
Men wilde van het bestaan op aarde genieten.Carpe Diem.
De kunstenaar was niet langer anoniem: nu stond de Mens centraal. Antropocentrische levenshouding
Petrarkisme (1350-Barok)
Genoemd naar Francesco Petrarca (1304-1374). Beschrijven van vrouw in gedicht door middel van verheerlijking. Een werkelijke verbintenis is meestal uitgesloten, omdat de geliefde onbereikbaar blijkt. De minnaar - doorgaans een man - geniet van zijn verliefdheid, maar de koele afwijzing door de beminde doet hem tegelijk verdriet. Zijn vurig verlangen om met haar samen te zijn neemt daardoor echter niet af, maar eerder toe: om haar gunst te verwerven wil hij haar, desnoods als slaaf, dienen.
Barok(1550-1700)
Barok is de kunstrichting die begint in Italië nadat de renaissance zijn hoogtepunt heeft gehad. Het borduurt verder op het maniërisme. Barocco= onregelmatig gevormde parel. In de barok wordt heel veel met versieringen gewerkt maar harmonieus is het absoluut niet. Er wordt wel gesteld dat het maniërisme een protest is tegen het harmonieuze wereldbeeld van de renaissance.
Schelmenroman (1550-1600)
Hoofdpersoon leeft aan zelfkant samenleving. Probeerde te overleven d.m.v. list en sluwheid.
De verlichting 1700-1800
Het verstand was volgens veel schrijvers een middel om verlichting te brengen.
Frans classicisme (18e eeuw)
Ontstaan van zgn. dichtgenootschappen (te vergelijken met de rederijkerskamers),
De leden van zo'n genootschap gaan ervan uit dat de dichtkunst/ literaire werken, te leren is als men enige aanleg heeft. Men dient dan 'slechts' de vorm van het werk zo perfect mogelijk te maken. Men ontwerpt hiervoor allerlei regels en voorschriften, geïnspireerd door klassieke en Franse auteurs, waar de schrijvers zich streng aan dienen te houden bij het maken van hun werken. (l’Art poétique). De voorschriften houden o.a. in: ordelijkheid, duidelijkheid en streven naar volmaakte vormgeving
Rationalisme (18e eeuw)
Het menselijk verstand wordt het leidend principe bij de visie op het bestaan.
Met ons verstand kunnen we de waarheid achterhalen.
Het uitgangspunt is de waarneembare werkelijkheid.
Onnatuurlijkheid en hoogdravendheid worden afgekeurd. Vroegere auteurs, zelfs de klassieken, worden kritisch bestudeerd op deze punten. Sommigen menen zelfs (ten onrechte) hun voorgangers te kunnen overtreffen.
Preromantiek/sentimentalisme (eind 18e eeuw)
Overgang tussen verlichting en romantiek. Eigenschappen van beide. Twijfelen aan prestaties van de mens. Gevoel kreeg meer ruimte.
Romantiek
Omtrent 1770 begint er, ook onder de schrijvers, een nieuw, modern type mens te ontstaan: de romantische mens.
Deze verwerpt de strakke vormen en regels van het classicisme, ziet de klassieke auteurs niet langer als inspiratiebron en norm bij uitstek en legt - als reactie op het rationalisme - het accent op het gevoelsleven. Gevoel en fantasie worden uitgangspunt voor de kunst, en niet het verstand. De romantische mens is ook niet gelukkig met de tijd waarin en de plaats waar hij leeft. Hij heeft onvrede met het hier-en-nu.
Soms lijdt hij zelfs aan het leven en de wereld; men spreekt dan van Weltschmerz. Hij probeert zich daarom tegen het gewone leven af te zetten of hij vlucht, in zijn fantasie, uit dat leven, om het onbereikbare geluk te zoeken. Pessimisme overheerst daarbij (i.t.t. het optimisme van de verlichting).
In Nederland is de romantiek overigens nooit echt doorgebroken in de literatuur. Er zijn in feite maar twee belangrijke waarlijk romantische auteurs: Multatuli en Paaltjens.
1850-1914
Tachtigers
Stroming in de literatuur die ontstond in de jaren '80 van de 19de eeuw. Jongeren, vooral schrijvers van rond de twintig, zetten zich af tegen de bestaande literatuur die beheerst werd door dominee-dichters (=romantiek). Tegen nuttigheidsprincipe en tegen clichetaal. Wel natuurliefde en orginaliteit. Met deze stroming begint de moderne Nederlandse literatuur. Zintuigelijke waarnemeing werd belangrijk. Hierdoor vier andere stromingen:
1 Realisme(1830-1880)
Een zo echt mogelijk beeld (objectief) van de wereld en werkelijkheid.
Kenmerken: -dagelijkse bezigheden van midden en arbeidersklasse vormt het onderwerp
-alledaags taalgebruik (roman, proza)
-objectief
-schrijver wil niet bekend zijn
-kunstgrepen toegepast (zo realistisch mogelijk)
2 Naturalisme (1870-1880)
Het Naturalisme sluit aan bij het realisme doordat de werkelijkheid zo natuurgetrouw mogelijk wordt weergegeven. Belangrijker nog is dat een naturalist ervan uitgaat dat de mens een product is van erfelijkheid, omgeving en opvoeding. Men spreekt in dit verband ook wel van determinisme.
Een goed voorbeeld van een Nederlandse naturalistische roman is de roman Een nagelaten bekentenis door Marcellus Emants. Hierin is de hoofdfiguur volkomen onderworpen aan omstandigheden die hij niet in zijn macht heeft. In het begin van het boek bekent hij zijn vrouw te hebben omgebracht. Gaandeweg wordt duidelijk hoe zijn opvoeding, erfelijke aanleg en tijdsomstandigheden hem onontkoombaar tot deze daad brachten.
3 Impressionisme (1875-1900)
Kunstenaar probeert de zintuiglijke kenmerken van kleur, licht en vorm weer te geven. à tegelijk objectief en subjectief.
Literairà poezie: -talrijke bepalingen (met name bijvoeglijk naamwoord)
4 Sensitivisme
Dichtkunst waarbij de kunstenaar zijn gevoel tot uiting brengt; lyrische poëzie, waarbij uitsluitend dit persoonlijk voelen uitgedrukt wordt; b.v. bij Herman Gorter in zijn Mei en zijn Verzen.
Symbolisme ( +/- 1900)
1. Gerichtheid op een hogere wereld, met moeilijk duidbare symbolen (= beelden die naar iets anders verwijzen), met ambiguïteit (= dubbelzinnigheid) en suggestie (= het opwekken van iets; vooral bepaalde stemmingen).
2. Gedichten over het dichten zelf. Dichten is belangrijker dan wetenschap.
3. Afstandelijkheid t.a.v. het "volle" leven (het innemen van de "ivoren-toren-positie" = afgezonderde, hoogverheven plaats met verachting van het alledaagse leven).
4. Intellectuele (= verstandelijke) arbeid als conditie (= voorwaarde) voor het schrijven van gedichten.
Generatie van 1910 (neoromantiek)
De proza-neoromantiek kan worden gezien als een reactie op het naturalisme. De roman Een zwerver verliefd (1904) van Arthur Van Schendel week opvallend af van wat er aan het begin van de twintigste eeuw verscheen. In dit werk staat niet de natuurgetrouwe weergave van de (huidige) werkelijkheid centraal, maar de verbeelding.
1914 – 1940
Expressionisme
Het expressionisme is ontstaan als reactie op het burgerdom en het materialisme dat hoogtij vierde op het einde van de 19e eeuw en tijdens de eerste decennia van de 20e eeuw. Expressionistische kunst wilde een pleidooi zijn voor het eerherstel van de waarden van de geest en van de ziel. Binnenste van verhaalfiguren was belangrijk. Geen binding aan traditionele dichtvormen, het vrije vers ontstaat.
Dadaïsme
Laten zien dat kunst niets voorstelt. Dada is een niet bestaand woord. Geen regels. Vrij omspringen met teksten, woorden en letters. Er ontstonden beelden.
Surrealisme
Onderbewustzijn is belangrijk, verder fantasie en intuitie. Men liet zich leiden door beelden die bovenkwamen. Men schreef automatisch.
Nieuwe zakelijkheid.
Korte zinnen, weinig adjectieven, zakelijke en doelmatige beschrijvingen. Geen stroming maar een stijlprocédé.
1940 – heden
Verzetsliteratuur (1940-1945)
Reactie op Duitse bezetters. Vlugschriften die van hand tot hand gingen, laten gebundeld in bloemlezingen.
Oorlogsliteratuur (1945-heden)
Literatuur over de tweede wereldoorlog, wordt nog steeds geschreven.
Bekentenisromans
Schrijver legt zijn persoonlijke leven bloot. Negatief wereldbeeld.
Existentialisme (1940-1960)
Het naoorlogse proza wordt wel "existentialistisch" genoemd. Een kenmerk dat zijn herkomst vindt in het (Franse) existentialisme (van o.m. Sartre en Camus), een stroming met als centraal idee: de mens en zijn bestaan, waarbij essentieel (= wezenlijk) is dat de mens de vrijheid heeft, maar ook verplicht is in elke nieuwe situatie te kiezen, als gevolg waarvan hij echter louter zelf de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven draagt, en niet bijvoorbeeld God of een andere metafysische (= bovennatuurlijke) macht. De mens leeft daarbij in een gruwelijke wereld, maar houdt toch zijn lot in eigen hand.
Structuralisme
Schrijvers rondom “de Revisor. Schijven vanuit de verbeelding, niet vanuit betrokkenheid maatschappij. Schrijver laat eigen beeld zien van werkelijkheid zien. Hij maakt gebruik van de mogelijkheden die de structuur hem biedt: verandering perspectief en tijd.
Postmodernisme
De wereld is ongrijpbaar, niets staat vast, alles is pluriform.
Generatie nix
Niets meer om voor te strijden
Vluchten in seks drank en drugs
|