Mara hier issiej al verder af, hijs wel lang
._._._._._.
Samen met haar beste vriend Sven fietste Carmen naar huis. “Is er wat?” vroeg ze hem, nadat ze had opgemerrkt dat hij haar bedenkelijk aan zat te kijken. “Ik zou liegen als ik nee zou zeggen.” “Wat is er dan?” “Ach niks, maak je maar geen zorgen. D’r is niks.”
“Je liegt!” Er verscheen een glimlach op Sven’s gezicht. Zo herkende hij haar weer even. Die reacties van haar maakte haar weer even compleet.
“Ow, jeetje, nu maak ik je weer aan het lachen! Nee, ff serieus, wat is er?” Sven slaakte een diepe zucht. Hij kon er niet tegen als Carmen hem zo aan keek, terwijl ’t probleem juist om haar ging. “Ik maak me zorgen om je. Ik zie je steeds verder wegzakken en je praat niet meer zoals je eerst deed.” Sven zag de uitdrukking op haar gezicht veranderen in een ongeïnteresseerde blik. “Ow.”
Was dat het enigste wat ze zei?! “Is dat alles wat je te zeggen hebt?!” Sven vertrouwde het niet zo. Hij voelde zich buitengesloten. Het leek wel alsof ze een muur om zich heen had gemetseld. Zelfs hij kon er niet meer doorheen.
Carmen knikte. “Dat is inderdaad alles wat ik te zeggen heb ja.” Ze klonk ligt geïrriteerd. Ze kwamen bij haar straat aan. “Weet je? Ik zal me maar niet te veel zorgen maken als ik jou was.” Zei ze en glimlachte weer even. Daarna reed ze zonder maar ook enkel gedag te zeggen de poort in. Sven voelde zich hier niet lekker bij. Hij maakte zich echt zorgen om haar.
Met veel kopzorgen fietste hij naar huis. Hij lette totaal niet op het verkeer, zodat hij bijna onderste boven werd gereden door een auto.
Thuis smeet hij zijn fiets tegen het tuinhek en liep naar z’n kamer toe. Daar zette hij z’n muziek aan en liet zich op z’n bed vallen.
Nog geen kwartier later werd er op zijn deur geklopt. Het was zijn zus Femke. “Hey kleintje, ga je vanavond mee naar de bios?” “Welke film?” “Dat zien we dan wel.” “Gaan er nog meer mee?”
“Ja, Amber en haar vriend Olaf, Tjerk en waarschijnlijk Carmen ook.”
“Welke Amber?” “Carmen’s zus.” “Okeej, ik ga wel mee.” Met een glimlach keek hij Femke aan. “Wat?!” vroeg ze gelijk. “Is het DE Tjerk?” “Dat gaat jou lekker helemaal niks aan!” zei ze en toen Sven haar aan bleef kijken, gooide ze een tijdschrift in zijn richting. “Ik had je ook nooit mee moeten vragen!” zei ze en liep weg. “Oeh, nou wordt het dus echt gevaarlijk!” riep Sven haar na. “Wacht jij maar!” riep ze terug.
“Dat ga ik ook zeker doen!”
Die avond stonden ze met z’n zessen voor de bioscoop. Carmen voelde zich heel ongemakkelijk. Ze wist eigenlijk niet wat ze hier deed. Misschien kon ze maar beter naar huis gaan zo. “Ik ga even naar de wc.” Zei ze en liep weg.
Pas toen ze zeker wist, dat ze veilig was, stroopte ze haar mouwen omhoog en bekeek trots alle mooie rode streepjes op haar arm. Het voelde goed en ze werd weer een beetje rustiger. Het liefst had ze er nog wat streepjes bij gezet, maar ze moest uitkijken, dat anderen het niet zagen. Dan was ze er geweest. Niemand, maar dan ook niemand kreeg haar armen zo te zien!
Plotseling kwam er iemand binnenlopen. Verschrikt deed ze haar armen omlaag en rende de wc uit.
Snel ging ze weer bij de rest staan. Sven zag haar verschrikte gezicht en begon zich wer zorgen te maken. “Carmen!!!” zei hij en gaf haar een knuffel. “Gaat het lief?” vroeg hij zachtjes. Even bleef het stil. “Ja, ik zou niet weten wat er zou moeten zijn.” Zei ze en glimlachte. “Hey, eitje, maak je nou maar geen zorgen. Er is echt niets!” zei ze toen ze zijn bezorgde gezicht zag. Haar woorden stelde hem min of meer weer een beetje op zijn gemak. Ook al wist hij dat er een kans was dat ze loog. En blijkbaar had dat een hele goeie reden, want tegen hem had ze tot zover hij wist, nog nooit gelogen.
Ze zag zijn glimlach, maar ergens leek het wel, of hij haar niet helemaal geloofde. Zou hij weten wat er aan de hand was? Had hij haar wonden gezien? Wie wisten er nog meer van? Had hij het doorverteld? Olaf deed ook al zo raar tegen haar vandaag. Had hij haar verraden? Wat had hij nog meer gedaan? Het leek wel of ze kwaad werd op Sven. Ze werd woedend. Ze keerde zich om en liep naar haar fiets toe. “Ik ga.” Zei ze. “Maar dan mis je de film!” zei haar zus, maar Carmen liep verder. “Wacht!” riep Sven en kwam haar achterna. “Wat is er opeens?” vroeg hij. “Ga weg, please, ga weg! Laat me met rust! Je hebt me verraden!” Sven wist niet wat hij te horen kreeg. “WAT?!” “Je hebt het ze verteld!” “Wat heb ik aan wie verteld?!” Sven begreep er niks meer van. Hij werd door iets beschuldigt, maar door wat?
Carmen stapte op haar fiets en fietste weg. Sven wist niet hoe snel hij achter haar aan moest gaan. Na een paar honderd meter haalde hij haar in. Carmen stopte. “Laat me!” Sven begreep dat het geen nut had om door te blijven gaan. Dat zou het alleen maar erger maken. “Oke, ik kap al. Ik wil geen ruzie met je, maar ik zou wel graag de reden willen weten waarom je nou kwaad op me bent. Ik vat het niet meer.”
“Je weet donders goed wat je hebt gedaan! Je hebt het aan m’n zus d’r vriend verteld!” “Wat heb ik dan verteld?” Sven begon nou zelf ook een beetje pissig te worden. “Je weet heus wel wat!” “Weet je? Je bekijkt het maar! Ik zou niet weten waar je het over hebt nu. Ik heb helemaal niks verteld aan Olaf, ik ken hem amper! Damn hey! Ik ga terug naar de anderen. Je bekijkt maar wat je doet. Dag.” Zei Sven pissig en fietste terug naar de bioscoop. De anderen stonden daar nog op hem te wachten. Hij smeet pissig z’n fiets tegen de muur en liep naar ze toe. “Wat was er met haar aan de hand?” “Ik zou het niet weten, maar ze bekijkt t maar. Ze beschuldigt mij ervan, dat ik wat tegen Olaf heb verteld ofzow. Ik had haar verraden. Ik zou niet weten wat ik tegen Olaf zou moeten zeggen!”
“Misschien gewoon: Hoi Olaf, leuk je te zien!” merkte Olaf op. Een flauw glimlachje verscheen op Sven’s gezicht. “Hehe, lol, maar ik begrijp haar niet meer hoor…”
“Ach ja… Vrouwen… Je weet niet wat je ermee aan moet gewoon!” zei Olaf, maar kreeg al snel een klap van Amber. “Dit bedoel ik nou, ze worden gewoon te snel boos…”
Het werd heel gezellig. Ze gingen naar een leuke film en Sven dacht nog maar weinig aan wat er die avond gebeurd was, totdat ze weer buiten stonden. Daar zag hij Carmen staan. Amber stormde gelijk op haar af. “Meis, wat was er vanaaf nou aan de hand?” “Niks…sorry… Ik weet niet wat me toen overkwam…sorry!” zei ze en barstte in tranen uit. Haar zus sloeg haar armen om haar heen.
Sven wist niet wat hij nu moest doen. Zou hij de altijd maar trouwe vriend blijven spelen of zou hij nu eens laten zien hoe hij zich hier onder voelde? Hij zuchtte even. Daarna liep hij toch maar naar Carmen toe. “Sorry, Sven…sorry!” zei Carmen en vloog Sven om z’n nek. Hij kon het nog maar net over z’n lippen krijgen om te zeggen: “Het is al goed.” Vanbinnen was hij pissig op haar. Eerst vliegt ze hem aan en daarna vliegt ze hem om zijn nek om vergiffenis. “Waarom lief? Wat is er met je aan de hand?” “Ik weet het niet…sorry… Ik haat het zo…”
“Is er dan ook niks gebeurd de laatste tijd? Heb ik iets verkeerds gedaan of iemand anders. Hebben we je een keer laten vallen, terwijl je ons nodig had?” Carmen schudde haar hoofd. “Er is geen reden. Er is niks aan de hand. Morgen is het weer over.” “Nee Carmen, dat is het niet.” “Jawel, morgen is het weer net zoals gewoonlijk. Morgen ben ik weer gewoon vrolijk.”
“Nee, Carmen, dat wil je, dat hoop je, dat moet je, maar juist daarom raak je teleurgesteld. Je wilt dat t morgen beter gaat, maar dat gaat het niet. Je loopt al weken zo rond, denk je dan echt dat het morgen over is?” Carmen zweeg. Ze wist dat Sven gelijk had, maar ze wilde het gewoon niet geloven. Het moest morgen beter zijn! “Het wordt morgen beter. Geloof me.” Zei ze en wilde zich omdraaien. “Wacht…” zei Sven en sloeg z’n armen weer om haar heen. “Wat er ook gebeurd, ik sta achter je lief.” Zei hij en liet haar los. “Thnx.” Zei Carmen en er verschenen tranen in haar ogen. Beide glimlachten ze even. “Het komt wel weer goed.” Zei Carmen en liep naar haar fiets toe. Samen met haar zus en Olaf fietste ze naar huis.
Sven draaide zich om en keek naar z’n zus die wat stond te flirten met Tjerk. “Het is dus wel DE Tjerk.” Zei hij zuchtend en liep naar z’n fiets. “Mensen, ik ga.” Zei hij en fietste weg.
Hij fietste niet direct naar huis. Daar had hij namelijk totaal geen zin in. Hij bleef lekker een tijdje door de stad heen fietsen. Hij vond het heerlijk om in het donker buiten te zijn. Dan was er verder haast niemand meer en er hing zo’n lekkere frisse lucht.
Toen hij later thuis kwam, zaten zijn zus en Tjerk hem bezorgd op te wachten.
“Waar was je nou man! We waren hartstikke bezorgd!” vloog zijn zus hem aan. “Ja, jij zeker!” grapte hij. “Sven! Doe normaal man!” “Ik? Wat deed ik dan wat niet normaal was?” Z’n zus wist even niet meer wat ze moest zeggen. Sven keek haar met een stralend gezicht aan. “Ik wou dat je was ontvoerd!” zei ze pissig. “Nou, waarom was je dan zo bezorgd?” “Ik krijg wat van jou, wist je dat?!” “How, wacht ff, pas als je jarig bent! Eerder niet!” “Whahaha, je bent echt zo leuk he!” “Weet ik, ik word later komiek.” Tjerk moest er wel om lachen. Zelf had hij nooit van zulke ruzies. Hij had ook geen broers of zussen. Soms baalde hij daarvan. “Jullie zijn me een stel.” Glimlachte hij. “Maar euh… Femke? Ik moet gaan. Ik moet morgen vroeg werken, vandaar.” Femke en Olaf namen op de gang afscheid van elkaar, waar Sven zich enorm aan begon te ergeren. Na een half uur was Olaf nog niet weg. Sven liep de trap op en ging naar zn kamer. Hij had er ff helemaal genoeg van.
De volgende dag stond hij vroeg op, omdat hij moest korfballen. Hoe erg zijn tegenzin ook was, hij ging toch maar. In de kleedkamer kwam hij z’n teamgenoten Mark, Nick, Werner en Fabian tegen. “Tegen wie moeten we vandaag?” was de vraag die ze alle vier aan hem stelden. Alsof hij t altijd wist. “Ik geloof tegen die euhm… Waar we vorig seizoen owk tegen speelden, die blauwe.” “Bedoel je HKC niet?” “Ja, die ja.” “Maar die zijn zwart wit.” “Nou, boeiend, ze blijven onze tegenstanders.”
Hij kleedde zich aan en liep de grote hal in. De anderen hingen al in een hoek van de zaal. Hij liep er heen en zei gedag. “Svennie!!!!!!!” riep Ilse en vloog hem om zijn nek. “Hoest?” “Goed hoor! En met jou?” “Niet echt.” “Wat is er dan?” “Heb je die maat van onze tegenstander al gezien?” “Nee, maar daar ben ik denk ik ook wel blij mee.” Lachte hij. “Inderdaad!” zei Ilse. “Hee, wisten jullie dat we nieuwe shirts kregen?” vroeg Thirsa. “Nieuwe shirts?! Waarom? Ik vind het gele net zo leuk. Past wel bij Marije, dan lijkt ze pas echt een kuiken!” “Sven!! Das niet leuk!” zei Marije lachend. “Nee, we houden gewoon dat geel met groen, maar de shirts zelf gaan veranderen.” “NEEEEEEEEEEE, dan moet ik afscheid nemen van m’n favoriete shirt nummer 3! Dat kunnen ze me niet aan doen!” zei Sven en zakte door zijn knie-en.
Ze bleven nog een tijdje zo doorlullen. Gezellig met z’n tienen in het hoekje van de zaal. Een half uur voor de wedstrijd kwam hun coach Ruud naar ze toe stappen en kregen ze de opstelling en een wedstrijd bespreking. Sven baalde ervan. Hij stond dus weer bij Lotte in het vak. Het scheen zo te zijn, dat zij hem leuk vond en dat was nogal heel irri. Lotte niet hoor, maar die opmerkingen die hij naar z’n kop kreeg dan. Maar hij stond ook bij Ilse in het vak, dus dat was wel weer beter.
Het waren zeker grote tegenstanders, maar toch hadden ze ervoor gezorgd, dat ze de wedstrijd met 7-5 hadden gewonnen.
Na afloop fietste Sven met Ilse en Fabian naar huis. “Zo Svennie, hou ons eens even op de hoogte wat er te gebeuren staat tussen jou en Lotte.” Zei Ilse. “Ow, owkeej, na heel lang tobben zijn we er uitgekomen, dat we het liefst zo snel mogelijk met elkaar het bed in duiken. Nou genoeg?” vroeg Sven die het heel irritant begon te vinden. “Echt waar?! Dat wild eik nou altijd ook al met Ilse, he Ils?” pestte Fabian haar. “Fabian! Dat mocht je niet doorvertellen!” pestte ze terug. “O, nee, sorry…was ik vergeten, maar wanneer gingen we nou trouwen?”
Ilse schoot in de lach. “Ha ha ha! Leuk joh!” zei ze sarcastisch.
“Nou, je hebt er anders wel lol van.” Zei Sven lachend. “Maar euhm…ik moet hier afslaan, sorry!” “Nou, Sven, dat vergeef ik je nou echt nooit meer he!” “Dank je!” zei Sven en sloeg af.
Thuis smeet hij zijn fiets tegen het tuinhek en liep naar binnen. “Sven, Carmen heeft gebeld voor je.” Zei Femke, terwijl ze naar de tv zat te kijken.
“Okay, bel haar zo wel terug. Eerst ff wat drinken.” Zei Sven en pakte een glas, dat hij vulde met cola. Daarna pakte hij de telefoon en liep naar zijn kamer. Hij ging op zijn bed liggen en toetste Carmen’s nummer in.
“Met Carmen.”
“Eej.”
“Heey! Ik had je nog gebeld, maar je zus zei dat je weg was.”
“Jeps, weet ik, maar wat was er?”
“Ik wilde vragen of je vanavond mee ging naar het feest bij Daphne en Floor.”
“O, euhmz… Ja, is goed, hoe laat begint t?”
“Kom om half zeven maar naar mij toe, okay?”
“Okay, ik kan ook wel eerder naar je toekomen, kan dat? Ik verveel me hier nogal.” “O, ja, is ook goed, je mag ook nu wel komen.” “Okay, dat aanbod neem ik aan.” “Dan zie ik je zo!” “Ja, ik geloof het wel he?” “Drooghommel!” “Dan hang ik op en ga ik me ff omkleden, ik ben over een uurtje wel bij je.”
”Okay, tot zo dan! Knuffel!” “Knuffel” zei Sven en hing op. Op zijn gemak kleedde hij zich om en deed tot slotte zijn haar nog even goed. Hij kwam tot de ontdekking, dat zijn spikes nou wel erg lang werden. Tijd om naar de kapper te gaan had hij niet. Zal hij die poging wagen om naar zijn zus toe te stappen, die studeerde er tenslotte voor. “Femke!” gilde hij naar beneden. “Wat is er? Whaha, wat zie jij er zo komisch uit!” “Ja, stamp het er nog even lekker in joh! Jij kan m’n haar toch knippen?” “Ik schijn het te kunnen ja, wilde je zeggen, dat ik jou haar even korter moet knippen?” Femke kon het niet laten om hem even uit te lachen. “Kappen nou! Dit is niet leuk!” zei Sven, die een beetje wanhopig begon te worden. “Weet je wat je doet?” Femke moest nog steeds om hem lachen. Ze had er wel lol van, vooral dat gezicht wat hij nu trok. “Doe je haar eens anders dan die spikes.” “Ja, maar hoe dan?!” Dat was de klap. Femke kwam niet meer bij van het lachen. “Man, je bent zestien man! Dan weet je dat toch onderhand wel zelf?!” “Owja… Nouhou! Lach niet zo!” “Ja, moet je vooral op die manier blijven kijken.” “Femke!!!!” Sven begon zich er aan te irriteren. Pissig draaide hij zich om en deed z’n haar maar in een vaag model. Toen hij beneden kwam was zijn zus al uiteglachen. “Hey, dat staat leuk bij je.” Zei ze. “Echt?” “Ja, echt.” Zei ze en schoot weer even in de lach. “Ja, sorry hoor, maar ik vind dit nogal lachwekkend.” “Haha, ik ook of zo.” Sven ergerde zich rot aan zijn zus. Hij liep naar de kast om zijn bewaarde chocolade reep op te zoeken. “Hey, waar is mijn chocolade reep gebleven?!” vroeg Sven, toen hij merkte dat ie er niet lag. “Sorry, ik had honger.” Zei zijn zus en schoot weer in de lach. Sven liep kwaad op haar af. “Nee joh! Gek! Denk je nou dat ik jou chocolade reep op zou eten? Waar zie je me voor aan?!”
”Als een zus die niet van mijn dingen af kan blijven of zo?!” Sven werd het nou echt zat. Hij pakte zijn jas en liep de deur uit. “Waar ga je heen?” “Ik ga naar een feest!” “Om 4 uur ’s middags? Een kinderfeestje of zo?!” “Ha ha ha! Nou heb ik dus echt lol om jou!” zei Sven en smeet de deur dicht. Met een hoog tempo fietste hij naar Carmen. Tien minuten later stond hij bij haar voor de deur.
“Heej, je bent je takjes onderweg verloren!” zei Carmen. “Ha ha, begin jij nou ook al?” “Ja, je zus belde me net nog even op.” “Jullie zitten gewoon in een complot tegen mij he?” Carmen glimlachte flauw. Het leek wel of haar ogen grijs bleven en haar gezicht, wat normaal vrolijk een roze kleurtje kreeg, bleef grauw. Geen straling, alleen maar een grijze wolk.
Ze gingen met z’n twee-en op de bank in de huiskamer zitten.
Carmen wilde zich vrolijk voelen, vooral waar hij bij was. Hij maakte zich veel te veel zorgen om haar, dat was nergens voor nodig. Even bleef het stil. “Heb je nog wat gedaan vandaag?” vroeg Carmen maar om de stilte te verbreken. “Ja, ik ben wezen korfballen.” “O, heb je mijn nichtje nog gezien?” “Ilse? Ja, die zit nou bij mij in het team. Zij is echt gek man!” “Zit in de familie he? Kan er niks aan doen.”
“Ik vind het wel een leuke eigenschap hoor.” Glimlachte Sven. Carmen glimlachte ook even, maar het leek niet echt op een glimlach. “Carmen? Gaat het wel?” vroeg Sven bezorgd. Carmen had gewild, dat ze ja kon zeggen, maar het lukte haar niet. Met die blik waarmee Sven haar aankeek, moest ze wel de waarheid zeggen. Ze kon niet liegen tegen haar beste vriend.”Nee…” zei ze zachtjes. “Wat is er dan lief?” Carmen haalde haar schouders op. Ze wist het niet. Sven sloeg een arm om haar heen. “Weet je het echt niet? Of wil je t niet vertellen?” Carmen wist het even niet. Als ze nou niks zei, dan leek het net of ze hem niet vertrouwde. Als ze wel wat zei, dan zou hij kwaad worden. “Ik weet het zelf niet eens.”
Sven wou dat hij dat kon begrijpen, maar ergens vond hij het niet kloppen. Hoe kon je in hemelsnaam je zo klote voelen, zonder reden? “Is er niks gebeurd dan?” Carmen schudde zachtjes haar hoofd. “Sorry…” Sven wist even niet meer wat hij moest zeggen. “Weet je? Ik vind het gewoon raar, dat je je zonder reden zo rot kan voelen… Er moet toch wel iets gebeurd zijn?”
“Nee! Er is niks gebeurd!” Even leek het of Carmen hem aan wilde vallen. “Vertrouw je me?” vroeg ze aan Sven. Sven schrok een beetje van die vraag. “Tuurlijk.” “Dan moet je me er ook op vertrouwen, dat ik nu de waarheid spreek.”
“Okay… Ik vertrouw je daarop.”
Even bleef het stil. Beide wisten ze eigenlijk niks meer om over te spreken. Sven zag z’n vriendin steeds verder de afgrond in zakken, alleen hij kon niks doen. Hij kon alleen haar steunen, maar haar raad geven kon hij niet. Hij wist niet wat ze dacht of wat ze voelde. Ze sprak er niet over.
“Ik ga even de pizza in de oven zetten.” Zei Carmen en stond op. Sven keek haar na, maar zei verder niks. Hij zuchtte diep en liep daarna ook naar de keuken. “Kan ik je ergens mee helpen?” “Euhm…ja, zet maar die licht gele borden op tafel, je weet wel waar ze staan he?” Sven knikte en pakte de borden uit de kast.
Na het eten kleedde Carmen zich nog even om en samen gingen ze naar Daphne en Floor. Ze hadden de kantine van de korfbalvereniging afgehuurd, zodat er enorm veel mensen konden komen. Sven kende Floor en Daphne wel, Daphne zat een team hoger dan hem en Floor juist een team lager. Carmen kende ze alleen van school, die had nooit aan een sport gedaan. Had ze nooit echt zin in.
Ze zagen de kantine al van ver staan. De vrolijke gekleurde lampen waar vanaf daar al te zien.
Carmen en Sven zetten hun fietsen op slot en liepen naar binnen. Carmen dacht ff dat ze gek werd van de drukte. Ze verzon snel een smoesje, dat ze naar de wc moest.
Ze keek naar zichzelf in de spiegel en zag een verrot, triest meisje, wat het gewoon niet verdiende om te blijven leven. Ze haatte zichzelf. Ze kon haast zeggen dat het pijn deed als ze zichzelf zag.
Ze voelde het scheermesje in haar zak zitten. Ze kon het gewoon niet laten. Ze liep een wc-hokje in en deed de deur op slot.
Ondertussen stond Sven met wat vrienden te praten. Hij had helemaal niet in de gaten gehad, dat het te druk voor Carmen was. Na het eten was ze nog wel zo gezellig geworden en hadden ze de grootste lol gehad. Na een halfuurtje vond Sven dat ze wel erg lang weg bleef. Hij zei z’n vrienden gedag en ging op zoek. Nergens kon hij haar vinden. Jaimy had haar voor het laatst in de wc’s gezien, maar daar kon hij niet naar binnen. Niet bij de meisjes wc in ieder geval. Jaimy stelde voor, dat zij even ging kijken en liep naar binnen.
“Carmen? Als je hier zit…Sven zoekt je.” Zei Jaimy, maar kreeg geen antwoord, terwijl Carmen t wel gehoord had. Ze zat daar nog steeds. Betraand…bebloed… Ze durfde niet naar buiten… Niet voordat haar tranen gedroogd waren en haar bloed niet meer zou stromen, zodat ze haar truitje over haar wonden kon houden.
“Ze zit er niet…” wist Jaimy Sven te vertellen. “Sorry… Maar je vindt haar wel hoor!” zei ze toen ze zijn bezorgde gezicht zag. Sven glimlachte flauw. Hij maakte zich eerder zorgen om Carmen, al wist hij niet echt waarom.
Sven liep even naar buiten, hij wist anders ook niet wat hij moest doen. Hij ging op de bagagedrager van zijn fiets zitten en staarde wat naar de grond.
Een paar minuten kwam Werner aanfietsen. “Blauwtje gelopen?” vroeg hij met een brede grijns. Sven lachte even. “Nee, dat zal mij minder vaak overkomen dan jou.” Pestte hij Werner. “Daar kan ik toch niks aan doen!” verdedigde hij zichzelf. “Kom mee naar binnen joh!” zei Werner en kwam naar hem toe. “Ach, je hebt gelijk! Ik kom al.” Samen liepen ze naar binnen. Op dat moment rende Carmen de trap af. Sven vloog haar achterna. “Carmen! Waar ben je mee bezig!” vloog hij haar aan. “Met niks, laat me!” “Carmen! Waar was je? Ik heb me rotzorgen lopen maken man!” “Ik was ergens en ook weer niet…of zo… En als je daar mee zit, dan heb je maar pech! Laat me verdomme…laat me…” zei ze en liet zich via de muur op de grond zakken. “Carmen…wat is er?” “Laat me… Laat me…” “Carmen! Ik wil weten wat er is lief! Ik maak me rotzorgen om je! Je vertrouwde me toch?!” Sven voelde zich machteloos… Hij wist niet meer wat hij moest doen.
Carmen huilde niet… Ze bleef daar stil voor zich uit staren en zei niets meer. Sven merkte op dat het geen zin had om kwaad op haar te blijven en liet zich naast haar op de grond zakken. Daarna sloeg hij een arm om haar heen. “Ik wil je niet kwijt lief…” zei Sven en hij moest moeite doen om z’n tranen binnen te houden. “Niet… Niet zeggen…” Carmen wist niet wat ze moest doen. Het liefst had ze al veel eerder vaarwel gezegd tegen Sven en de rest van de wereld. Als hij nou nog eens lief tegen haar ging doen, dan hield hij haar nog een keer tegen, dat mocht gewoon echt niet gebeuren. Toch nam ze door een of andere reden wel zijn liefde aan, die hij haar nu gaf. “Sven?” vroeg ze voorzichtig. Sven keek haar aan. “Wil jij dit niet doorvertellen aan anderen?” Sven wist even niet wat hij moest zeggen. Als hij nee zou zeggen, zou ze hem niet meer vertrouwen, als hij ja zou zeggen, dan zou hij later misschien tegenover haar moeten gaan liegen… “Alleen als jij het daar niet naar maakt…” Carmen zuchtte even. “Weet je? Ik heb eigenlijk helemaal geen zin om te feesten, zullen we naar huis gaan en gewoon een film huren of zo?”
Een uurtje later zaten ze met z’n tweetjes op de bank tv te kijken. “De chips ligt bij m’n zus op de kamer en die kan je op dit moment beter even niet storen.” Zei Carmen met een brede grijns. “Of juist wel, dan weet je in het vervolg, dat je voortaan altijd weer bij de chips kan.” “Doe maar niet, vind Olaf nooit zo fijn.” “Tis ook niet niks he? Als jij binnen komt.” Pestte Sven haar. “Nou snap ik dus waarom je er zo slecht uit ziet, je ziet mij gewoon te vaak!” “Mens! Dat ligt helemaal niet aan jou!” “Whehe, aan wie dan?” “Aan m’n zus…” zei Sven zo schijnheilig mogelijk. Carmen kon er wel om lachen. Sven was blij weer een lach op haar gezicht te kunnen zien.
Het werd verder een hele gezellige avond. Er gebeurde niks bijzonders. Rond een uur of één ging Sven naar huis.
Carmen was kapot van die avond. Was het haar gelukt? Had Sven gedacht dat ze vrolijk was, dat ze zich weer beter voelde? Doodmoe liep ze de trap op naar boven. Daarna nog een trap en toen was ze op haar kamer. Ze liet zich op bed vallen. Als ze kon huilen had ze het gedaan. Ze voelde zich schuldig. Ze bedroog iedereen waar ze bijstonden. Wie was zij nou? Ze was niet meer het leuke spontane meisje wat ze eerst was. Ze was nu meer een stuk koude harde rots. Het leek wel alsof ze van niemand nog kon houden. Ze liep weer naar beneden en merkte dat haar scheermesje nog in haar zak zat. Opgelucht, dat Sven er niks van in de gaten heft gehad liep ze naar beneden.
In de keuken ging ze op de grond zitten en stroopte haar mouw op. Allemaal rode krassen en vlekken van opdrogend bloed. Dit keer snee ze niet, dit keer bekeek ze haar wonden en bedacht waar ze in godsnaam mee bezig was. Dat ze haar eigen leven kapot maakte, maakte niets uit, maar ze had die blik in Sven’s ogen gezien. Zo bezorgd, maar ergens ook zo machteloos. Ze was kwaad op haar zelf en bonkte met haar hoofd tegen het keuken kastje. Ze deed haar handen in haar haar. “Waar ben ik verdomme mee bezig!” zei ze, terwijl ze in elkaar zakte. Ze hoorde dat er iemand naar beneden kwam, maar ze was te zwak om te vluchten. Ze kon niks meer. Helemaal niks… “Gaat het?!” vroeg een geschrokken jongensstem vanuit de deuropening. Het was Olaf. Hij zag er enorm geschrokken uit. Hij liep naar haar toe en ging naast haar op z’n knieën. “Wat is er aan de hand?” vroeg hij, ook al zo bezorgd. “Laat me!” riep Carmen, maar ze wist dat ze liever wilde dat hij haar troostte. “Ik laat je zo niet alleen. Moet ik je zus erbij gaan halen anders?” Carmen schudde haar hoofd. “Doe niet! Niet doen!” “Kom eens hier.” Zei hij zacht en nam haar in z’n armen. Toen pas zag hij de wonden op haar arm. Dit keer schrok hij nog erger. “Carmen! Wat heb je gedaan!” Hij kon er niks aan doen, dat hij zo fel reageerde. Hij had het liever rustig gevraagd, maar zo kwam het er duidelijk niet uit. Ook Carmen schrok dit keer. Ze was helemaal vergeten, dat hij haar arm kon zien. Met een ruk duwde ze Olaf van zich af. “Laat me!” schreeuwde ze en dit keer kwamen er eindelijk tranen los. “Laat me, please….” Huilde ze en greep met haar armen d’r buik vast en zakte weer in elkaar. Olaf wist niet wat hij moest doen. Het liefst was hij gelijk weggevlucht, maar hij kon haar niet zo alleen achterlaten. Als hij nu Amber erbij ging halen, wie weet wat Carmen dan ondertussen deed. Maar het maakte al niks meer uit, want Amber had het geschreeuw van haar zusje gehoord en stond geschrokken in de deuropening. Met een onwetende blik keek ze geschrokken van Carmen naar Olaf en weer terug. “Nee, nee, ik heb niks gedaan Am…” Het leek wel of het niet tot haar doordrong. “Hij heeft niks gedaan.” Huilde Carmen zacht. “Hij heeft echt niets gedaan…” “Je arm…” zei Amber tegen haar zusje, “Je arm…” Olaf wist even niet wat hij moest doen. Hij stond nu tussen twee huilende zussen in. Hij sloeg een arm om beide heen. “Wat moeten we nu? We kunnen het niet zo laten…” zei Olaf. “Ik wil niet meer…” huilde Carmen. “Ik wil niet meer leven… Ik verdien het niet… Ik mag niet meer leven… Laat me gaan…” “Kan je dat?! Zoveel mensen die om je geven gewoon achter laten en zoveel pijn doen?!” vloog haar zus d’r aan. “Kun je Sven achterlaten?! Die gozer heeft zoveel voor je over, kun je hem dat flikken?! Kun je ons hier achterlaten, papa, mama?! Mensen die heel je leven al voor je klaar gestaan hebben?! Denk toch eens na! Denk eens niet aan jezelf!”
“Dat doe ik niet!!! Ik denk niet aan mezelf!!!! Jullie haten mij!! Jullie willen van me af! Ik doe het voor jullie! Ik mag niet meer leven!!” Amber werd kwaad op haar zusje. “Rot op kreng!!! Zoveel liefde hebben we je gegeven en dan wil je niet meer leven!!! Rot op!!” schreeuwde Amber. Carmen rukte zich los en rende eerst naar de keuken en pakte een groot scherp mes. Daarna rende ze naar buiten. Olaf rende haar achterna, maar toen hij haar beet wilde pakken, dreigde ze met het mes. “Ga weg!!! Ga weg!!!” Schreeuwde ze. Olaf stond verstijfd. “Bekijk het ook maar! Ik heb m’n best gedaan. Als je echt wilt, dan ga je maar!” zei Olaf en draaide zich om. “Zie je nou dat jullie me haten! Zie je nou!” Ook Olaf kon het nu niet meer aan en rende huilend naar binnen. “Bel zo’n psychisch iets op Amber! Bel!” “Ik kan het niet! Dan wordt ze straks opgenomen of zo…” “Ik doe het wel… En denk maar hieraan; Als ze opgenomen word, is dat misschien wel het beste.”
“Waar is ze nu?!” vroeg Amber. “Ik weet het niet, ze begon me te bedreigen met het mes wat ze meegenomen had… Keb haar moeten laten gaan…” “We gaan haar zoeken en brengen haar naar de politie of zo, weet ik veel wat ik hier mee aan moet. M’n ouders zijn weg, iedereen slaapt en wij zitten hier met een gestoorde Carmen… Waarom?!”
Ze pakten hun fietsen en begonnen met zoeken. “Ik bel Sven op… Hij moet dit weten… Misschien is ze wel bij hem.” Zei Amber en pakte haar telefoon.
Sven schrok enorm en had Carmen duidelijk niet gezien. Hij kwam ook mee helpen zoeken.
Hij kleedde zich om en legde ene briefje op de tafel neer. Snel pakte hij zijn fiets en fietste naar de plek waar ze afgesproken hadden.
“Hebben jullie haar al?!” vroeg hij. Zwijgend schudden ze hun hoofden. “We moeten verder zoeken…” Zwijgend fietsten ze alle straten af, maar nergens was een spoor te bekennen, totdat ze bij het meertje aankwamen. “Wat is dat?” vroeg Sven en wees naar een gedaante die op de boomstam zat, die boven het meertje hing. Hij versnelde zijn tempo en zag al snel dat het Carmen was. Huilend, met polsen vol bloed en met zin om zich te verzuipen in het meer. “Carmen?!” vroeg hij. “Laat me!!! Ik wil niet meer, ga weg!!!” “Nee, ik blijf hier en jij komt hier naartoe en anders kom ik je halen!” “Ga weg!!!” Sven had geen zin nog langer te wachten en klom de boomstam op. “Ik spring hoor!” “Je doet je best, een mens dat kan zwemmen kan zichzelf heel moeilijk verdrinken en het doet nog pijn aan je polsen ook.” Carmen keek hem woedend aan. “Rot op! Ga weg! Laat me! Ik ga toch dood!” “Nee, jij komt gezellig met mij mee!” zei hij en pakte haar hand. “Kom, please? We willen je echt niet kwijt.” Vroeg hij zacht. Misschien was het de verwarring, misschien ook niet, maar tot de grote opluchting van de anderen, nam Carmen het aanbod aan en kwam met Sven mee.
“Wat nu? Ik durf je zo niet alleen te laten…” vroeg Sven aan Carmen toen ze naar huis fietsten, omdat Carmen geen fiets had, moest ze bij Sven achterop. “kweet niej…” mompelde Carmen. Amber sloeg haar ogen neer… “Je hebt hulp nodig… Goeie hulp…” “Dat kunnen jullie me toch wel geven?” Sven slikte. Hij kreeg tranen in z’n ogen en wist niet wat hij moest zeggen. “Nee… dat kunnen wij niet.” Olaf zei het maar, omdat hij zag dat de anderen er moeite mee hadden. “Jullie kunnen me wel helpen!” “Nee lief… Daar heb je betere hulp voor nodig… Wij kunnen je steunen, maar niet genezen…”
Sven merkte dat Carmen hem stevig beet pakte. “Jij toch wel? Sven…?” Sven bleef stil. “Sven?” ze klonk nou verdrietig en wanhopig. “Jij wel hè? Jij hebt me altijd geholpen, dus nu ook hè? Sven…?” Sven pakte haar hand beet en kneep er even in. “Weet je? Bij sommige dingen kan zelfs ik je niet helpen meis… Ik wil je dolgraag steunen en ik zou je ook willen helpen, als ik dat kon, maar dat kan ik niet…” “Jullie laten me vallen! Nou ik jullie t hardst nodig heb, laten jullie me gewoon vallen!!!” Carmen was teleurgesteld en kwaad tegelijk. Het liefst sprong ze van de fiets af en rende weer weg. Dat noemde je dan je vrienden… Sven kreeg tranen in z’n ogen. “Ik laat je niet vallen lief, ik blijf je steunen, ik zal er altijd voor je zijn, maar ik kan je niet helpen. Ik kan je niet genezen van de pijn die in je zit. Ik weet amper wat het is. De enigste die dat zullen weten, zal de professionele hulpverlening zijn…” Carmen klemde zich als een klein verdrietig meisje aan Sven vast. Ze zei niets meer. Toen ze thuis kwamen ook niet. Ze gaf Sven nog een knuffel en liep daarna naar haar kamer waar ze zich op haar bed liet vallen en in slaap viel.
Amber vloog om Sven’s nek. “Bedankt voor je hulp jongen. Bedankt dat je haar bij die boom weg kreeg. Als er weer iets met haar is, wil je het dan tegen me zeggen?” Sven knikte. “Ik ga maar weer eens naar huis. M’n ouders zullen zich wel zorgen maken, denk ik. Doe morgen de groetjes aan Carm en zeg maar dat ik altijd voor haar klaar sta.” “Zal ik doen. Je bent een goeie gozer!” Sven glimlachte en fietste weer naar huis, waar hij doodmoe zijn bed in kroop.
De volgende morgen was Sven enorm chagrijnig. De vele opmerkingen van zijn zus vielen een beetje verkeerd en ze vlogen elkaar al snel in de haren. “Sven joh! Wat is er met je aan de hand! Liefdesverdriet?” pestte Femke hem. “Femke! Kappen nou!” “Ach, het kinderfeestje is mislukt dus?” “Ach rot op!” Sven rende de trap op en sloeg zijn kamerdeur achter zich dicht. “Hé! Sven! Doe eens even normaal!” riep zijn vader gelijk. “Sorry pa! Kan er niks aan doen, dat ik je zoon ben!” “Hé, Sven! Doe je even normaal?! En hou die grote mond van je even dicht!” zei zijn vader, terwijl hij om het hoekje kwam kijken. Toen hij de deur weer dicht had gedaan, liet Sven zich met een diepe zucht op zijn bed vallen. “Owkeej, gezellig… Hoi Ully! Moet jij niet beneden zitten? Kom eens lieverd.” Zei Sven tegen zijn Jack Russel en tilde Ully op. Ully gaf hem gelijk een lik in zijn gezicht. Sven glimlachte weer even. “Stoere gast!” zei hij tegen Ully en gaf ‘m een knuffel. Hij moest er wel om lachen toen Ully er alles voor deed om de knuffel te ontwijken. “Weet je hondje? Van jou ben ik tenminste ervan overtuigd, dat ik jou eerder verlies, dan jij mij… Jij bent niet zo gek om van een boom af te willen springen he?” Ully blafte. “Owkeej, ik ga je al uit laten.” Zuchtte Sven en liep samen met Ully de trap af. Sven kon het ook geen kwaad om er even uit te gaan. Binnen zitten is ook niet alles. Sven ging expres niet langs het park. Hij was bang dat hij dat even niet aankon.
Hij besloot om even langs Carmen te gaan. Even kijken hoe het met haar ging, maar dat had hij beter niet kunnen doen. Hij liep het tuinpad op en er werd al opengedaan, voordat hij aanbelde. Het was Olaf. “Kom maar even binnen.” Zei hij rustig. Er liepen rillingen over Sven’s rug. Wat was er aan de hand? Leefde Carmen nog?! Wat was er?! Een lichte paniek gleed over Sven heen.
Samen met Olaf, liep hij naar de huiskamer, waar Amber en haar ouders al zaten. “We hebben je al de hele tijd proberen te bereiken, maar we konden je nergens vinden. Je mobiel lag op je kamer en thuis was je niet, maar gelukkig ben je hier. We hebben je wat te melden en je zal er best even van schrikken, maar het is het beste wat we even kunnen doen.” Vertelde Carmens moeder. Dood kan ze dan in ieder geval niet zijn…bedacht Sven zich. “Ze is vannacht met spoed vannacht opgenomen. Vlak nadat jij weg was gegaan, begon ze weer. Olaf heeft haar vast moeten houden en ik heb de hulpdienst moeten bellen. Ze wordt nou geholpen. Ze zit nou veiliger, dan dat ze zou zijn als ze thuis was. We mogen haar elke avond op komen zoeken, maar het was gewoon nodig…” maakte Amber het af, toen ze merkte dat haar moeder tranen in d’r ogen had gekregen. Sven was zeker geschrokken… Hij tilde Ully op en hield hem dicht tegen zich aan. Het leek wel of het allemaal nog een beetje tot hem door moest dringen. “Mag ik haar ook opzoeken?” “Ja, tuurlijk, moeten we even kijken wanneer het kan.”
Sven bleef nog even wat drinken en ging daarna weer naar huis. Hij slofte wat rond door de wijk en had alles even allemaal gehad. Ully dacht waarschijnlijk net zo. Hij liep wat achter Sven aan te sjokken. Zijn kop hield hij laag en z’n staart naar beneden. Alsof het nog niet genoeg was, begon het ook nog te regenen, maar daardoor ging hij nog niet harder lopen. Het maakte hem even niets uit of hij nat werd of niet. Heel de wereld voelde zich klote, dus dan mag hij dat ook wel even voelen.
Thuis sloot hij zich op op zijn kamer en ging weer op zijn bed liggen. Hij zette de muziek keihard aan en deed zijn ogen dicht.
Het was vreemd hier, maar toch gezellig. Een leuke kamer met gekleurde gordijnen en gekleurde meubels. Een prikbord waar je je kaarten aan op kon hangen en een kapstok…waar je jezelf aan op kon hangen… Maar volgens mij was dat ding eerder voor jassen bedoeld. Carmen stond op en keek in de spiegel. Het was niet normaal wat ze zag. Een verward gezicht, met haren die als slierten over haar gezicht vielen en een doffe blik in d’r ogen. Was zij dat?! Ze koos wat kleren uit en deed die aan. Wat ze mistte was de muziek, die ze elke ochtend aanzette als ze opstond. Plotseling stond ze stijf stil. Wat zal Sven nou van haar denken?! Zou hij haar haten?! Zou hij nog wel contact met haar op willen nemen?!
Carmen voelde zich schuldig… Zo had ze dit ook weer niet bedoeld. Ze merkte dat ze veel mensen had gekwetst. Ze had nou super veel mensen pijn gedaan. Mensen die altijd op haar rekenden, die lol met haar hadden. Hoe zouden die mensen nou op haar reageren?! Ze kon wel huilen…
Gelukkig werd er op de deur geklopt. Carmen liep naar de deur en opende hem voorzichtig. Er stond een jonge vrouw voor de deur. “Hallo, ik ben Sandra.” Stelde ze zich voor. “Ik ben hier sociotherapeute. Ik zou willen vragen of je even op de afdeling kwam. Even gezellig met de anderen.” Carmen slikte even. Angstig keek ze Sandra aan. “Misschien zo.” Zei ze tenslotte. “Is goed, maar blijf niet de hele tijd op je kamer he? Das niet goed voor je, tis veel gezelliger op de afdeling.” Glimlachte ze. Carmen glimlachte nep terug. Sandra liep weer weg en Carmen sloot de deur.
Ze liet zich met een zucht op haar bed vallen. Ze was in de war. Waar was ze in hemelsnaam beland?! Ze besloot een rondje over de afdeling te lopen. Ze deed haar deur open en kwam in een vrij lange gang terecht. De vloer was rood en de deuren hadden een lichtgele kleur. Naar haar zin iets te vrolijk. De muren waren lichtgeel met een donkergele houten rand halverwege. Ze liep de gang uit naar rechts en kwam bij de wc’s en douches terecht. Vanuit die gang kon ze weer via een deur naar de huiskamer, die ook best vrolijk was. Vrolijke blauwe banken, wat leuke lijstjes met een blauwe rand van Micky Mouse. Er stond een tv en een sterieo installatie. De vloer was hier blauw, net als de deur en in het midden stond een witte ronde tafel.
Ze liep verder en kwam op de afdeling terecht. Een jongen met blond haar zei vrolijk gedag en kwam naar haar toe. “Ik ben Mark.” Zei hij. Carmen stelde zich ook voor. “Voel je hier thuis zou ik zeggen.” Glimlachte hij en liep weer terug naar het barretje van de keuken, waar hij bezig was met afwassen. Op de afdeling, stonden twee ronde eettafels met bij beide vijf stoelen er omheen. Ook hier hingen aan de muur wat leuke lijstjes. Er was uitzicht op een betegelde tuin van niet groter dan 25 vierkante meter. “Mag je niet naar buiten?” vroeg Carmen aan Mark. “Nee, alleen als er een sociotherapeut bij is. “Ben jij de enigste hier verder op de afdeling?” “Nee, de anderen zijn aan het rusten op hun kamer.” Carmen schrok even, zo moe kan je hier toch niet van worden?! Wat stond haar te wachten?! Ze liep de andere deur door en kwam bij de uitgang van de afdeling terecht. Waar ook het kantoortje van de sociotherapeuten zich bevond. Zo kwam ze ook weer in die grote gang terecht en liep weer terug naar --haar kamer. Niet vlak daarna werd ze geroepen voor het middag eten. Ze had eigenlijk helemaal geen honger. Ze verdiende het nog geeneens om wat te eten te krijgen. Moest je kijken wat ze haar vrienden had aangedaan. Ze ging aan de tafel zitten bij Mark en de socio Sandra. Verder zat er nog iemand aan haar tafel. Een meisje van een jaar of veertien. Het meisje glimlachte even naar haar en pakte daarna een boterham. Carmen glimlachte terug en schonk wat thee in.
De socio had hele leuke gesprekken met Mark en het meisje. Ze hadden gewoon echt lol. Carmen kwam er achter dat het meisje Lieke heette. Af en toe werd er ook wat aan Carmen gevraagd, zodat zij er toch wat bij betrokken raakte.
Na het eten hielp ze even mee met afruimen en daarna liep ze terug naar haar kamer. Nog geen drie tellen later werd er weer op haar deur geklopt. Carmen deed open en zag dat het dit keer een andere socio was. “Hallo, ik zal me ook nog even voorstellen, ik ben Tom. Ik kwam je even halen, want mevrouw Tessel wilt met je praten, dat wordt je behandelaarster. Ze zal je van alles uitleggen.”
“Owkeej.” Zei Carmen en liep met Nick mee. Mevrouw Tessel stelde zich voor en daarna liepen ze met zn drie-en naar een praatkamertje. Ze moesten een deur door die op slot zat. Carmen merkte dat ze daarna van haar afdeling af waren en op een andere afdeling terecht kwamen, met owk een huiskamer en allemaal kamers van jongeren. Was dit de open afdeling of zo? Er kwamen wat anderen jongeren naar haar toe die gedag kwamen zeggen en zich voor kwamen stellen.
“Dat zijn de jongeren van de open afdeling, die leer je vanzelf wel kennen. Iedereen kent hier elkaar. Als je in een hogere fase zit, dan mag je heus wel een keertje met die anderen naar het winkelcentrum hier vlak achter. Het is niet de bedoeling dat je hier alleen maar lekker binnen blijft zitten. Vooral niet met dit warme weer.” Vertelde mevrouw Tessel en Tom was het met haar eens. “Zo ie zo, mag je als je het vraagt even de patio, dat tuintje achter, of een wandelingetje maken buiten, maar daar moet dan wel een sociotherapeut bij zijn.” Vertelde Tom erbij. Carmen knikte maar wat. Was het nou de bedoeling dat ze zich hierdoor minder opgesloten moest gaan voelen?
Ze liepen naar een gezellig kamertje en begonnen een gesprek. Weer moest Carmen alles vertellen, maar ze wist niks. Wist zij veel waarom ze zich rot voelde. Ze dacht aan thuis, aan Sven, aan haar zus, aan Olaf… Wat ze hun allemaal aan had gedaan. Het liefst wilde ze terug naar hun. Zeggen dat het haar speet en gewoon proberen op nieuw te beginnen met haar leven, maar dat zal haar absoluut niet lukken. Ze was te moe, te zwak, te uitgeput… Ze vertelde gewoon wat er in haar hoofd opkwam, de helft waar, de helft niet waar, of juist weer wel. Ze wist het niet meer, ze was enorm in de war en kon haar aandacht moeilijk bij het gesprek houden. Telkens dacht ze weer aan de mensen die ze pijn had gedaan. Ze kon wel huilen, maar dat kon ze niet meer. Het liefst was ze nou naar Sven toe gefietst en had ze naar hem toe gerend en in zijn armen even tot rust willen komen, maar dat ging niet meer… Ze zat vast, opgesloten, Sven zal ze een tijdje niet meer zien. Het deed haar pijn, ze miste hem… Pas nu ze vast zat en niks meer kon doen, merkte ze hoeveel vrijheid ze normaal gesproken had.
Sven lag op zijn bed. Hij wilde wel dingen gaan doen, maar hij was geschrokken. Het moest allemaal even tot hem doordringen. Hoe lang zou hij haar nou niet zien?! Normaal spraken ze elkaar elke dag. Ze hadden altijd veel lol samen. Waarom had hij nooit iets aan haar gemerkt?! Waarom had ze nooit wat tegen hem verteld?! Sven huilde niet vaak, maar dit keer… Het sloopte hem. Nu Carmen helemaal daar zat, hoe zeker was de kans dat hij haar ooit nog zou zien?! Als ze haar nou niet goed genoeg in de gaten hielden daar? Wat zou er dan gebeuren?!
Sven voelde zich wanhopig. Het liefst zou hij naar haar toe willen gaan, maar dat ging niet.
Sven stond op en liep naar zijn bureau. Hij pakte zijn schoolboeken en probeerde wat wiskunde sommen te maken. Hij was blij dat ze het antwoordenboekje hadden uitgevonden. Hij schreef de antwoorden over en smeet daarna met een klap z’n werkschrift dicht. Nou had hij het wel gezien met school. Morgen moest hij er weer heen… Hoe zouden de anderen reageren? Zouden ze Carmen uitlachen of spottende opmerkingen maken of zouden ze juist geschokt zijn? Hij probeerde er niet al te veel over na te denken, maar dat lukte hem niet echt. Tot zijn grootste ergernis kwam Femke binnen. “Hoe gaat het met m’n broertje?” Sven wierp haar een felle blik toe. “Het is maar een vraagje hoor.” “Sorry, mijn schuld…” zuchtte Sven. “Gaat het wel? Is er iets gebeurd of zo? Je bent niet beneden, je zit niet achter de pc, je komt niet eens wat eten. Ben je ziek of zo?” pestte Femke hem. “Kappen Fem!” riep Sven en zuchtte. “Ga je nog met Amber naar de stad?” vroeg hij er achter aan. “Nee… Ze belde net op dat ze niet kon, ze wilde niet zeggen wat er was… Ze zei dat jij het wel wist eigenlijk…” Sven slikte. Fijn, nou kon hij haar dat nieuws vertellen. Sven vertelde wat er die nacht was gebeurd en waar Carmen nu was. Femke was geschrokken. Ze wilde nog wat vragen stellen, maar zag aan de blik van haar broertje, dat ze dat maar beter niet kon doen. Zachtjes verliet ze de kamer en sloot de deur. Sven zuchtte.
De volgende dag kwam hij te laat in de les. “Lekker geslapen?” vroeg zijn leraar vrolijk. Sven kon hem niet meer dan een kwade blik geven. “Oke, je kan ook gewoon zeggen dat ik mijn mond moet houden. Lever je te laat briefje dan maar in.” Sven keek hem verward aan en pleurde toen zijn tas neer bij zijn plaats en liep zonder wat te zeggen het lokaal weer uit. Tien minuten later kwam hij terug met een te laat briefje. “Ook een goeie morgen meneer.” Zei hij vrolijk en ging zitten. Zijn leraar snapte er niks meer van. Hij krapte achter zijn oor en ging weer verder met les geven. Sven ging ondertussen wat onderuit zitten. Zo boeiend was die les toch niet.
Plotseling schoot hij plotseling overeind. Hij was vergeten dat zijn mobiel met trilfunctie in zijn zak zat. De klasgenoten die het gezien hadden kwamen niet meer bij van het lachen en de anderen snapten maar niet wat er zo lollig kon zijn onder die les. Toen de leraar even niet keek pakte Sven zijn telefoon uit zijn broekzak en las het berichtje. Het kwam van Carmen.
Lief, maak je geen zorgen om me. Met mij gaat alles nu wel weer goed. Sorry voor alles. –xxx- Carmen stond er in. Bijna stonden de tranen in Sven’s ogen. Hij miste dat meisje wat altijd naast hem zat in de les en hem telkens wakker hield bij saaie lessen.
In de pauze kwam Jaimy naar hem toe. “Svennetje!” “Hey Jaimy.” “Hoe gaat ‘t? Owja, heb je les van meneer Grovers? Die valt uit. Hij is net naar het ziekenhuis gebracht. Hij heeft weer last van zijn suikerziekte.” “Het gaat wel goed en met jou? Jammer genoeg heb ik geen les meer van Grovers, toffe vent was dat altijd.” “Vind ik ook, maar een tussenuur is beter dan de leukste leraar. Waar is Carmen trouwens? Ik moet haar nog even hebben over overmorgen, dan zou ik met haar naar de stad gaan, maar ik kan niet.”
”Maak je maar geen zorgen, zij zal er ook niet zijn.”
Jaimy keek hem verward aan. “Hoezo dat?!” Sven keek naar de grond en zuchtte. “Nee, niks, laat maar. Ik heb niks gezegd.” “Je zei wel wat en ik wil het weten ook. Wat is er met Carmen? Is er iets met haar gebeurd? Ze heeft toch niet haar plannen uitgevoerd he?”
“Welke plannen?!” vroeg Sven verbaasd. Wat had ze voor plannen gehad? Waarom had ze die nooit aan hem verteld? Ze waren toch vrienden? Sven zag hoe moeilijk Jaimy het ermee had. Daarna vertelde ze met veel moeite over de plannen van Carmen. Carmen had ze nooit tegen iemand verteld, maar wel opgeschreven. Op een dag had Carmen dat briefje in plaats van een andere brief die voor Jaimy bedoeld was aan Jaimy gegeven. Er stond in hoe ze het wilde doen en waar en allemaal van dat soort dingen.
Sven was geschrokken, enorm geschrokken. De tranen stonden in zijn ogen. “Kom…” zei Jaimy en nam hem mee naar een wat rustigere plek. Ze leunde tegen het muurtje en staarde voor zich uit. “Sven?” begon ze, “Wat weet jij wat ik niet weet?” Sven zuchtte weer en kwam naast haar staan. Was het wel goed om dit te vertellen? Zou ze niet geschrokken wegrennen? “Ik weet veel dat jij niet weet…” begon hij. “Ze is gisternacht met spoed opgenomen. Ze wilde er een eind aan maken. Ze was weggelopen en had de vriend van haar zus bedreigd met een mes, omdat hij haar tegen wilde houden…” vertelde hij en vertelde ook wat er verder allemaal gebeurd was. Jaimy was geschrokken. “Ik wist het wel…” zei ze, “Ze beloofde vaak om dingen niet te doen. Ze zou gaan stoppen met snijden, maar heeft ze dus niet gedaan… Ze zou haar leven verbeteren, maar is haar niet gelukt. Ik heb het aan zien komen… Ik heb alleen nooit wat gedaan… Ik heb gedaan wat zij vroeg. Niks door vertellen. Ik had juist haar ouders moeten waarschuwen of iemand anders… Ik had haar zichzelf moeten laten helpen… Ik deed alleen niks… Ik had kwaad moeten worden en haar moeten zeggen wat ze niet goed deed, maar ik was te laf… Ik was bang dat ze dat dan zag als dat ik haar haatte… En nu is alles, waar ik zo doodsbang voor was, uitgekomen…”
“Je hebt niks verkeerd gedaan, geloof me… Je hebt niks fout gedaan… Niemand kon wat doen. Nu zit ze veilig. Ze kan als het goed is zichzelf nou niks aan doen. Vertrouw haar hier op.” Jaimy knikte.
Carmen zat weer op haar kamer. Ze had net een gesprek gehad met haar behandelaarster, omdat ze wilde dat Carmen naar de open afdeling verhuisde. Daar kon ze misschien behandelingen krijgen waar ze meer aan had en zat ze bij gezelligere mensen. Carmen was ervan geschrokken. Ze begon eindelijk een beetje iets te wennen op deze afdeling. Al was die gevangenschap wel behoorlijk irritant. Ze zat in de vensterbank en keek naar buiten, waar een kat vrolijk in het gras liep te spelen. Zo vrij, zoveel vreugde! Carmen glimlachte even. “Ach ja, katten, altijd leuk.” Zuchtte ze. Ze stopte haar telefoon in de oplader en ging op het bed liggen. Wat lag dat ding eigenlijk verrot! Ze stond weer op en keek nog in haar tas. Wat had haar moeder eigenlijk voor haar ingepakt? Ze pakte alles een beetje uit. Plotseling pakte ze een klein zwart doosje en gelijk kreeg ze tranen in haar ogen. Die had ze vorige maand nog van Sven gekregen. Er zat een geluksbeertje in. Eentje van echt zilver. “Daar heb ik speciaal voor jou voor gewerkt.” Had hij erbij gezegd. Sinds die dag heeft ze dat beertje altijd bij haar gehouden en dat wist haar moeder blijkbaar.
Ze deed het doosje in haar broekzak en ging naar de afdeling. Ze gingen spelletjes doen. Ondanks alles vond ze het steeds leuker worden op de afdeling. Vooral met Felix en Mark. Als je ze zo zag, dan had je nooit verwacht, dat die zulke problemen hebben.
Toen ze na het eten eindelijk weer op haar kamer kwam, zag ze dat ze een smsje had gekregen van Sven. Hij vertelde haar dat hij haar ’s avonds op kwam zoeken, samen met haar ouders. Carmen was blij. Ze kon niet wachten tot die twee uur om waren.
Sven hoopte dat ze zijn smsje had ontvangen, aangezien zijn telefoon nog wel eens irritant wilde doen. Sven bleef ook gelijk bij Carmen’s ouders eten. Hij had er zin in om naar haar toe te gaan en ook wilde hij wel eens weten hoe het er nou allemaal uitzag daar. Aan de andere kant was hij ook juist bang om naar haar toe te gaan. Bang, dat ze er heel slecht uit zag en bang dat hij in tranen zou uitbarsten, want HIJ was de gene die nou even sterk moest zijn. Hij was de gene die geen pijn mocht hebben.
Om zeven uur stond hij daar… Voor een vrij nieuw gebouw, het zag er allemaal heel gezellig uit. De ouders van Carmen stonden achter hem.
Door een sociotherapeut werden ze de afdeling opgelaten. Daar zag hij haar zitten. Een beetje in elkaar gekropen, maar verder wel zoals hij haar kende. Hij liep naar haar toe en kwam rustig naast haar zitten. “Hey,” zei hij voorzichtig. “Hey,” zei Carmen terug. “Ik heb je gemist.” “Mij?!” Sven was verbaasd. “Waarom?” Dat kwam er nogal stom uit, bedacht Sven zich, maar Carmen moest er wel om lachen. “Nou…” begon ze, “Omdat ik zo enorme hekel aan je heb en de haat voor je een beetje begon te missen.” Er onstond een brede grijns op Sven’s gezicht. “Een beetje maar? Je kent me al zo lang en nog mis je die haat maar een beetje… Lekker type ben jij zeg!” Carmen glimlachte flauw, daarna begroette ze haar ouders, maar die lieten Carmen en Sven al gauw met rust, omdat ze een gesprek met de sociotherapeuten aanvroegen.
“En hoe is het hier nou?” vroeg Sven nieuwsgierig. “Euhmz…zwaar…” Carmen sloeg d’r ogen neer. Sven wist even niet wat hij moest zeggen en sloeg troostend een arm om haar heen. “Als het niet gaat mag je me bellen he? Laat hem maar een paar keer overgaan en ik zal je terugbellen.” Carmen knikte en kroop tegen Sven aan. Hij merkte hoe stevig ze hem vasthield. Alsof ze even een houvast had gevonden om niet verder het zwarte gat in te zakken.
De volgende dag moest Carmen om elf uur bij mevrouw Tessel komen. Carmen ging in haar vaste stoel zitten en wachtte tot mevrouw Tessel begon met praten. “Zo Carmen…” Carmen keek haar fel aan. Alsof ze boos op mevrouw Tessel was, omdat ze iets terug moest zeggen. “Gaat alles een beetje goed zo?” Carmen haalde haar schouders op. “Je kunt er wel wennen?” Weer haalde Carmen haar schouders op. “Als je niks zegt, kunnen we je ook niet helpen.” “Wat hebben deze vragen met mijn problemen te maken?!” vroeg Carmen aanvallend. “Heel veel.”
Weer haalde Carmen haar schouders op. Mevrouw Tessel keek haar strak aan. “Wat wil je eigenlijk bereiken?” Carmen voelde zich aangevallen door die vraag. Ze werd kwaad op mevrouw Tessel, maar waarom? Het was toch maar gewoon een vraag? “Beter worden of zo…” zei Carmen onverschillig. “Dus je zou het ook goed vinden als je zo blijft zoals je nu bent.” “Nee.” “Maar waarom zeg je dan dat je beter wilt worden, alsof het je allemaal helemaal niks boeit.” Weer haalde Carmen haar schouders op.
Zo ging het gesprek een kwartiertje door en daarna begon mevrouw Tessel over het onderwerp, dat Carmen naar de open afdeling moest verhuizen. Het liefst die dag nog.
”Ow, owkeej…” antwoordde Carmen en daarna sloot mevrouw Tessel het gesprek af. Samen liepen ze naar de open afdeling en maakte Carmen kennis met Jeroen. Dat was een sociotherapeut op de open afdeling. Hij leek haar wel grappig. Ze vond hem echt zo’n humortypetje. Zo’n eentje, die je in de maling nam waar je bij stond. Dat overkwam haar dus ook. “Uhm… Ik weet niet of je het al wist, maar op de gesloten afdeling, moet je altijd je schoenen uit. Wij hebben hier namelijk geen Felix die met borden gooit.” Carmen wilde al naar de deur toe lopen en haar schoenen uit trekken, maar merkte de twee lachende gezichten op. Carmen glimlachte. “Wat grappig toch weer.” Zei ze en keek Jeroen lachend aan. “Is het de bedoeling op de open afdeling, dat je elke keer in je grappen moet trappen, ook al heb je ze door?” “Kijk jij maar uit dame!” “Zalk doen.”
”De bedoeling is dat je straks je spullen al gaat pakken en vandaag het liefst zo snel mogelijk hierheen verhuist. Is dat goed?” Carmen haalde haar schouders op. Het interesseerde haar niet zo. En toch zou ze inderdaad de vliegende borden van Felix missen.
Eindelijk was Sven uit. Hij werd gek van die school, maar toch was het er wel gezellig. “Sven!!!!!!!!!” Hoorde hij Jaimy achter hem roepen. Toen hij zich om draaide, stond ze al vlak achter hem. “Ben je ook al uit?” vroeg ze. Sven knikte. “Heb je zin om met me mee te gaan naar huis?” “Uhmz, jah, waarom ook niet?”
Samen liepen ze naar hun fietsen en fietsten naar Jaimy’s huis. Het was een mooi groot huis en vooral een mooie tuin er omheen. En vooral geen last van buren. “Dis nou net zo’n Amerikaans huisje, waarbij je in van die school films altijd ziet, dat er feestjes gegeven worden.” Merkte Sven op. “Ach, wie zegt dat dat niet gaat gebeuren!” lachte Jaimy. “Owkeej, als we zo gaan beginnen, wanneer is het feest?” “Ja, als mn ouders op vakantie zijn.” “En wanneer is dat?” “Dat weet ik dus nog niet, misschien wel nooit. En dan hebben we ook nog m’n irritante broer!”
”Heb je een broer?” “Jeps, Tjerk, ken je hem niet?” “DE Tjerk?” “Nou, het is wel EEN Tjerk, maar DE Tjerk weet ik niet hoor. Wie is DE Tjerk dan?” “O, de vriend van m’n zus.” “Ik weet wel dat ie een vriendin heeft, maar weet niet of dat jou zus is. Het is wel een lief meisje hoor. Niet echt knap, maar wel lief.” “O, dat lieve verpest het al, dan is het m’n zus niet.” “Ach, kom op man! Je vindt je zus vast wel een heel erg klein beetje lief. Ik bedoel, ik mag m’n broer ook wel een klein beetje. Maar wel maar een heel erg klein beetje.” Lachend liepen ze naar binnen en begroeten de ouders van Jaimy. Ze pakten wat te drinken en te eten en liepen door naar boven. Ze kwamen op een grote, gezellige kamer terecht., die gesplitst werd door twee lange kleurige gordijnen. Aan de ene kant was er ruimte om te zitten en aan de andere kant, stond haar bed en haar bureau.
Jaimy liet zich in een luie stoel vallen en zuchtte diep. Sven liet zich in de stoel naast haar zakken en keek haar bedenkelijk aan. Jaimy keek vragend terug. “Ik moest opeens aan dat feest toen denken. Toen had ik nog gewoon naast Carmen gezeten.” “Het is moeilijk…” Meer wist Jaimy ook even niet te zeggen. Plotseling stond ze op en deed de deur open. Er kwam een dikke zwarte kat binnenlopen. Jaimy deed de deur weer dicht en ging weer zitten. Sven keek hoe ‘t beestje achter Jaimy aan liep. “ Dit is mijn kat Soppie.” Zie ze, terwijl ze Soppie aaide. “Op vrijdag de dertiende gekregen van m’n opa.” Sven glimlachte flauw. “Gaat het wel met je?” vroeg Jaimy. “Ach ja, het komt wel weer goed joh, maak je maar geen zorgen.” Plotseling schoot Sven in de lach. “Ben jij dat meisje?” zei hij en wees naar ee foto aan de muur, waar een klein donker blond meisje op stond. “Uhm…ney… Dat was m’n zusje…” “Was?” “Ja, ze is euhm… Ze is gestorven aan een nierziekte. Ze kon niet op tijd behandeld worden.” “O…sorry…” “Het geeft niet, kon jij ook niet weten.” “Wanneer euhm… wanneer is ze overleden?” “Vorig jaar… Ze was 11 jaar oud…” “Als je steun nodig hebt, ik ben er voor je.” “Dat is lief van je…” zei ze en er stonden tranen in haar ogen. “Kom eens hier…” Jaimy stond op en liep naar Sven toe, die gebaarde dat ze op zijn schoot moest komen zitten. Ze ging zitten en Sven sloeg troostend zijn armen om haar heen. “Je mist haar he?” “Hoe weet je dat?” “Dat zie ik aan je.” “Ow…”
Nog even bleven ze zo zitten en daarna moest Sven weer naar huis, omdat hij die avond moest trainen.
“Ben je gister nog bij Carmen geweest?” vroeg Ilse aan Sven, toen hij de sportzaal binnen kwam wandelen. “Ja, het gaat nog niet echt goed met haar, maar in ieder geval wel al stukken beter.” Wist Sven te vertellen. “Thnx, blij dat te horen.” Zei ze en werd geroepen. “Wat is er?” riep ze. “Ik kom al! Sorry, kmoet de meidenkleedkamer ff in, mag je niet mee.” “Jammer.” Ilse stak haar tong uit en liep naar binnen.
Sven liep naar de bankjes en gooide zijn tas er op. Hij keek wat in het rond en zag dat het team, dat hoger dan hem speelde met 3-2 achter stond. Hij pakte zijn tas weer en kleedde zich om. “O, maham!” riep hij toen hij merkte dat hij t shirt van zijn zus had. “Dees is te groot man! Ik kan er in zwemmen.”
”Whaha, misschien met je dan maar aan waterkorfbal doen!” Het was Mark die binnenkwam lopen. “Ach joh! Geit! Doe normal joh! Dat shirt staat je prima. Wees maar niet bang hoor, Lotte zal je er heus niej op aan kijken!” grijnsde hij. Met een vermoeide blik keek Sven Mark aan. “Waar blijft de rest trouwens?” vroeg hij om van onderwerp te veranderen. “Euhm…nou… Volgens mij hadden die dat ding… Hoe heet t…” “Owja, dat feestje waar ze t laatst over hadden.” “Ja, dat ding ja. Wie van de meisjes is er?” “Allemaal.” “Ook Lotte?” plaagde Mark Sven. “O, ja, gelukkig wel zeg, ik weet echt niet wat ik anders had gemoeten! Dan had ik haar mooie gezichtje moeten missen en bla bla bla, wat nog meer?” zei Sven sarcastisch. “Owja, ik word er trouwens wel gek van hoor! Al die natte dromen de laatste tijd!” Mark schoot in de lach. “Het komt wel goed jongen, geloof me!”
”Je praat wel tegenstrijdig he? Je gebruikt de woorden ‘geloof’ en ‘me’ in 1 zin, dat past niet bij jou.” Zei Sven en grijnsde. “Ik ben klaar, ik zie je zo wel in de zaal.” Sven pakte zijn spullen en liep de kleedkamer uit.
Hij keek naar de klok en besloot alvast warm te lopen. Om 8 uur begon de training. Het leek wel alsof hij nooit gekorfbald had. Alles ging fout en hij kreeg telkens commentaar dat ie op zijn technieken moest blijven letten. Sven deed z’n best, maar op t laatst riep hij naar zijn trainer Lars: “Laat maar…” en ging op een bankje langs de kant zitten. Lars liep naar Danny, de andere trainer en Sven merkte op dat ze het over hem hadden.
Ze zouden hem toch niet uit dit team halen? Dat mocht niet gebeuren, het was hier net zo gezellig.
Lars kwam naar Sven toe lopen en kwam naast hem zitten. “Zo, hoe gaat het er mee?” vroeg hij. Sven zweeg even. “Oké, vertel me het nieuws maar, jullie hebben me niet mee nodig.” Lars keek hem verbaasd aan. “Waarom zouden we je niet meer nodig hebben?” “Nou, heb je gezien hoe ik train?!” “Ja, en? Iedereen heeft wel eens een baaldag.” “Dit is geen baaldag!” riep Sven iets te hard, zodat de anderen verbaasd opkeken. “Wat is het dan?” “Een gewone dag.” Sven wilde opstaan, maar zijn trainer hield hem tegen. “Als er iets is, je weet hoe je me kan bereiken hè?” Sven knikte en stond op. Waarschijnlijk zouden z’n trainers het niet erg vinden als hij alvast naar huis ging. Ze hadden vandaag toch niks aan hem.
Hij besloot niet gelijk naar huis te gaan, maar nog even langs Jamie te gaan.
Hij zette zijn fiets tegen het huis aan en belde aan. Jamie’s moeder deed open. “Hey! Ben jij niet het broertje van Femke?” “Femke? Ja, hoezo?” “Ja, die is hier ook. Moet je haar hebben?” “Euhm… Nee… Ik kom eigenlijk voor Jaimy.” “O, kom binnen joh! Die zit op haar kamer, hier de trap op.” Sven kwam binnen en hing zijn jas op. Hij zei Jamie’s moeder gedag en liep de trap op.
Voor de deur van Jamie zuchtte hij even en klopte aan. “Wat is er?” klonk er uit de kamer. “Ja, of ik even binnen mag komen?” antwoordde Sven en wachtte tot Jaimy de deur open deed. “Eey, ik had je niet verwacht joh.” Ze glimlachte verlegen en ging op haar bed zitten. “Moest je niet trainen?” vroeg ze. “Euhm… Nee, het ging niet door.” Loog hij. “Oooooooooooooow, oké.” Zei ze en glimlachte weer. “Je mag wel gaan zitten hoor.” Sven knikte en kwam naast haar zitten. Verder zweeg hij. Uit verveling keek hij even op zijn telefoon. “U heeft 1 nieuw berichten.” Las hij hard op. “Vertel!” zei Jaimy en zag de uitdrukking op Sven’s gezicht veranderen. “Wil je ’t weten?” “Alleen als jij ’t goed vindt.” “Oké, hey lief, ik kan vant weekend niet thuiskomen.Ik heb poging gedaan, sorry.*knuf*Car.” Jaimy slikte. Ze wist niet zo goed wat ze moest zeggen. Sven liet zich achterover op het bed vallen. “Weet je? Soms denk ik echt, dat ik het allemaal niet meer trek. Al die steun die je moet blijven geven. Altijd goede raad moeten weten. Ik kan het gewoon niet meer…” Hij staarde naar ’t plafond en hield zijn tranen tegen. Jaimy pakte zijn hand vast, verder zweeg ze. “Ik ga even wat drinken halen beneden, wil je ook wat cola, of wat anders?” Sven knikte alleen maar. Jaimy stond op en liep de kamer uit. Even later kwam ze terug met een fles cola en twee glazen. Sven lag nog steeds op haar bed voor zich uit te staren. Ze zette de glazen en de fles cola weg en ging weer naast hem zitten. “Weet je? Het is eigenlijk voor het eerst dat ik je als een levend lijk zie.” Sven glimlachte. “Is het zo erg dan?” Jaimy glimlachte ook. “Eigenlijk wel ja.” “Sorry… Moet ik weg gaan?” “Nee joh! Gekkie! Blijf maar even hier. Dat is beter dan thuis alleen op je kamer zitten.” “Dank je…” mompelde Sven. Jaimy ging naast hem liggen en legde haar hoofd op z’n buik. Sven legde zijn armen om haar heen. “Het liefst was ik een boom geweest.” Zei Sven. Jaimy lachte. “Jij ook met je vage gedachtes.” “Ik kan er niks aan doen.” “Ik ook niet.” “Hey! Gaan we bijdehand worden?” “Ja, beter dan bijdevoet, want dan moet je bukken.”
Een tijdje bleef het stil. Waarschijnlijk dachten ze beide aan hetzelfde. “Denk jij dat Carmen levend de kliniek uit komt?” vroeg Jaimy. “Ik hoop het wel.” Zuchtte Sven. Op dat moment kon hij zijn tranen niet meer tegen houden. “Ik denk het alleen niet…” Jaimy kroop dichter tegen Sven aan en hield hem stevig vast. “Tuurlijk wel lief, tuurlijk komt ze er levend uit!”
”Jij hebt haar die ene avond niet gezien! Jij hebt haar wonden niet gezien, haar dode blik in haar ogen, de drang om zelfmoord te plegen toen ze op die boomstam zat! ’t Was vreselijk.” “O, jochie toch…” Jaimy keek naar Sven’s behuilde gezicht. Ze veegde de tranen bij zijn ogen vandaan. “Je hebt gelijk, maar toch mag je de hoop niet opgeven. Je moet in haar blijven geloven zoals je altijd al bij haar hebt gedaan. Laat haar niet aan je ontsnappen. Hou haar vast.”