Dit is een verhaal dat ik ooit voor een verhalenwedstrijd met thema 'misverstand' heb geschreven maar nooit heb opgestuurd (ik weet eigenlijk niet waarom). Het is wel grappig, beetje flauw misschien, maar flauw is leuk.
--
‘Hebt u ook groene appels?’
Het was een simpele vraag. Voor mij lagen appels variërend van magentarood tot viezig geel, slordig op een hoop gegooid in houten pellets die de indruk gaven dat de appels net waren opgehaald van het schip. Een paar appels hadden een blaadje aan de steel, zoals je dat altijd ziet in tekeningen van appels, maar eigenlijk heel weinig in het echt.
De vrouw achter de balie keek me aan met verveelde ogen en wees zwijgend op een groepje rode appels met hier en daar groene vlekken.
‘Ik ben op zoek naar groene appels,’ probeerde ik opnieuw.
Ze pakte een appel, hield hem in het tl-licht en liet mij de groene vlekken zien.
‘Da’s toch groen, of niet?’ Het was niet de bedoeling dat ik antwoord moest geven, dat was duidelijk.
‘Dat begrijp ik,’ ik kon een geamuseerde glimlach moeilijk onderdrukken. ‘maar ik ben op zoek naar groene appels, mevrouw. Die smaken mij het best. En dit zijn geen groene appels.’
De vrouw stootte een geluid uit dat het midden hield tussen een kort, verbaasd lachje en een minachtend snuiven door haar neus. Ze draaide zich een kwartslag van me af en ging verder met waar ze mee bezig was. Wat dat was, kon ik niet zien.
‘Mevrouw?’
‘Even wachten, meneer,’ zei ze zonder om te kijken. Het had weinig gescheeld of ze had ‘meneertje’ gezegd.
Ik wachtte. Terwijl de vrouw bezig was met wat mij hopelijk groene appels op zou leveren, keek ik de winkel rond. Behalve ik en de vrouw was er nog een oude man die de pellets met vruchten bestuurde. ‘Hebben ze tegenwoordig geen gewone mandarijnen meer?’ hoorde ik hem mopperen toen hij bij de pellets met minneola’s, grapefruits en voor mij onbekende vruchten met namen als ‘orlando’, ‘ugli’ en ‘yuzu’ stond. De mandarijnen waren, net als de groene appels, inderdaad nergens te bekennen.
Toen de vrouw een bordje op de toonbank zette, draaide ik me weer om. Op het vieze schaaltje lag een hoopje appelschijfjes. Ze waren allemaal groen. De vrouw hield in haar hand nog een laatste appel waar stukken uitgesneden waren, en die daarom nu volledig rood was.
De vrouw zei stoïcijns: ‘U mag ze zelf in de vorm van een appel leggen, als u dat prettig vindt.’ Ze noemde een prijs.
Omdat ik niks deed, vroeg ze: ‘Wilde u nog iets, meneer?’
‘Ik vraag me af wat u tegen groene appels heeft.’
De vrouw keek me aan, nu verbaasd.
‘U wilt niet weten hoeveel vergif de boeren van deze appels op hun appels spuiten. Daarom ook dat ik alleen groene appels eet!’
‘Maar meneer,’ zei de vrouw, nu van haar stuk gebracht. ‘dat is bij groene appels toch net zo?’
‘Nee, want biologisch geproduceerde appels worden op een natuurlijke manier geteeld. Zonder vergif.’
Het duurde even voordat de verbazing van het gezicht van de vrouw afgleed. Ik liep weg van de toonbank. De vrouw riep dat ik voor de gesneden appels moest betalen, maar ik was de winkel al uit.
Buiten kwam ik de oude man tegen. Hij keek mij aan, geschrokken.
‘Hier tegenover hebben ze wel mandarijnen, meneer. Groene, biologische mandarijnen.’
‘Groene mandarijnen?’ riep de man verbaasd. ‘Zijn er dan tegenwoordig echt geen gewone, oranje mandarijnen meer?’
__________________
Death is coming! Quick, put on the gold hat!
|