hee, bedankt
ik zal even een nieuw stuk plaatsen. lees trouwens ook mijn ander verhaal es, slavernij verhaal, staat ook hier op het forum
Hfd.3 Het kwaad ontwaakt
Op dat ene moment dat ze besefte wat haar lot was, haar taak, had ze de eerste stap gezet. De eerste stap die zou leiden naar de bron, naar het einde van het kwaad. Als ze zou slagen, zouden mensen nooit weten hoe het leven was geweest zonder dromen. Ze zouden zich er nooit van bewust zijn geweest, welk kwaad er schuilt achter hun dromen. Maar wat als kwaad wint…als het goede niet sterk genoeg is.. dan zullen mensen niet meer kunnen dromen. En ohh, niemand, niemand behalve ik weet, welke schade dat aan zou richtten. Want ik, ben heerser van alle spiegelwerelden, ik ben Angaráto Elanessë.Ik zal het meisje, Lourdes, volgen tijdens haar reis. Ik zal haar verhinderen, ik zal haar kwaad sturen vanuit mijn reik. Niemand kan mij stoppen, want Ik, ben het kwaad. En ik zal overwinnen!
Op dat moment, liep Lourdes de stad uit, met Fëaráno aan haar zijde, zich niet bewust van het kwaad dat haar achtervolgde. Maar oh, het loerde. Overal, elk moment. Maar Lourdes wist het niet, nee, ze wist het niet. Ze liep zwijgend naar de plek waar ze zonet aangekomen was. Hier begon haar reis. Ze had alleen geen idee waar ze heen moest. Ze kon net zo goed alle werelden gaan verkennen, misschien kwam ze de bron vanzelf wel tegen.
Ze kon nog steeds niet zo goed bevatten waarom ze hier was. Kon ze nog terug naar huis, kon ze haar familie, haar vrienden nog terug zien? Ze kwam hier zo opeens, zonder te weten waarom, zo ineens. Misschien lag ze nog steeds thuis op bed, riep haar moeder haar voor het eten. Maar het leek zo echt, en ze wist niet waarom maar op de een of andere manier had ze het gevoeld dat ze dit moest doen. Zij, Lourdes, zo nuchter en ongelovig als ze altijd geweest was. Zouden ze haar missen thuis, zouden ze zich wanhopig afvragen waar ze was? Misschien hadden ze de politie wel gebeld, zaten ze huilend op de bank, haar vader, moeder en haar kleine zusje Gwen, wanhopig en angstig. Thuis leek zo ver weg, alsof het er nooit geweest was. Alsof ze er nooit geleefd had. Het was zo raar, ze kon het niet bevatten. Hier liep ze dan, in een vreemd land met een knappe elf naast haar. Had ze daar ooit aan kunnen denken, over kunnen fantaseren? Nee, het was te onwerkelijk, maar toch was het waar. En wat kon ze anders doen, dan er maar het beste van te maken?
Alsof Fëaráno wist waar ze aan dacht, zei hij zacht; je mist je thuis. Het was geen vraag, hij zij het. Hij keek haar aan met zijn fel blauwe ogen, die zo wijs waren, en ze had het gevoel alsof hij in haar kon kijken. Ik kan een boodschap laten sturen naar huis, naar je familie. Lourdes wilde haar familie laten weten dat het goed met haar ging, maar hoe kon ze ze vertellen waar ze was, wat ze deed? Nee, dat kon ze niet, het was onmogelijk. Ze had geen andere keus, dan ze ontwetend te laten. Ja, zei ze tegen Fëaráno, ik wil graag dat ze weten dat het goed met me gaat, en dat ik ze heel erg mis. Hij knikte, en floot op zijn vingers. Ze hief haar hand boven haar ogen omdat ze verblind werd door het felle zonlicht, maar zag niks. Toch voelde ze de wind waaien door haar haren, terwijl het daarnet nog windstil was geweest. Wat was dat? Ze keek angstig om zich heen, maar Fëaráno had nergens last van. Wel, wel…als dat Lourdes niet is…hoorde ze een stem, ergens boven haar. Het klonk niet menselijk, heel zacht en iel. Toen ze zich omdraaide, en boven in de boom keek, deinsde ze even achteruit. Op een van de grote takken van de boom achter haar, zat een kleine trol. Hij was niet groter dan haar hand, had pluizige haren, en kleine maar glimmende ogen. Hij liet zijn kleine knokige benen over de rand van de tak heen en weer bungelen, en lachte. Hij knipperde met zijn ogen, en een tel later was hij van de tak verdwenen. Lourdes keek om zich heen, maar kon hem nergens ontdekken. Toen hoorde ze een ijl stemmetje vlak naast haar oor, en schrok. Daar wad hij dus, op haar schouder. Kiekeboe! Riep hij, en grinnikte. Neem het
hem niet kwalijk, zei Fëaráno. Dit is Hoppe, hij houd er van mensen te plagen, die hier niet leven. Hij is een pixie, en woont hier in de heuvels met zijn volk, ze leven onder de regering van koning Jippe. Ze doen niemand kwaad hoor, ze kunnen alleen behoorlijk irritant zijn, bijvoorbeeld als ze alle koopwaren van de mark omwisselen, als niemand kijkt, of kleine kinderen aan hun neus trekken. Hoppe knikte, en bevestigde daarmee Fëaráno's woorden. Hij grinnikte, en knikte nogmaals heftig. Hoppe, kun je wat voor me doen? Zijn kleine, vrolijke gezicht betrok, toen hij besefte dat hij moest werken. Als hij ergens een hekel aan had, was het aan werken. Kun je de familie van Lourdes een boodschap overbrengen? Jah, jah vooruit dan maar. Kom maar op, en snel een beetje graag, ik heb nog meer te doen, zei hij humeurig. Kun je mijn familie vertellen dat het goed met me gaat? En dat ik ze mis, en van ze hou. Ze voelde zich zo leeg, en zo kil zonder haar vertrouwde omgeving, zonder haar vrienden. Ze vroeg zich elk uur, elke minuut en elke seconde af, of ze ze nog terug zou zien. Gelukkig zouden ze snel weten dat het goed met haar ging, dan hoefden ze niet meer zo ongerust te zijn. Kom, zei Fëaráno, en legde zijn slanke hand op haar schouder. We hebben nog een lange weg te gaan, en we moeten Noah voor het donker vinden. Lourdes trok vragen haar wenkbrauwen op. noah? Oh, dat weet je natuurlijk niet! Noah, is net als jij een mens. Hij is hier om dezelfde reden als jij. Om de spiegelwerelden te redden. Ooit hebben de wijzen hem hierheen geroepen, omdat ze dachten at hij de uitverkorene was, om het kwade te verslaan. En dat is hij wel, maar slechts een deel. We hadden het tweede deel nodig, en dat ben jij, Lourdes. Samen met Noah, zijn jullie de uitverkorenen om het kwade te verslaan. En ik heb vertrouwen in jullie, de wijzen hebben jullie uitgekozen, en ik zou al mijn wijsheid voor hen geven. We moeten hem zien te vinden, voor de zon achter de horizon vlucht, op zoek naar een veiligere plek. En wij gaan de zon achterna Lourdes, op zoek naar een veilige plek. Ik voel dat het kwaad niet ver weg is. We moeten haast maken, voor het duister invalt…
En hij had gelijk, want het kwaad loerde. Het bespiedde hen, beluisterde hen. En het hoorde alles, alles wat ze zeiden. Want het was sluw, en het was scherp. Angaráto Elanessë verloor nooit iets uit het oog, oh nee, hij greep het vast, en liet het niet meer los. Ik zal ze volgen, overal, elke stap die ze zetten, niets zal aan mij voorbijgaan. Ik zie ze hier, vanuit mijn rijk, mijn prachtige, grote rijk, vervuld van rijkdom, en van macht. En oh, vervuld van het duister, van het kwaad. Hier op mijn troon, mijn koningrijk van duisternis, zal ik ze lokken, en ze zullen het niet kunnen weerstaan, oh nee, niemand kan mijn duistere machten weerstaan. Het lokt je, en achtervolgd je. En ook zij zullen bezwijken, want iedereen bezwijkt. Armen, rijken, en ook elfen, die machtige wijze wezens. Maar mensen zijn zo zwak, zo zwak, ze vallen voor de duisternis, zo snel. En ik zal heersen, alle spiegelwerelden zullen worden gesplist. Oh ja, ik zal heersen, en het bevalt me. Ik, Angaráto Elanessë, zal heersen, als koning van het duister….oh ja, ik zal heersen………
Daar stonden ze dan, in een hele andere wereld, een vreemde. Ze was hier nooit eerder geweest. Het landschap was mooi, maar er hing een donkere mist over de uitgestrekte vlakte, en iets maakte haar dat ze op haar hoede bleef. Er hing hier iets onbetrouwbaars in de lucht, en ze kon het voelen. Verderop lag een klein dorpje, en ze besloten om daar verder te gaan zoeken naar noah. Ook hij kon zich van wereld naar wereld verplaatsen, en ze wisten niet precies waar hij zich bevond. Ze moesten zich haasten. Ze dacht niet meer zo vaak aan haar familie, en hoopte dat Hoppe de boodschap had overgebracht. Ze moest lachen, als ze zich bedacht hoe haar familie geschrokken zou zijn van Hoppe. Het dorpje dat ze in de verte hadden zien liggen, leek op het eerste gezicht een gewoon standaard dorpje, maar Lourdes rilde, en ze merkte dat Fëaráno zich ook niet zo op zijn gemak voelde. Er stonden kraampjes langs de straten, en met het geld dat Fëaráno bij zich had, kochten ze wat vreemd uitziend fruit, en wat vers brood voor onderweg. De vrouw achter het kraampje, keek nors, en jaagde met een kwaad gezicht een paar spelende kinderen weg. Een enkel kind dat probeerde om een appel te stelen, kreeg prompt een ongeluk. En niemand leek het vreemd de vinden, geen enkel mens keek naar het kind om, dat huilend op de straat lag. Hij stond op, en liep met een bedroefd gezicht weg. En was het toeval, dat een paar ogenblikken later de marktkraam van de vrouw, belaagd werd door ratten? Nee, dat was het niet, zeker niet. Lourdes wist niet wat er aan de hand was, maar Fëaráno, wist het wel. Welk land is dit, vroeg ze aan hem. Hij draaide langzaam zijn hoofd naar haar toe, en zei; dit is het land van wraak, Lourdes. Ze keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan, en vroeg zich af waar ze nou in hemelsnaam weer was beland. Mensen gebruiken hier magie om wraak te nemen op elkaar. Dat het jongentje een ongeluk kreeg, was het werk van die vrouw daar, zei hij wijzend op de marktvrouw met het norse gezicht. En die ratten…ik denk dat je dat zelf wel weet. Maar kom, we moeten Noah vinden, misschien is hij hier. Ik kan voelen dat hij niet ver weg is. Allebei nogal ongemakkelijk, liepen ze het stadje door, en informeerden naar Noah. Maar de mensen leken niet erg geïnteresseerd, in hen. Het kon ze niks schelen of ze op zoek waren naar een jongen, ze waren veel te druk bezig met het wraak nemen op anderen. Totdat ze iemand tegen kwamen, die anders leek. Het was een man, een oude man, en zijn lange grijze baard hing bijna tot op de grond. Zijn ogen, straalden vriendelijk uit, iets wat in dit land niet thuishoorde. Hij strompelde met zijn wandelstok over de weg, en groette iedereen die hem passeerde. Toen hij hen zag, bleef hij even staan, en zwaaide. Fëaráno leek opgelucht te zijn dat hij eindelijk iemand tegen kwam die er niet erg wraakzuchtig uit zag, en hen waarschijnlijk wel kon helpen. Waarschijnlijk was de man ook een elf, want ze praatten in een taal die Lourdes niet kon begrijpen. Fëaráno draaide zich om naar Lourdes, en wenkte haar. Zijn blauwe ogen schitterden.Maar niet van opwinding, van angst. Ik weet waar Noah zich schuil houd. Zei hij, maar ik ben bang dat we er niet kunnen komen. Hij is…in HET. Lourdes keek hem fronsend aan. Waar? Nou, zij hij ongemakkelijk, hij is in een land, waar wij niet kunnen komen. Het land van het kwaad. Hij schudde verloren zijn hoofd, en leek alle moed opgegeven te hebben. Kom zei hij, we gaan. Hier kunnen we ook niet blijven. Ze liepen een eindje, toen Lourdes een bekend gniffelend geluid hoorde. Iemand lachte, en het leek dichterbij te komen. Een paar tellen later was het vlak bij haar oor. Toen ze zich omdraaide, en opzij keek, trokken twee kleine handjes aan haar neus, en weer hoorde ze dat gniffelende geluid, nu heel dichtbij. Ze kon al wel raden wie daar op haar schouder zat: Hoppe. Ze wreef over haar pijnlijke neus, en keek kwaad naar Fëaráno, die over de staat rolde van het lachen. Wat was er nou zo grappig? Toen zag ze dat de oude man plotseling verdwenen was. Zo snel kon hij toch niet lopen, op zijn leeftijd? En, en…hoe vonden jullie mij? Het kleine stemmetje van Hoppe klonk opgewonden naast haar oor. Fëaráno en Lourdes keken hem beiden vragend aan. Als die oude man, gniffelde hij weer. Ik had jullie wel beet he! Maar Fëaráno kon er niet om lachen. Ik ben me dood geschrokken Hoppe, dit is niet grappig! Hij verhief zijn stem, en zijn ogen glinsterden niet meer. Hoppe gniffelde nog steeds zachtjes maar zijn kleine gezichtje keek een stuk minder blij. Hij zette grote onschuldige ogen op, en leek elk moment in tranen uit te kunnen barstten. Toen lachten Lourdes en Fëaráno, tegelijk. Kom op Hoppe, zei hij, kom maar met ons mee. Ik wil niet weten wat ze hier met je doen als je weer van die geintjes uithaalt. En toen gingen ze, met z’n drieën op pad, op zoek naar Noah, de eerste uitverkorene, om de spiegelwerelden te redden. Lourdes was zich nog steeds niet bewust van het kwaad dat hen achtervolgde. Fëaráno wist het wel, zijn elfenogen zagen alles, en zijn eeuwenoude wijsheid vertelde hem dat ze werden achtervolgd. Hij wou het Lourdes niet vertellen, nog niet. Ze zou er snel genoeg achter komen. Snel genoeg…