Advertentie | |
|
09-05-2003, 22:13 | |
Ziehier deel 4 Blijven reageren aub
------------------------------- 4 Peter ligt languit op z’n bed. Hij probeert zich voor te stellen hoe zijn toekomst er nu uitziet. Eerst nog een grote week vakantie. Daarna ga ik naar het Amandelcollege voor een 6-tal maanden, dan is het grote vakantie en daarna ga ik allicht verderstuderen. Mmmz, echt veel zin voor heb detail heb ik niet vanochtend, lacht hij bij zichzelf. Laat ik eerst deze vakantie een beetje zinvol doorbrengen en hopelijk vallen de leerlingen – vooral mijn klasgenoten dan – een beetje mee, maar veel slechter dan het Lemmenscollege kan het niet zijn. Peter plant zijn elleboog in zijn matras en gaat wat rechtop zitten. Naast zijn bed, op de grond, ziet hij het boek liggen: ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’. Jaja Wim, was jij er nog maar. Eva opent haar ogen. Het is allemaal nog wat wazig. Zodra ze haar hoofd wil optillen, voelt ze een ondraaglijke pijn in die houten kop van haar. “Aah, het is niet mogelijk”. “Toch wel,” repliceert haar moeder onverwacht, die zonet in de deuropening is verschenen. “Je kunt geen pijn genoeg hebben.” Eva probeert zich te herinneren wat ervoor gezorgd heeft dat ze hier nu in haar bed ligt met steeds terugkerende, helse steken in haar hoofd. Ze herinnert zich vaag iets van twee mannen in het gemeentehuis. “Je hebt geluk dat ik de organiserende schepen, samen met de andere ouders, tot kalmte heb kunnen brengen. Toen hij merkte dat jullie zowat op jullie eentje de hele drankvoorraad van het gemeentehuis hadden opgezopen, was hij helemaal buiten zinnen. In mijn onmetelijke goedheid heb ik samen met die andere ouders de onkosten betaald en mij meermaals geëxcuseerd. Al bij al ben je er nog goed vanaf gekomen.” Plots herinnert Eva zich alles, glashelder. “Kijk, ik kan erinkomen dat je zo’n avondje in het gemeentehuis niet echt boeiend vindt, maar dat betekent nog niet dat je de boel op stelten moet zetten.” “Sorry, ik heb me laten meeslepen door de omstandigheden.” “Het is al lang goed, zorg gewoon dat het niet meer gebeurd en gun mij voor de rest een rustige kerstvakantie. Ok? Goed dan, slaapwel.” Eva’s moeder wandelt de kamer weer uit en in het naar buiten gaan duwt ze op de schakelaar, zodat het weer donker wordt in de slaapkamer. Ondanks haar hoofd, dat wel vol spelden lijkt te zitten, begint Eva de voorbije avond te recapituleren. Ze wordt er spontaan vrolijk van. “Ik heb het,” fluistert ze, “ik heb de manier gevonden om eindelijk een gevoel van geluk in mijn lichaam binnen te loodsen. Ik zet gewoon mijn trots opzij en doe mee met de rest, zo simpel is het verdomme! Ik doe gewoon mee met die gasten, dan word ik logischerwijs ook even vrolijk als hen! Het ligt misschien niet in mijn aard, maar who cares? Wie zegt dat je jezelf moet blijven? Jezelf blijven zuigt, dat hebben we gisteren gezien. Ik was/ben misschien wel dronken, het feit dat ik mij gisteren rotgeamuseerd heb, blijft bestaan. Daarenboven bestaat zo de kans dat ik zo daadwerkelijk ooit een gelijkgestemde tegenkom, kijk maar naar die twee mannen gisteren. Vanaf volgend trimester doe ik gewoon mee met die losers, besluit ze, gewoon meedoen, dat ik daar verdomme nog nooit eerder opgekomen ben. Peter laat z’n ogen glijden over z’n cd-collectie. Die bestaat nu toch al uit zo’n 200-tal cd’s. Zonder zou hij het waarschijnlijk nooit redden. Literatuur, muziek, kunst en cultuur tout court, zorgen ervoor dat Peter altijd weer de kracht vindt, als het iets minder gaat, om verder te doen. Zijn moeder zit beneden tv te kijken. Zo gaat het meestal: zij beneden, hij boven. Dan ontsteekt hij zijn nachtlampje, zet wat muziek op en leest wat, of hij denkt gewoon. Volgend jaar wil Peter zeker en vast filosofie gaan studeren. Van je hobby je beroep maken, wie wil het niet?, vindt Peter. Al de hele week heeft Peter zitten lezen in het boek dat Wim hem destijds had aanbevolen. En zoals nogal vaak had Wim gelijk: het is een prachtig boek. Een mengeling van een ouderwetse liefdesroman met een hedendaagse visie van de liefde vanuit filosofisch opzicht. Met filosofie was Peter ondertussen al vertrouwd, liefde daarentegen is eerder een gevoel dat Peter vreemd is: zijn vader verliet zijn moeder en hem reeds toen Peter nog heel jong was. Hij moet een jaar of 6 geweest zijn. Slechts enkele vage dingen kan Peter zich herinneren van zijn vader. Zo bijvoorbeeld de wekelijkse uitstapjes naar een kleine vijver in het bos, even verderop, waar zijn vader en hij dan gingen vissen. Steeds opnieuw vond Peter het mateloos fascinerend welk geduld zijn vader kon opbrengen om te wachten op die ene beet van die ene vis. Toch wist Peter, toen al, de echte reden van die wekelijkse vispartij: het was hét ideale bezinningsmoment voor z’n vader. Waarover hij toen allemaal dacht, dat heeft Peter nooit gevraagd, maar het zal vast over de toekomst geweest zijn. Zo moet die ene beslissing – namelijk die om Peter en zijn moeder voor goed te verlaten en in de steek te laten – ooit genomen zijn, daar aan de oever van die vijver. Dat stemt Peter droef. Hij had altijd gedacht dat dat vismoment iets was van hij en z’n vader, iets wat een band schiep, iets wat hen week na week dichter bij elkaar bracht. Dat was dus niet zo, integendeel. Vaak gaat Peter nog eens wandelen in dat bos, nabij die vijver, maar daar zal nooit meer zijn vader zijn, ook al hoopt hij het nog iedere keer als hij er passeert. Ook heeft Peter nog nooit een vriendin gehad. Niet omdat niemand hem wilde, integendeel, Peter is een knappe jongen waar al menig meisje op geaast heeft. Helaas voor hen was Peter nooit verliefd op één van hen, hij is nog nooit verliefd geweest tout court. Peter is een veeleisend iemand, hij wil gelijkstemden ontmoeten, mensen die op dezelfde golflengte zitten. Hij moet met hem of haar kunnen praten over muziek, boeken, films, politiek, het gat in de ozonlaag en het nut van tennisvelden in onze huidige maatschappij. Eigenlijk is er nog maar één iemand geweest die aan deze eisen voldeed: Wim. Dat wist Peter maar al te goed. Als hij dan al ooit zou verliefd worden, dan zou het moeten zijn op iemand die minstens evenveel losmaakt bij hem als Wim. En hoe zou dat nu ooit kunnen, denkt Peter, hoe in godsnaam? Eva komt uit de badkamer. “Dat is al een stuk beter,” zegt ze, terwijl ze haar haren afdroogt, “een frisse douche kan soms wonderen doen.” Ze loopt terug haar kamer in en trekt haar pantoffels aan. Vervolgens besluit ze naar beneden te gaan om toch tenminste íets te eten voor ze straks weer haar bed induikt, het was immers al 15.00 uur. Terwijl ze haar voeten onder tafel schuift, ploft haar moeder de koffiepot op tafel, zo hard dat ettelijke deciliters op tafel morsen. “Let toch op,” schrikt Eva. “Jij zou beter opletten.” Waarom ben jij nu zo kwaad, denkt Eva, voor één keer dat ik een lichte uitschuiver gemaakt heb, je moest eens weten hoeveel zulke dingen voorvallen in andere huishoudens. “Is er nog confituur?” “Kijk hé, dan weet je het direct.” “Oei oei, zijn we een beetje chagrijnig vandaag?” “Zing maar al een toontje lager, wie denk je wel dat je bent? Of zindert de alcohol nog na?” “Ok, sorry, ik weet dat ik gisteren lichtjes over de schreef ben gegaan, maar zo erg was het toch niet? Je hebt zelf gezegd dat de schepen er geen punt van zal maken. Trouwens, ik was niet de enige, zoals je gezien hebt, waren er daar nog anderen ook.” “Ja, wie waren dat trouwens? Ik heb je nog nooit samen gezien met één van hen. Nu ja…ik heb je nog nooit echt samen gezien met iemand eigenlijk…” Hou je bek, denkt Eva. Alsof jij zoveel vrienden hebt. “Gewoon klasgenoten. Maar goed, het is de eerste keer en meteen ook laatste keer dat ik je uitstapje naar het gemeentehuis verknalt heb, ok?” “Je moest je schamen, al die champagne naar binnen gieten, ik kan nog steeds niet begrijpen hoe je dat in je hoofd gehaald hebt.” Nu begint Eva het wel heel erg vreemd te vinden. Het is allesbehalve normaal dat haar moeder zich zo druk maakt over het akkefietje van gisteren. Normaal gezien kan Eva’s uitspattingen haar niks schelen. Het is trouwens het eerste echte akkefietje dat Eva meemaakte in haar leven. Waarom kan haar moeder het voorval niet vergeten, en waarom blijft ze zo doordrammen over die champagne? “Ik zal nooit meer zoveel drinken, ok? Jezus, je overdrijft echt hoor.” “Je moest je echt schamen, als je vader dit zou zien…” “Wat heeft papa hier nu weer mee te maken?” Bij het aanhoren van die vraag laat Eva’s moeder de koffiepot prompt op de grond vallen. Een grote zwarte vlek maakt zich meester van de keukenvloer. Met ogen vol woede en verdriet kijkt ze dwars doorheen de kijkers van Eva. Eventjes laat ze haar hoofd schuin hangen en kijkt met haar priemende ogen nóg dieper in die van Eva, als wou ze zeggen: hoe kun je dat nog vragen? Ze draait zich om en loopt snikkend de tuin in. Nu begrijpt Eva het...papa heeft er alles mee te maken…
__________________
Beminde Christen 't is beter of gistn| Under the sea, I'm not the only one who wonders what life would mean if we hadn't been disappointed in the sun.
|
10-05-2003, 22:01 | |
doet gok hoe het verder gaat
eva en peter komen bij elkaar in de klas en worden verliefd en leven nog lang.. [en gelukkig misschien zelfs ook wel] zat ik er erg ver naast? ik vin et echt een vet verhaal, je moet echt snel verder schrijven, ofzow..
__________________
Assepoester, houd je muil!
|
11-05-2003, 15:54 | |
Eh, ik verklap natuurlijk het einde niet. Maar het einde zoals jij het voorspelt...mm, dat zou wel wat simpel en voorspelbaar zijn, niet?
Mmz, ik heb niet veel tijd om te schrijven, en mijn spatie-knop werkt niet meer goed, maar ok, ik doe mijn best. bedankt voor de reacties. greetz
__________________
Beminde Christen 't is beter of gistn| Under the sea, I'm not the only one who wonders what life would mean if we hadn't been disappointed in the sun.
|
15-05-2003, 00:20 | ||
Citaat:
*doneert new keyboard* de rest pleeaazze?
__________________
Assepoester, houd je muil!
|
15-05-2003, 17:16 | |
Hier deel 5 (heel kort) Ik ben nu bezig met het 6de deel, het wordt een grensverleggend deel, dus ik heb ff tijd nodig ---------------------------- 5 Peter ademt nog eens goed in. Niets gezonder dan een verse dosis buitenlucht, vindt hij. Terwijl hij door de velden fietst, geniet hij van het landschap: uitgestrekte velden met hier en daar een herkauwende koe. Rustig trappend laat Peter het Frontbos achter zich, het bos waar hij vroeger vaak ging vissen met z’n vader. Het frontbos is sinds mensenheugenis zijn vaste plek om zich even terug te trekken als hij even nood heeft aan rust. Nu heeft Peter eigenlijk altijd nood aan rust, maar het Frontbos bezorgt hem altijd dat beetje extra als dat echt nodig is, en dat is het vandaag. Vandaag is het 5 januari, morgen begint het tweede schoolsemester. Peter had de nervositeit in zijn maag met de dag voelen groeien. Hij is er niet meer gerust op. Stel je voor dat al die leerlingen hetzelfde venijnige karakter hebben als die Nadine! Nee, dat is niet mogelijk. Waarschijnlijk is ze de pispaal van alle leerlingen, daar in het Amandelcollege. Ja, vast wel. Hopelijk toch… Peter rijdt de bebouwde kom binnen, hij passeert weer de rij huizen die hij vast en zeker al miljoenen keren vanuit zijn ooghoeken heeft zien voorbijflitsen. Opnieuw zet hij zijn fiets in het tuinhuisje, alweer gaat hij via de achterdeur, de keuken en de living in de richting van zijn kamer. Alweer, opnieuw, weeral, allemaal goed en wel, denkt Peter, maar dat geldt niet voor morgen! Eva loopt het park door. Normaal gezien laat ze het park altijd links liggen, ze haat namelijk de vreselijke taferelen onder koppeltjes en andere onzin die zich daar altijd opnieuw afspelen, maar het begint al te druppelen en Eva houdt niet van nattigheid, dan kan ze beter de kortste weg nemen. Haar moeder had haar gevraagd even binnen te wippen bij de bakker om een klein brood. Ze heeft gedurende de hele vakantie bijna niks tegen Eva gezegd. Eva weet niet of dat komt door het voorval van enkele weken geleden, of dat er eigenlijk niets aan de hand is: haar moeder zegt immers nooit wat. Binnenwippen, denkt Eva, wat een vreselijk woord. Nogal geweldig duwt ze de deur open die haar de toegang verschaft tot ‘Bakker Adolf’. Twee klanten die zich reeds binnen bevinden, kijken om. Heb ik wat van jullie aan, bromt Eva bij zichzelf. Als er iets is dat ik haat, dan zijn het mensen die staren, gapen, of wat dan ook. Je mag best eens achter je kijken, maar toch geen half uur aan een stuk, Jezus! Kijk toch voor je! Na een aantal venijnige blikken, kijken de twee mannen weer voor zich. Rustig blijven, je niet irriteren, en gewoon meedoen, Eva, gewoon meedoen! Je niet laten kennen! Gewoon tolereren. Een man stapt de bakkerij binnen. Eva kijkt nadrukkelijk achter zich en bekijkt de man van kop tot teen. Best leuk, zo achter je kijken om te zien wie juist is binnengekomen, denkt Eva. Die onnodige, en bij nader inzien nog niet eens zulke irritante gewoontes van het gewone volk hanteren…het valt best mee! Terwijl Eva de man staat te bekijken die juist binnengekomen is, ziet ze naast hem door het raam een schim op de fiets voorbijflitsen. Is dat niet?…Ja hoor, het is hij weer. Als dat geen toeval is! Eva moet een poosje bekomen van het voorval. Ze is even in gedachten verzonken, tot de bakker haar uit haar trance haalt: “Wat zal het voor jou zijn, meisje?”. Ja hoor, dat is het: toeval…besluit Eva, als ze terug huiswaarts wandelt. Toch voelt ze zich wat vreemd op de terugweg. Louter toeval. Peter komt langs de tuin de keuken binnen. Z’n moeder zit geroosterd brood te eten. “Kijk toch uit, je maakt mijn hele huis nog nat!” “Kan ik het helpen dat het regent?” “Zei ik dat?” “Wat moet ik dan?” “Wachten en vooral niet zo met je haar schudden, wacht, ik haal een handdoek.” Z’n moeder wandelt de keuken uit en gaat de trap op. Peter blijft stokstijf staan. Geen ruzie maken, vooral vanavond niet! denkt hij. Een poos later staat zijn moeder terug in de keuken. “Hier,” ze gaat terug zitten, neemt het brood in haar linkerhand, stopt het in haar mond en staart voor zich uit. Wat heb jij toch zulke lege ogen, denkt Peter, zo leeg als je hoofd. Nadat Peter z’n haren heeft afgedroogd en z’n natte kleren opzij heeft gelegd zet hij zich bij aan de keukentafel. Hij smeert een tweetal boterhammen maar z’n maag moet na één ervan de strijd staken. “Nu mag ik die tweede weeral wegsmijten zeker?” “Ik kan niet meer, ik krijg niets binnen.” “Smeer dan toch geen twee boterhammen tegelijk”. Mens, denkt Peter, hou toch eens twee seconden je mond, gadverdamme. Hij staat op en loopt de keuken uit. De opstaande tv negerend loopt hij de trap op. Daar aangekomen overloopt hij snel zijn cd-collectie, kiest een cd uit van “The Smiths”, legt als een volleerd dj vliegensvlug het plaatje in de cd-lade en vult zijn kamer met hemelse klanken. Hij smijt zich neer op het bed en zucht eens diep. Niets zou ze zeggen over morgen, niets! Waaraan heb ik haar eigenlijk verdiend? Peter besluit zichzelf op deze laatste avond niet in een crisis te dompelen en neemt het boek van Wim ter hand. Zo heet het boek inmiddels: het boek van Wim. Na een aantal hoofdstukken laat hij Morrissey, de zanger van The Smiths, nog een laatste keer zijn klaaggezangen de kamer injagen. Daarna dooft hij het nachtlampje naast zijn bed. Ondanks een zenuwachtigheid die zijn maag laat ineenkrimpen valt Peter algauw in slaap. Eva zit naast haar moeder op de tweezit. Haar moeder kijkt naar een kookprogramma. Een kookprogramma, denkt Eva, wie heeft dat in godsnaam ooit uitgevonden? Hoe kan er nu iemand langer dan twee minuten naar zulke onzin kijken? Mijn moeder dus. Tja, wat doe je eraan? Naar je kamer gaan? Yep, naar je kamer gaan. Eva slentert de trap op. Halverwege de trap houdt ze halt en beseft ze dat ze verkeerd bezig is. Ik zou toch niet meer weglopen van mijn frustraties? Ik zou toch niet meer haten, ik zou toch meedoen? Komaan Eva, je was nu op de goede weg, niet afgeven! Ze draait zich om en daalt terug af. Ze gaat terug naast haar moeder zitten, die blijft blind voor haar staren, alsof ze nooit heeft gemerkt dat Eva weggegaan is en er inmiddels terug is komen bijzitten. Ik wil hier gerust nog een half uurtje blijven zitten, denk Eva, maar naar dat kookprogramma kijken? Zover wil ik het nu ook weer niet drijven. Ze staat op en neemt haar diskman, waar nog een cd in zit. Met de koptelefoon op haar hoofd legt ze zich neer. Een lied van Morrissey (solo), nadat zijn vroegere rockgroep ‘The Smiths’ gesplit is, laat Eva wegdromen. Even dreigen haar gedachten terug af te dwalen naar het bezoek aan de bakker daarstraks, en het moment waarop ze omkeek, maar instinctief voelt ze aan dat het verkeerd is, en besluit te denken aan morgen. Meedoen, vindt ze, is dé uitweg, zo simpel is het. De praktische invulling daarvan, dat zie ik dan morgen wel. Als het kookprogramma afgelopen is, staat ze op, groet haar moeder en gaat naar kamer. “Nog een laatste keer Morrissey”, zegt ze, en ze duwt op de on/off-knop van haar radio. Na een vijftal minuten is hij uitverteld, alsook Eva, die algauw in slaap valt.
__________________
Beminde Christen 't is beter of gistn| Under the sea, I'm not the only one who wonders what life would mean if we hadn't been disappointed in the sun.
|
15-05-2003, 23:35 | |
heej, je hebt het omgedraaid, "vast en zeker" staat er in dit stuk! koel!
de muziek komt zelfs steeds dichter bij elkaar, je moet het toegeven: het volgende stuk is dan misschien wel grensverleggend, maar ze komen wel op dezelfde school.. ik wacht ongeduldig.. [wij zeggen trouwens 'woonkamer' in nederland en niet 'living' ]
__________________
Assepoester, houd je muil!
|
16-05-2003, 00:39 | ||
Citaat:
__________________
Doej lieve randy roar :(
|
06-06-2003, 23:00 | |
Bedankt allen
Hiere deel 6, ik heb er lang over gezwoegd, en ben er niet echt tevreden over. Maar goed. ------------------ 6 Peter rijdt de grote markt over. Met zijn overvolle rugzak op z’n bagagedrager is het moeilijk te manoeuvreren tussen de auto’s. Hij weet immers niet welke vakken hem vandaag te wachten staan, daarom heeft hij maar alle boeken meegenomen die hij heeft. Hopelijk zijn er kastjes voorhanden om je boeken in te steken, denkt hij, dat was toch één van de weinige goede dingen aan het Lemmenscollege. Op de markt staan verscheidene groepjes jongeren, veel koppeltjes ook. Peter heeft nog nooit ergens afgesproken voor de school begint, ook niet vroeger, toen Wim er nog was. Hij en Wim spraken simpelweg af op school zelf, ze vonden het wel iets hebben; zo’n groot leeg schoolgebouw voor hen alleen, ’s morgens vroeg. Bij elke meter die hij nadert van het Amandelcollege voelt hij de druk op zijn zwakke maag groter worden. Waar moet ik godsnaam naartoe, daar op die nieuwe, onbekende, grote, lege speelplaats? Oh nee, waar ben ik aan begonnen? 8.02 uur, wijst zijn horloge aan. Nog een kwartiertje voor de lessen van start gaan! Peter is zo het noorden kwijt dat hij plots niet meer weet waar hij naartoe moet! Hij rijdt naar de straatrand en zet zijn rechtervoet op de stoeprand. Rustig blijven, Peter, gewoon naar het Amandelcollege rijden, je bent er al duizenden keren voorbijgereden! Hij zucht enkele keren diep in en uit en herpakt zich dan. Hier links, dan terug links en dan het kleine straatje rechts…tuurlijk. Hij besluit de laatste honderden meters vlug af te werken en niet meer te treuzelen, anders geraakt hij nooit binnen met die zenuwachtige, trillende benen van hem. Hij rijdt in één ruk de verschillende straatjes door, de talloze groepjes vergaderende tieners voor de schoolpoort negerend. Anders zou hij toch maar denken dat ze hem aanstaren. Hij kijkt nogmaals vluchtig op zijn horloge: 8.07 uur. Haastig rijdt hij het kleine straatje in dat de fietsers naar de fietsenstalling leidt. Pas na een tiental meter bemerkt hij de verschillende bordjes waarop vermeld staat: ‘Fietsers afstappen’, ook de nieuwsgierige blikken van de andere leerlingen bemerkt hij pas na een tijdje. Geschrokken stapt hij vlug af en leidt zijn fiets naar het fietsenhok. Hij voelt de blikken als bliksemschichten door zijn lijf schieten. Hij durft zijn fiets niet in een ijzeren gleuf te parkeren, iedere leerling heeft vast zijn eigen plaats. Uiteindelijk parkeert hij zijn fiets tegen een muurtje. Hij praat zichzelf nog even moed in, en begeeft zich vervolgens naar de speelplaats, waar al van ver veel jolijt te horen is. Eva stapt uit de bus, zoals elke ochtend op een schooldag. Ze wandelt de markt over. Ze moet nog even langs de kruidenier om een blikje frisdrank of water, zodat ze vanmiddag iets te drinken heeft bij haar lunch. Naar haar voeten starend stapt ze voort. Plots wordt ze opgeschrikt door een tweetal auto’s die hevig beginnen te claxonneren. Ze schrikt op en probeert zichzelf rekenschap te geven van wat er aan het gebeuren is. Misschien wel een ongeval, dat vindt Eva altijd wel leuk. Ze kan niet direct de twee auto’s vinden. In de verte ziet ze wel iets anders. Ze meent de fiets van gisteren, bij de bakker, te herkennen. Ze kijkt nog iets hoger en herkent direct de jongen. Ze schrikt. Waar zou hij naartoe rijden? Buiten het Amandelcollege zijn hier toch geen andere scholen in de buurt? Waarom kijkt hij zo om zich heen, en waarom fietst hij zo snel? Ach, wat doet het ertoe? We gingen toch oppervlakkig doen, Eva, niet? Juist ja. Ze verplicht zichzelf de andere kant op te kijken en begint dan maar wat kleingeld op te vissen om straks de kruidenier te kunnen betalen. Die rotzak moet immers ook leven, meent ze. Ziezo, drank heb ik, de juiste instelling ook, let the games begin, denkt Eva als ze buiten komt gewandeld bij de kruidenier. Vastbesloten wandelt ze richting het college, alwaar ze het eerste lesuur godsdienst heeft. Daar kan ik al direct mijn lusten beginnen botvieren, beslist ze. Slechts enkele minuten later wandelt ze al de school binnen, net op tijd voor de start van de lessen. In de verte ziet ze haar medeleerlingen al richting het leslokaal begeven. Na een kort sprintje kan ze achteraan de groep aanpikken, waar ook Frederik loopt. Na een korte groet en een lach om hetgeen gebeurd is in het gemeentehuis, wandelen ze samen de klas binnen. Peter wandelt over een pad van kiezelsteentjes in de richting van het rumoer. Achter deze hoek ligt vast de speelplaats, meent hij. Enkele meters voor hij op het punt komt dat hem een zicht verschaft op de menigte, blijft hij staan. Het lijkt wel alsof zijn benen elk afzonderlijk tien ton wegen en er zich via zijn zolen kleine worteltjes in de grond boren, om hem daar voorgoed vast te houden. Ik durf niet, denkt hij. “Peter!” hoort hij plots. Het is Nadine die haastig op hem af komt gewandeld. “Wil je vlug even meekomen naar het secretariaat? Er moeten nog enkele dingen geregeld worden.” “Eh…ok.” Peter zijn hoofd loopt om als nooit tevoren. Enerzijds is hij blij dat Nadine hem uit zijn coma haalt van daarstraks, en de wortels onbewust verhindert om hem voorgoed vast te ketenen, daar enkele meters voor de hoek. Anderzijds beseft hij nu al dat het te laat is om het begin van het eerste lesuur te halen, en dat hij straks wellicht helemaal alleen zijn nieuwe klas zal moeten tegemoet treden, als de lessen al volop aan de gang zijn. “Kom, het is langs hier,” zegt Nadine. Ze is alvast heel wat vriendelijker dan enkele weken geleden, vindt Peter. Nadine leidt Peter terug via de kiezelsteentjes naar een groot gebouw. Ze opent de deur en laat zo Peter voor het eerst kennis maken met de eetzaal van zijn nieuwe college. Alleszins veel hygiënischer dan op mijn vorige geliefde school, zucht Peter opgelucht. Hij voelt zich al een stuk meer op zijn gemak. De rust die er heerst in de lege eetzaal, en Nadine die, in tegenstelling tot de vorige keer, de vriendelijkheid zelve is: het laat Peter zich goed in z’n vel voelen. “We zijn er,” doorbreekt Nadine de stilte. Nadine opent een kleine, grijze, houten deur. Voor Peter het beseft staat hij terug in het bureau waar hij enkele weken geleden nog was. Alhoewel aan het interieur van het bureau niet getornd is, vindt Peter de sfeer die er heerst totaal niet overeenkomen met diegene die hij er ooit voelde. Peter kijkt naar de witte deur waardoor hij de vorige keer binnengekomen was. Enkel door die deur lopen, dan onder de trap door richting de voordeur, en ik sta terug op straat, in de normale wereld. Waarom zou ik? bedenkt hij zich. Nadine gaat me zodadelijk zeggen wat ze moet zeggen, dan ga ik naar mijn nieuwe klas en zal een nieuwe, inspirerende, kortom fascinerende wereld zich aan mij openbaren, zo simpel is het. Hij ziet het terug helemaal zitten. “Ga toch zitten!” “Dank je.” “Sorry voor het ongemak hoor, de directeur maakte mij er vanochtend alleen nog even attent op dat er nog enkele documenten moesten ingevuld worden in verband met je persoonlijke gegevens. Hij vond het beter dit meteen in orde te brengen, anders geraken die papieren toch nooit meer ingevuld, je kent het wel.” “Jazeker.” “Kijk, hier moet je nog invullen of je aldanniet op school blijft eten, zelf je boterhammen meeneemt, of naar huis gaat om te eten. Op dit blad moet je dan weer enkele dingen invullen in verband met je fiets, als je naar school komt per fiets tenminste.” “Ja,” antwoordt Peter. “Ok, vul die dan ook maar in. Het lijken banale zaken, maar we moeten die gegevens nu eenmaal hebben. De permanentie tijdens de vakantie moet ergens vergeten zijn die papieren op te sturen. Als je alles ingevuld hebt, geef ik je nog je lesrooster, en leid ik je even naar je nieuwe klas.” “Ok.” Peter vult zo vlug mogelijk de papieren in: zijn fiets heeft dunne banden, en hij blijft op school om boterhammen te eten. “Klaar?” “Ja.” “Ok, geef maar hier dan.” Nadine neemt de papieren van Peter aan en steekt ze in een plastieken mapje. Daarna rommelt ze nog wat in één van haar bureaulades en neemt een blad ter hand. “Hier heb je je uurschema. Ik zie dat je nu normaal les hebt van meneer Devries, in lokaal 14, zullen we?” “Ok.” Peter neemt het blad en kijkt ongeduldig welk vak meneer Devries verzorgt. Godsdienst. Nietzsche! lacht hij bij zichzelf. Eva loopt na Frederik de klas binnen. Die gaat zitten aan een tafel, helemaal achteraan de klas. Onzeker vanbinnen, zelfverzekerd vanbuiten gaat Eva op hem af. Met een kleine glimlach vraagt ze: “Mag ik?” “Tuurlijk,” lacht Frederik. Wat een avondje zuipen toch allemaal kan doen met je imago, denkt Eva. “Nog hoofdpijn?” wil Frederik weten. “Welke hoofdpijn?” repliceert Eva gevat. “Hehe, je bent me er eentje. Nooit gedacht dat er zo’n beest in je zat.” “Frétje toch, er zit een hele dierentuin in dat lijf van me.” Frederik lacht zo hard dat de hele klas omkijkt. “Sorry,” zegt hij. Nu moet Eva lachen. “Zijn er problemen,” vraagt Devries, “dan wil ik ze gerust even komen oplossen.” “Nee nee, niets aan de hand,” verontschuldig Frederik zich. Ik begin dit leuk te vinden, denkt Eva. Nu interesseert die Frederik mij geen reet, maar het is toch leuker dan je uur na uur rot te vervelen, zoals vroeger. “Hé, Eva!” Eva kijkt op, Koen wil iets zeggen. “Een gratis pintje, als je dit tegen Devries zijn kop durft te smijten.” “Eh…” Aarzelend neemt ze de prop papier in haar hand. “Durf je niet?” vraagt Frederik. “Ik heb geen zin in straf,” antwoordt Eva eerlijk. “Dat begrijp ik, maar toch: de drang is te groot bij mij, geef hier die prop.” Glimlachend overhandigt ze Frederik de prop. Met papier smijten, hoe origineel, denkt Eva. Maar goed: we doen dit enkel en alleen om de tijd te verdrijven, en om eventueel nieuwe, interessante personen te leren kennen, is het niet Eva? Denk aan die twee mannen van in het gemeentehuis! Kalm blijven, oppervlakkig acteren, meedoen met de mensen, en zo uiteindelijk tot het boeiende gesprek komen met de onbekende, dat is het doel waar ik geduldig moet op wachten, denkt Eva. Gewoon deze losers hier in de klas gebruiken om nieuwe contacten te leggen, en dan zien we wel… Frederik tikt op Eva’s arm. “Kijk hoor.” Frederik strekt zijn rechterarm achter zich uit. Met een korte, snelle haal, smijt hij de prop papier naar voren. Het kleine stukje regenwoud smakt tegen een hoge snelheid tegen Devries’ hoofd aan. De hele klas ligt in een deuk. Woedend draait Devries, die iets op het bord stond te schrijven, zich om. “Wie was dat?” brult hij woedend. Nu volgt hoofdwaarschijnlijk het traditionele tafereel waar niemand zijn mond opendoet, voorspelt Eva. Wel eens leuk, maar laat die boeiende contacten nu maar gauw komen. Peter kijkt geboeid om zich heen. Wat een luxe vergeleken met die vroegere rotschool van me, denkt hij. Samen met Nadine wandelt hij door een mooie, ruime gang die langs weerszijden bezet is met kleine kastjes. “Nog zoiets,” zegt Nadine plots, “als je een kastje wilt huren, moet je maar even langskomen op het secretariaat, dan regelen we dat wel even. Ik ben het daarnet nog even vergeten ter sprake te brengen, maar ik vermoed dat je nu eerst even naar je nieuwe klas wilt?” “Ja,” lacht hij. Op het einde van de gang opent Nadine een grote glazen deur, vervolgens steken ze samen de grote speelplaats over. Aan weerszijden van de speelplaats staat een klein voetbaldoel, in het midden prijkt een volleybalnet. Dat moet pas een chaos geven, redeneert Peter. Opnieuw opent Nadine een deur. Samen wandelen ze een grote hal binnen. Om de tien meter bevindt zich een deur. Bij het voorbijwandelen van de eerste deur piept Peter even door het kleine raampje; hij ziet een vijftiental kinderen aandachtig naar het bord kijken. Peter schrikt, nu pas merkt hij dat al deze deuren toegang geven tot een klas, en dat achter al die deuren een klasgroep verscholen zit. Z’n hart begint plots weer hevig te bonken. Eva kijkt om zich heen. Sinds de woede-uitbarsting van Devries is het heel wat kalmer geworden in de klas. “Zou ze ook zo’n zuiper zijn zoals jij?” vraagt Frederik. “Waar heb je het over?” Frederik wijst naar de linkervoorkant van het klaslokaal. Nu pas ziet Eva het: er is een nieuwe leerlinge in de klas. Ze zit helemaal alleen, aandachtig Devries’ uiteenzettingen noterend. Haar lange, glanzende bruine haren rusten langs weerszijden van haar hoofd op haar schouders, alsof ze haar gezicht niet wil blootgeven aan haar nieuwe klasgenoten. Het zou niets voor mij zijn: veranderen van school, denkt Eva, maar goed, het zal mij worst wezen of ze zich goed in haar vel voelt of niet, ik heb het meer dan druk genoeg met mijn eigen vel. “Ze lijkt me niet echt het feesttype,” zegt Eva, alsof ze het over zichzelf heeft. “Inderdaad. Een saaie trut, dat is het, ik heb een neus voor zoiets,” lacht Frederik. Met een rood aangeschoten hoofd draait Devries zich om. “Is het nu bijna gedaan met dat gekonkelfoezel van jullie!” brult hij woedend. Peter kijkt zenuwachtig boven de deur waardoor hij daarnet naar binnen gluurde: nummer 9. Vliegensvlug kijkt hij vijf deuren verder. Daar moet lokaal 14 zijn, rekent hij. “Weet je, er is nog een nieuwe leerlinge in je klas vandaag, dat zal de aanpassing vast vergemakkelijken.” “Oh ja?” “Ja, Elke heet ze, denk ik.” “Wat een toeval.” “Inderdaad.” Nadine en Peter zijn nu nog slechts enkele meters verwijderd van lokaal 14. “Is het nu bijna gedaan met dat gekonkelfoezel van jullie!” horen ze beiden vanuit datzelfde lokaal weerklinken. “De sfeer zit er alvast goed in,” lacht Nadine. Zonder kloppen opent Nadine de deur. Peter blijft buiten staan. Hij hoort Nadine fluisteren tegen een leraar. Dat moet meneer Devries zijn, redeneert Peter. Hij durft niet naar binnen te gluren, en blijft dus een metertje voor de deuropening staan. Een poosje later komt Nadine terug buiten. “Ga maar binnen, alles is in orde. Als er nog iets is: kom gerust even langs op het secretariaat, ok?” “Ok.” “Goed dan, nog een leuke dag.” “Dag.” Peter kijkt Nadine nog even na als ze terug de grote hal inwandelt. Eventjes voelt Peter terug diezelfde wortels onder zijn zolen. Waarom blijf ik hier nu staan, denkt Peter, ik moet naar binnen, anders heb ik al direct het statuut van dwaas verworven. Hij ademt nog eens goed in, en wandelt dan lokaal 14 binnen. Net als Frederik wil antwoorden op de vraag van Devries, namelijk of het nu bijna gedaan is met dat gekonkelfoezel, draait de hele klas zich om naar de deur. Er komt iemand binnen. Nadine, onze reddende engel, denkt Eva. Wat komt die hier doen? Devries luistert aandachtig naar wat Nadine te zeggen heeft. Niet veel later verlaat ze terug de klas. Devries kijkt haar na. Wat bezielt die sul nou, denkt Eva, doe dan toch die deur dicht. Plots, als uit het niets, verschijnt een jongen in de deuropening. Eva schrikt. Ze herkent hem direct. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, denkt ze, hoe is het mogelijk. “Zo, jij moet Peter zijn,” vraagt Devries opgewekt. “Inderdaad,” antwoordt Peter wat onwennig. Peter, mooie naam, denkt Eva. “We zijn nog niet lang bezig, je kan direct meevolgen. Wacht, ik geef je even enkele bladen waarop je kan noteren.” Devries loopt terug naar zijn tafel en neemt enkele papieren. Peter observeert ondertussen zijn nieuwe klas. Vijftien nieuwsgierige gezichten kijken hem aan. Peter verplaatst even zijn linkervoet, en stoot ergens tegenaan. Instinctief kijkt hij naar beneden; z’n voet werd gehinderd door een andere voet. Hij kijkt verontschuldigend op. Het meisje in kwestie antwoordt met een aanvaardende blik. “Ziezo, dit zijn de zaken die je nodig hebt voor deze les. Ik zorg voor een volledige cursus tegen de volgende keer.” “Ok.” “Zo, dan mag je gaan zitten…” Peter kijkt om zich heen, er is enkel nog plaats naast het meisje waarmee hij daarnet oogcontact had. “Er is enkel nog plaats naast Elke,” lacht Devries, “overigens ook een nieuweling, moest je het nog niet weten. Jullie klastitularis zal jullie later nog wel voorstellen aan de klas, veronderstel ik. We hebben vanochtend al genoeg tijd verloren, is het niet Frederik en Eva?” Peter laat zijn rugzak op de grond vallen en neemt plaats naast Elke, het meisje dat hem daarnet nog vriendelijk aankeek. Hij neemt zijn pennenzak, kiest een balpen, en begint te noteren. Zijn hartslag bereikt terug een normaal ritme. Dit is het dan, denkt Peter opgelucht. Eva is in de war. Ondanks het feit dat door de jaren heen er al veel nieuwe leerlingen in haar klas gekomen zijn, en ondanks het feit dat ze aan hen nooit enige aandacht had besteed, kan ze nu haar ogen niet afhouden van Peter. Hoe kan dat nou, vraagt ze zich af, dat hij net in míjn klas terechtkomt? De jongen die zijn veters bond op de stoep, de jongen met het boek, de jongen met zijn fiets op de markt, de jongen met zijn fiets bij de bakker; altijd was hij het. Hoe kan dat nou? Waarom is hij veranderd van school? Waar in de stad woont hij ergens? Zou hij mij ooit opgemerkt hebben? Eva zucht…waarom stel ik mijzelf eigenlijk al deze stomme vragen? “Gelukkig dat Nadine juist binnenkwam,” zegt Frederik plots, “anders had hij ons zeker en vast enkele bladzijden straf aangesmeerd.” “Ja, daarvoor is die Nadine wel goed,” antwoordt Eva. “Eet jij op school?” vraagt Frederik plots zonder enige overgang. “Ja, boterhammen, waarom?” “Bij wie zit je dan altijd?” “Alleen…” antwoordt Eva aarzelend, bang dat ze het verkeerde antwoord gegeven heeft. “Wel, misschien moest je eens bij ons komen zitten?” “Bij jou?” “Ja, en bij Koen en Lies.” “Tja, waarom eigenlijk niet?” “Ja, waarom niet?” “Is er drank?” lacht Eva. “Hehe, als je er zelf meebrengt.” “Komt in orde,” glimlacht ze. Eva is blij dat het contact met Frederik goed verloopt, dat was toch het doel van deze eerste schooldag. Ze beseft immers dat Frederik een beetje de leider van de klas is. Als ze bij hem op een goed blaadje komt te staan, dan ligt de weg naar nog meer oppervlakkige contacten wagenwijd open. Toch schort er nog iets. Sinds Peter in de klas is gekomen, voelt ze zich niet meer zo op haar gemak. De bel rinkelt, normaal het sein voor een verandering van lokaal. De maandagochtend echter is dat niet het geval: de eerste twee lesuren zijn gereserveerd voor Godsdienst bij meneer Devries. Terwijl de bel rinkelt, ziet ze Peter op een blad kijken dat hij al vasthad toen hij de klas binnentrad. Hij knikt even, steekt het blad weg en fluistert iets tegen Elke, het nieuwe meisje dat naast hem zit. Peter hoort de bel. Welk vak hebben we nu, vraagt hij zich af. Hij neemt het blad dat hij daarstraks van Nadine had gekregen, en kijkt bij maandag: tweede lesuur. Alweer Godsdienst, leest hij. “Ze weten hier op het Amandelcollege wel van aanpakken,” fluistert hij tegen Elke, “de eerste twee lesuren op maandagochtend, en al direct filosoferen.” Elke moet even glimlachen. “Nooit te vroeg om te filosoferen,” meent ze. “Ja, daar heb je gelijk in,” stemt hij in. Sinds Peter de klas is binnengekomen, is het heel wat rustiger geworden in de klas. Devries legt het verschil uit tussen het Hindoeïsme, en het Boeddhisme. Hij probeert geregeld achterom te kijken, om zijn nieuwe klasgenoten gade te slaan, maar hij durft niet goed. Toch is hij er gerust is dat hij zich goed in de groep zal kunnen integreren. Niet dat Peter zo’n grenzeloos zelfvertrouwen heeft, maar deze keer voelt hij gewoon dat het goed zit. Zijn doel is allerminst een soulmate te vinden, zeg maar: een plaatsvervanger voor Wim, nee: hij wil gewoon even tegen mensen kunnen aanlullen, het gevoel hebben dat ook hij sociaal kan zijn. Volgend jaar, als ik ga verderstuderen, dan concentreer ik mij op echte vrienden, besluit Peter. Dit laatste trimester is enkel bedoeld als test, als leerschool. Het feit dat Elke, ook een nieuwe leerlinge, naast hem zit, laat Peter zich alleen nog maar beter voelen. Als je in een onaangename situatie terechtkomt, vindt Peter, is het lijden altijd draaglijker als er anderen in diezelfde situatie zitten, ook al vermindert het lijden op zich daardoor allerminst. Niet dat dit een onaangename situatie is, zeker niet, laat ik het eerder spannend noemen. Voor hij er erg in heeft, rinkelt de bel al een tweede keer. Terwijl Devries nog iets aan het uitleggen is, bergt iedereen al zijn boeken op, en staat op om het lokaal te verlaten. “Zo gaat dat hier dus,” grinnikt Peter. “Ja, zoiets was ondankbaar in mijn vroegere school,” voegt Elke eraan toe. “Ja, bij mij ook.” Peter verlaat, aangezien hij bij de deur zit, als één van de eersten het lokaal. Hij schrikt even, alhoewel hij het kon verwachten, als hij de hal ziet volstromen met honderden leerlingen. In een mum van tijd wordt hij opgeslokt door de grote massa. Plots beseft hij terug wat hij gedaan heeft: zichzelf gedropt temidden van honderden onbekenden. Hij laat zich meeslepen door de chaotisch verlopende stroom, richting speelplaats. Daar aangekomen beslist hij even naar het toilet te gaan, helemaal aan de overkant van de speelplaats, zodat hij toch iets te doen heeft, en daar niet als een volslagen eenzaat alleen in een hoekje zou moeten staan. Op de speelplaats gaat Eva gewoonlijk alleen op een bank zitten, of blijft ze in de hal om nog even een cursus in te kijken waarover ze straks overhoring krijgt. Vandaag echter, gaat ze bij Frederik staan. Ook Koen en Lies komen erbij staan. Vanzelfsprekend is het avondje feesten in het gemeentehuis hét onderwerp waar nog dagenlang zal over nagekaart worden, denkt Eva, maar ik erger er mij niet aan. Het begint te lukken! “Zozo, Eva,” begint Koen, “hoe komt het dat we je niet vroeger opgemerkt hebben?” “Ik vraag het me ook af, ik ben immers een geweldig interessant persoon,” merkt ze lachend op. De andere drie lachen in barsten uit. “Zo hoort het,” vindt Frederik, “ik vind namelijk ook van mezelf dat ik op alle mogelijke vlakken tot de top behoor. Alleen is het van mij echt zo, bij de anderen is het alleen maar schijn” Eva lacht. Ook al verafschuwt Eva de levensstijl van mensen zoals Frederik en Koen, het is best leuk om eens je verstand op nul te zetten en mee te lullen. “Die koe gezien, daarstraks?” vraagt Lies plots, “Elke heet ze zeker? Altijd maar met der haar zwaaien, wat denkt ze wel, dat ze Miss België is?” “Ja, inderdaad, het lijkt me zo’n ordinaire boerentrien die als enig levensdoel heeft: een goed rapport behalen.” Dat was ook mijn enige levensdoel, maar nu niet meer! denkt Eva. Wanneer ze zich begint af te vragen wat dan wel haar levensdoel is, gaan haar gedachten terug naar het gesprek. “En die andere…” “Ja,” onderbreekt Frederik Lies, “die lijkt me wel nog een coole gast, maar je weet het natuurlijk nooit.” “We zien wel,” aldus Koen. Terwijl de anderen verderkeuvelen, kijkt Eva over de speelplaats. Ze zoekt Peter. Zou hij hier iemand kennen? Vast wel, anders verander je toch niet van school? Ze vindt hem niet. Toch blijft het raar dat hij net in mijn klas moet terechtkomen, ook al is het een persoon zoals alle anderen… Peter knoopt zijn broek dicht en wandelt het toilet uit, terug de speelplaats op. Hij loopt er wat onwennig bij, wat hem enkele nieuwsgierige blikken oplevert. In tegenstelling tot zijn vroegere school, is deze speelplaats omgeven door zitbanken. Peter loopt naar een leeg plekje en zet zich neer. Een tiental meter verder ziet hij een groepje jongens staan die in zijn klas zitten, dat vermoedt hij toch. Zou ik ernaartoe gaan? “Hallo,” hoort hij plots. Elke staat, als uit het niets verschenen, voor hem. “Ook aan het observeren?” “Zoiets ja.” Ze gaat naast hem zitten. “Zo, vertel eens, van welke school kom je, en waarom ben je verhuisd?” “Goh…da’s een moeilijke vraag. Of nee, eigenlijk heel gemakkelijk: ik kom van het Lemmenscollege, en ik wou gewoon even iets anders, daarom ben ik hierheen gekomen.” “Je lijkt me wel een gemakkelijk iemand!” lacht Elke. “Nou nee, eigenlijk niet.” “Nee?” “Uh…nee. En vertel jij eens iets.” “Wel, ik kom van een vreselijke school waar ik liever niet over wil praten, haha. Ik woon sinds enkele weken hier in de stad met mijn vader, vroeger woonden we zo’n 30 kilometer verderop.” “Oh.” Peter durft niet te vragen waar haar moeder gebleven is. De bel rinkelt. “Ja, dat betekent dat we terug naar binnen moeten waarschijnlijk,” lacht Elke. “Ja, dat is voor zover ik weet in elke school hetzelfde,” repliceert Peter. Samen wandelen ze richting lokaal 21, daar ze hun klasgenoten ook die richting zien uitlopen. Zou hij haar kennen, vraagt Eva zich af, als ze Peter en Elke samen in de rij ziet staan. Als de rij zich in beweging zet, laat ze zich uitzakken tot achter aan de rij, net achter Peter en Elke. “Welk vak zouden we nu hebben?” hoort ze Peter vragen. Alvorens Elke kan antwoorden komt Eva tussen: “Nederlands, van meneer Verbiest, onze klastitularis.” Peter kijkt verbaasd achter zich. “Oh, en valt die een beetje mee?” “Nou…een zeikerd eerste klas, maar voor de rest is hij ok,” lacht Eva. “Oh…” “Dat belooft,” voegt Elke eraan toe. Hou je kop, denkt Eva, en laat mij uitpraten. Al vanaf de eerste minuut dat ze Elke naast Peter zag zitten, begon in haar binnenste een haatgevoel te groeien jegens haar. Dat heeft ze wel vaker, dat ze mensen die ze van haar noch pluim kent, niet kan uitstaan. Ondertussen treedt de klas lokaal 21 binnen. Zonder nadenken gaat Peter zitten naast Elke, die lachend toelaat. Verdraaid, denkt Eva, zonder dat ze goed beseft waarom ze ontgoocheld is. “Goedemorgen allemaal. Zoals jullie wellicht allemaal al gezien hebben, begroeten we vandaag twee nieuwe leerlingen in ons gezellig klasje. Ik hoop dat jullie hen zich zo vlug mogelijk laten thuis voelen bij ons. Ik ken Peter en Elke - zo is het toch? – ook niet, dus laten we eens vlug nader kennis maken.” Peter zet zich recht. “Zo, Elke, waaraan hebben we jouw aanwezigheid in ons nederige klasje te danken?” “Wel, ik ben net verhuisd en zocht dus een nieuwe school. Mijn keuze is dus op het Amandelcollege gevallen.” “Geweldige keuze is dat Elke. Hobby’s?” vraagt Verbiest op een overdreven nieuwsgierige toon. “Lezen, tennissen en dansen,” antwoordt ze alsof ze de vraag verwacht had. “Leuk, laatste vraag: hou je van het vak Nederlands?” “Mijn lievelingsvak!” lacht ze. “Geweldig, I love you allready!” buldert Verbiest, “ik onderwijs jullie ook in de Engelse taal, ter informatie.” Peter zet zich schrap, in de wetenschap dat hij nu aan hetzelfde kruisverhoor zal onderworpen worden. “En jij Peter, vertel eens, waarom ben jij naar onze school gekomen?” “Ik verveelde me op het Lemmenscollege, en dus ben ik hiernaartoe gekomen.” Hilariteit. “Geweldige jongen lijk jij mij,” lacht Verbiest. “Jouw hobby’s?” “Lezen, muziek beluisteren en voetballen.” “In clubverband?” “Nee, gewoon alleen, in mijn vrije tijd.” “Ok, moet kunnen,” lacht Verbiest. Welke muziek zou hij beluisteren, vraagt Eva zich af. “Ok mensen, neem allemaal jullie werkboek op pagina 184, we gaan van start!” Waarom vond die meid Verbiest een zeikerd? vraagt Peter zich af. Hij is de vriendelijkheid zelve! Ze wou waarschijnlijk alleen maar stoer doen. Zo verstrijkt de tijd, tot daar de tijd gekomen is om te lunchen. Uit de gangen komen een massa leerlingen gewandeld en vormen als het ware een grote vlek op de speelplaats. Sommigen blijven in groepjes wat staan praten, de meesten begeven zich onmiddellijk naar de eetzaal, nog anderen gaan gewoon naar huis. Als Eva de speelplaats komt opgewandeld beseft ze plots dat ze weeral met Frederik aan het praten is. Nog een beetje geduld en we zijn boezemvrienden, lacht ze geheimzinnig, net stil genoeg zodat niemand haar kan horen. Het duurt niet lang voor Koen en Lies erbij komen staan. Na wat te hebben geluld, lopen ze samen richting eetzaal. Net voor ze binnengaat, kijkt Eva even om en probeert ze het slordige, gitzwarte kapsel van Peter te ontwaren. Niks. Meteen als Eva de eetzaal betreedt merkt ze hem op. Samen met Elke zit hij in het midden van de tweede rij. “Kom,” fluistert Frederik haar toe op een haast moederlijke toon. Als Frederik langs de verschillende rijen tafels loopt, hoop Eva dat hij zal inschikken in de tweede rij. Het wordt de derde rij. Frederik schuift in en plaatst zich aan één van de laatste tafels, op zo’n viertal meter van Peter en Elke vandaan. “Hier zitten we dan weer,” begint Koen. “Tjajah, nog zes maanden maat, en dan…” “Ja, wat dan?” onderbreekt Lies Frederik. “Dan gaan we eerst drie maanden lekker chillen, en dan ga ik Limburgse meiden versieren, ginds in Antwerpen.” “Waarom versier je mij niet eens?” “Jij bent voor Koen voorbestemd meisje,” lacht Frederik. Koen wordt – zoals dat heet – rood van schaamte. “Niet blozen vriend, de waarheid is er om gezegd te worden, nietwaar Eva.” “Een waarheid als een koe,” zegt Eva, die zich totnogtoe beperkt had tot het achterom gluren, richting Peter. “Je gaat dus zeker naar Antwerpen, Fré?” vraagt Lies een Frederik. “Hoogstwaarschijnlijk, naar het schijnt zitten daar de lekkerste chicks.” “Ten eerste: wat is dat voor onzin, en ten tweede: jullie mannen zijn allemaal dezelfden,” zucht Lies. “Een waarheid als een koe, diezelfde koe van Eva trouwens,” lacht Frederik. Lies rolt met haar ogen in de richting van Eva. Die glimlacht en antwoordt met een begrijpende blik. “Kijk meisjes,” begint Frederik opnieuw, “in feite willen jullie precies hetzelfde als ons, maar durf je er niet voor uitkomen: seksen tot je erbij neervalt!” Koen verslikt zich bijna in z’n boterham met choco, en begint daarna luid te gieren. Hierdoor moeten ook Lies en Frederik eraan. Alhoewel Eva beseft dat Frederik het echt méent, vond ze het toch grappig, en beslist dus toch maar mee te lachen, al is het niet van harte. Waarover zouden zij het hebben? “Op mijn vroegere school kregen we altijd tien minuten om te lunchen, al wat je daarna nog in je mond wou proppen werd er desnoods met de blote hand terug uitgehaald.” “Kon je dan niet verder eten op de speelplaats?” “Nee, dat was verboden; eten buiten de eetzaal.” “Zo erg was het bij ons dan toch niet,” zucht Peter. “Nee?” “Nou, ik ben blij dat ik nu hier terechtgekomen ben, het lijkt allemaal best mee te vallen, maar ik heb toch veel goede en tastbare herinneringen achtergelaten op mijn vroegere school.” Als ze nou maar niet vraagt wat ik daarmee bedoel, hoopt Peter. “Dat zul je wel vaker moeten doen in je leven. Trouwens; je zou sowieso moeten afscheid genomen hebben op het einde van dit schooljaar.” “Ja, maar het is alsof ik me schuldig voel omdat ik sommige dingen vroegtijdig verlaat, terwijl ik er nog een half jaar langer van had kunnen genieten.” Waarom vertel ik haar dit allemaal? Als ze nou maar niet vraagt tegenover wie ik me dan wel schuldig zou moeten voelen. Wat zou ik moeten zeggen? ‘Ja, tegenover mijn vriend, die dood en begraven is.’? “Nostalgie en schuldgevoelens zijn twee foute zaken,” zegt Elke beslist. “Mja,” stamelt Peter, geschrokken van de ernst waarmee ze die woorden zei. “Wat lees je zoal?” “Waarom?” lacht Peter. “Omdat je daarstraks in de klas zei dat één van je hobby’s lezen is, en nu wou ik graag weten wat je graag leest,” zegt ze geamuseerd. “Nu ben ik bezig met ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ van Milan Kundera.” “Prachtig boek.” “Oh ja?” “Een meesterwerk in alle opzichten.” “Hoe lang is het geleden dat je het las?” “Dat moet een achttal maanden geleden zijn.” “Wat lees jij?” “Ik lees vanalles eigenlijk: Nietzsche en Schaupenhauer, maar ook ’T hart en Claus, ik kan zelfs genieten van een stukje Brusselmans.” “Word je lekker cynisch van.” “Leve het cynisme,” lacht ze. “Leve de oneliners.” “Leve het Amandelcollege,” giechelt ze. “Jaaa.” Eva wandelt de school uit. Ze had een tijdje staan wachten op de speelplaats, hopend op een glimp van Peter, maar die was nergens te zien geweest. Wie ze wel ziet, is Elke. Ze loopt gehaast de school uit, haar lange haren in de wind achter haar aan zwevend. Even bekruipt Eva het gevoel van opgeluchtheid. Ze lopen niet samen de school uit, terwijl ze al de hele dag bij elkaar samenhokken, constateert Eva. Hoe graag Eva ook nog op de uitkijk had willen staan, de bus wacht niet, dus besluit ze om de school ook maar te verlaten, het is genoeg geweest voor één dag. Peter zit terug op de stoel waar het vanochtend allemaal begon. “Dus je wou een kastje huren?” “Ja, mijn achterband krijgt het soms hard te verduren,” lacht Peter. “Dat kan ik begrijpen. Kijk, hier heb je je sleuteltje, nummer 83. Om eerlijk te zijn heb ik nu niet veel tijd, ik moet dringend naar een vergadering van de directieraad. Weet je wat, kom je me morgen even die waarborg betalen? “Uh…mij om het even,” antwoordt Peter, terwijl Nadine al in de deuropening staat. “Ok, fijn, daag.” “Daag.” Is die directieraad om vijf uur, of lopen haar betaalde uren maar tot vijf uur? Peter wandelt opnieuw de speelplaats over, die inmiddels al volledig leeggelopen is. Hij bestudeert nog eens alles, maar merkt al niks nieuws meer op. “Ik ken het hier al allemaal,” grinnikt hij. In het fietsendepot valt geen enkele fiets meer te bespeuren, enkel nog Peters fiets tegen het muurtje. “Vlug naar huis, ik heb nu wel een streepje muziek verdiend.” Terwijl hij de richting van zijn huis uitfietst, hoort hij geen verkeer, ziet hij geen auto’s. Het enige wat zijn gedachten kan binnendringen zijn de beelden van de voorbije ochtend en middag: de vriendelijke leraars, de vriendelijke secretaresse, de vriendelijke Elke, de vriendelijke medeleerlingen die een potentieel zijn voor de toekomst. Peter rijdt niet, hij zweeft, en hij weet niet goed om wie hij het meest gelukkig is.
__________________
Beminde Christen 't is beter of gistn| Under the sea, I'm not the only one who wonders what life would mean if we hadn't been disappointed in the sun.
Laatst gewijzigd op 07-06-2003 om 14:44. |
10-06-2003, 16:28 | |
Hij IS GAAAAAFFF!!
Jammer dat ik nu 5 weken niet meer kan lezen Als je nog een deel schrijft zou je die mij kunne maillen op crimie@voila.fr Kan ik het uitprinten
__________________
altijd feest
|
07-07-2003, 23:00 | |
Deel 7
-------------- 7 Eva voelt dat er iets te gebeuren valt, als ze de school binnenwandelt. Och, ik maak mezelf maar iets wijs om tenminste te dóen alsof mijn leven de moeite waard is, er valt helemaal niks te beleven, denkt ze. Ziezo, nu ik mijn gedachten weer bijgestuurd heb, kan ik met een gerust gemoed deze ongetwijfeld superspannende schooldag beginnen, besluit ze. Op dat moment rijdt Peter langs haar voorbij. Eva schrikt en verstart; hij kijkt niet eens om of deed ineens nog niet de moeite om zijn hand of zelfs nog maar zijn vinger in de lucht te steken, bij wijze van begroeting! Maar ja, alsof ik dat zou mogen verwachten. Laat ik er me maar niet druk over maken. Of misschien wel, het feit dat hij van school verandert is, duidt er toch op dat hij zich niet lekker voelde op zijn vroegere school, en dat hebben we dan al alleszins gemeen. Ik heb toch recht op een gesprek met hem? Tuurlijk wel. Ik mag toch ook interesse hebben in hem? Als die verdomde Elke het mag, dan ik toch ook? Iedereen heeft recht van spreken...Maar de een toch meer dan de ander, besluit ze even later. Peter rijdt het smalle paadje in dat leidt naar de fietsenstalling. Hij ontwijkt daarbij menig voetganger, hij doet dit opvallend handig, hij is vandaag immers een stuk minder zenuwachtig dan gisteren. Opnieuw zet hij zijn fiets tegen het muurtje en doet hem op slot. Even kijkt hij het paadje in waardoor hij daarstraks naar binnen fietste. Hij ziet Lore op haar fiets, een meisje van zijn klas, verder wandelt nog een bekend gezicht…hoe heet ze ook alweer? Evi, nee…Eva! Nog verder ziet hij Freek. Alsof heel mijn klas op hetzelfde uur de school betreedt, lacht Peter bij zichzelf. Als hij de richting van de speelplaats opwandelt hoort hij plots zijn naam. “Kijk, dat is die nieuwe jongen in mijn klas!” Peter draait zich om en ziet dat Loes hem wenkt. Loes is nog een ander meisje uit zijn klas. Ze heeft opvallend mooie, glanzende blonde haren. Ja, ze mag er best wezen, lacht Peter bij zichzelf. “Hallo, ik was je even aan het voorstellen aan mijn vriendin hier.” “Ja, dat hoorde ik.” “Hallo, ik ben Lien, maar ik zit nog maar in het vijfde jaar hoor, ik heb een jaartje moeten overdoen,” lacht het andere meisje. “Oh, wat naar voor je.” “Nou ja, niet echt, nu moet ik niet meer elke dag op het smoelwerk van Loes zien, haha!” “Hou je wel even rustig hé! Wat moet mijn kersverse klasgenoot wel niet denken van mij!” roept Loes uit. “De waarheid,” lacht Lien. “Weet je wat de waarheid is?” lacht Eva, “de waarheid is dat jij een vijfdejaar bent, en dus geen recht van spreken hebt!” “Ik hoop dat jullie gesprekken ook soms minder grof zijn,” merkt Peter op. “Ja hoor, wees maar gerust,” lacht Loes. “Tuurlijk,” aldus Lien, “wij zijn beste maatjes,” lacht ze, een arm om de schouders van Loes leggend. Peter lacht wat verlegen. “Ga je mee?” vraagt Loes aan Peter, “we hebben straks informatica, dan wijs ik je even de weg naar dat lokaal, want het ligt wel vrij goed verscholen, ver weg van de andere lokalen.” “Ok.” “Hey! Nu lopen jullie weg van me!” roept Lien verontwaardigd. “Inderdaad!” gilt Loes, haar tong uitstekend naar Lien. Ze grijpt Peters arm en sleurt hem mee, de speelplaats op. Eva nadert de speelplaats. Ze is Peter uit het oog verloren. Ze voelt zich niet goed, eerder ongemakkelijk. Misschien weet ze wel waarom, maar ze weigert erover na te denken. Desondanks heeft ze geen enkel probleem om schaamteloos de hele speelplaats af te speuren, op zoek naar, ja…naar Peter. “Godverdomme,” fluistert ze. Plots beseft ze iets, iets wat ze niet wil, wat ze niet wil toelaten, wat ze simpelweg haat, maar waarvan ze nu al weet dat het niet meer tegen te houden is. “Hai,” weerklinkt er plots. “Hallo,” antwoordt Eva op de groet van Frederik. “Je kijkt zo sip meisje.” “Is er een dan reden om vrolijk te zijn?” “Tja, als je het zo bekijkt.” De bel rinkelt. Samen wandelen Eva en Frederik naar de overkant van de speelplaats. Dinsdagochtend staat er altijd een uurtje informatica op het programma. Het computerlokaal ligt verscholen tussen de burelen van de school, ver weg van de andere klassen. Als Eva de andere leerlingen van haar klas in het vizier krijgt, bemerkt ze plots Peter. Haar lichaam wordt prompt gevuld met een verse lading woede, haat, …jaloezie? Nee, geen jaloezie, besluit ze moedeloos. Wat moet dat kreng nu weer, vraagt Eva zich af als ze Loes aan Peters arm ziet hangen. Kan die trut nu echt niet eens vijf minuten overleven zonder een jongen aan te raken? We weten allemaal dat Loes het knapste en populairste meisje van de school is, ze maakt er geen punt van om jongens in het openbaar rond haar vinger te draaien, en ze is zo oppervlakkig en stom als het klokhuis van een appel. Moet ik echt ook zo worden om een béétje respect te krijgen? Al snel bedenkt ze dat ze best oppervlakkig en stom kan worden, maar bloedmooi? Nee, dat niet. Als Loes even Peters arm loslaat en begint te kletsen – of eerder: gillen – tegen enkele vriendinnen, ziet Eva haar kans schoon. Ik moet ernaartoe! Ik vraag hem op de man af waar hij woont, of hij mij ooit opgemerkt heeft – want ik hém immers wel. Ik ga…ik ga er gewoon een praatje mee maken, zoals dat heet. Net op het moment dat ze naar Peter toe wil lopen, springt plots Elke voor haar voeten. Ze haast zich als een volleerd snelwandelaarster richting Peter. “Hoi!” hoort ze haar vrolijk zeggen. “Hey,” antwoordt Peter, “hoe gaat het?” “Goed, buiten het feit dat we nu informatica hebben, ik haat computers!” “Wat een toeval, ik ook.” “Oh leuk, dan kunnen we elkaar samen door dit zware lesuurtje slepen,” lacht Elke. Eva verstart. Ik haat ook computers…Ze zou hier en nu in tranen kunnen uitbarsten. Ze voelt de tranen opkomen, maar kan ze ternauwernood bedwingen. Ze waant zich in een goedkoop feuilleton. Waarom kost het me zo een moeite om nog maar in zijn buurt te komen? Als de rij zich in beweging zet, laat Eva zich helemaal tot achteraan uitzakken. Ze ziet hoe Peter met Elke aan de ene en Loes aan de andere kant geflankeerd, het gebouw inwandelt. In wezen is het grappig om te zien, vindt Eva, hoe die twee krengen elk om hun beurt de aandacht van Peter willen trekken, zonder ook maar één woord tegen elkaar te zeggen. De onuitgesproken competitiedrang. Die Elke zal er zichzelf ook niet populairder mee maken, maar zoveel te beter. Ze verdient niet beter. Zou het daarstraks opzettelijk geweest zijn, toen ze voor me sprong en op Peter afstapte? Zou ze mij opgemerkt hebben? Zou ze Loes opgemerkt hebben? Vast wel. Ik haat ze…alletwee. “Mag ik eens aan je haar voelen, Peter?” “Eh…ja,” lacht Peter verlegen. “Ik wil gewoon voelen welke gel je gebruikt, ik ben een gel-expert, weet je,” legt Loes uit. “Oh ja? Daar heb ik nog nooit van gehoord.” “Ja, ik en mijn gel-kennis zijn nochtans vrij bekend hoor,” verkoopt Loes zichzelf. Loes woelt door Peters pikzwarte haren. “L’Oréal!” “Hoe weet je dat?” vraagt Peter oprecht verbijsterd. “Vast en zeker een gok,” komt Elke tussen. “Geloof je me niet misschien?” vraagt Loes, lichtjes geïrriteerd. “Tuurlijk wel,” repliceert Elke minzaam. Samen gaat het drietal de klas binnen. Nog voor Peter de leraar opmerkt, hoort hij hem zeggen: “De twee nieuwelingen mogen zich hier plaatsen.” Peter draait zich om en ziet dat een kleine, grijze man wijst op twee stoelen. Elke en Peter gehoorzamen en plaatsen zich op de desbetreffende stoelen. Elke kijkt voorzichtig om, pal in de ogen van Loes. Even verschijnt een triomfantelijk glimlachje. Eva volgt het gebeuren vanop een afstand. Wat mij betreft, verdient geen van beiden nog maar een blik van Peter, oordeelt ze. Ik heb het al zoveel keer gezien, die wansmakelijke competitiedrang. Echt walgelijk. Maar moet ik er mij deze keer niet in mengen? Enkele uren later, als de eerste speeltijd van de dag eraan zit te komen, voelt Eva de onbehaaglijkheid opkomen. Dit is een nieuwe kans om met hem te gaan praten, beseft ze. Eva had al gemerkt dat, iedere keer als er een onbekende met hem gaat babbelen, hij vriendelijk en zelfs ietwat verlegen reageert. Toch kan ze zich niet van de indruk ontdoen dat het bij haar anders zal gaan. Ik ben immers geen zo’n charmante snoezepoes met een lief gezichtje die met één gebaar of handeling een jongen blind kan maken. Ik ben lelijk, asociaal en allesbehalve zeker van mezelf, zoiets laat zich gelden in de praktijk. Gevolg is dat ik een mijlenverre achterstand heb. Zou ik het wel nog proberen? Eva strompelt de speelplaats op. Enkele meters voor haar wandelt Frederik. Vreemd toch, mijmert Eva, dat ik gisterenochtend besloot mij volledig te concentreren op Frederik, en dat hij me nu geen reet meer kan schelen, enkel…Peter nog. Frederik praat met Loes. Als ze samen enkele treden afdalen om de speelplaats te betreden, slaat Loes plots haar arm over de schouders van Fredereik. Ze lachen. Even wordt Eva overvallen door een kort gevoel van euforie. Misschien wil Loes wel iets beginnen met Frederik. Dan heb ik toch al één concurrent minder. Eva schrikt. Zei ik nu concurrent? Concurrent? Het is zover, besluit Eva, ik heb mij gemengd in de competitie. Ik heb nu officieel concurrenten. Wie had dat ooit durven denken? Terwijl Eva het tweetal gade slaat hoort ze achter haar plots Elkes stem: “Frederik en Loes kunnen wel opvallend goed met elkaar opschieten hé?” “Inderdaad, dat merk ik nu ook plots,” aldus Peter. “Wat leuk voor hen,” voegt Elke er nog subtiel aan toe. “Ja, inderdaad.” Hoe is het mogelijk, denkt Eva. Wat een geniale zet. Die trut heeft waarschijnlijk ervaring zat. Met één enkele opmerking zet ze haar concurrente buiten spel. Gewoonweg geniaal. Al vlug maakt Eva’s bewondering plaats voor instinctieve haat. Zou ze ook al zulke dingen gezegd om mij uit te schakelen? vraagt Eva zich af. “Wat maak ik mezelf wijs,” mompelt Eva vervolgens, “ik heb nog helemaal niets ondernomen dat ook maar één vorm van toenadering richting Peter betekent. Waarom zou Elke dan al iets gezegd hebben over mij? Ze ziet me niet staan, net zoals Peter trouwens.” Vooraleer Eva kan beslissen wat ze nu moet doen, rinkelt de bel opnieuw. “Wat is het leven toch mooi,” roept Frederik, die de richting van Eva komt opgelopen. “Dat is het…zeker en vast,” treedt Eva Koen bij, toch blij dat ze iemand heeft om iets tegen te zeggen, “zeker en vast.” Peter stapt de eetzaal binnen. Laat ik maar terug bij Elke gaan zitten, denkt hij. Ik voel mezelf nog niet ingeburgerd genoeg om al bij een groepje klasgenoten te gaan plaatsnemen. Maar dat komt wel, meent Peter. “Smakelijk,” opent Peter het gesprek. “Dank je,” murmelt Elke, kauwend op een boterham. “Heb je gisteren die film gezien op tv? Daar was ook zo’n scène waar een man in een woedeuitbarsting, met een volle mond op zijn zoon begon te schelden, was wel grappig.” “Jaaa! Die heb ik gezien. Mijn favoriete acteur trouwens!” “Wie, die man? Nicolas Cage?” “Ja, hij!” “Wat een toeval! Dat is ook één van mijn favorieten. Samen met Bruce Willis en John…” “Travolta!” vult Elke aan. “Hoe weet je dat?” vraagt Peter, aangenaam verrast. “Niet toevallig de complete cast van ‘Pulp Fiction’,” knipoogt Elke. “Zeg nu niet dat je ook weg bent van die film!” “Wat dacht je? Een film die je ontroert, je doet huilen van het lachen, je schokt en je nooit van je leven meer vergeet…wat wil je nog meer?” “Inderdaad, die film heeft het allemaal.” “Wat zijn je andere favorieten?” wil Elke nu weten. “Naked, Arlington Road, Seven, American Beauty, A Clockwork Orange, Apocalypse Now, Reservoir Dogs, Jackie Brown, The Usual Suspects, The Sphere, Basic Instinct.” “Wij moeten dringend samen eens naar de bioscoop!” lacht Elke. “Heh...ja.” Opnieuw staat Eva, nadat het laatste belsignaal is weerklonken, op de uitkijk. Misschien komt hij vandaag wat vroeger uit de gebouwen. Doch, tevergeefs. Net zoals gisteren laat hij op zich wachten. Eva’s uurwerk wijst 4.30 u aan. Verder wachten heeft geen zin, Eva’s bus stopt op de markt om 4.35 u. Niets aan te doen. Verschil met gisteren is dat Eva vandaag niet met een gerustgesteld hart naar huis kan: ze ziet nergens Elke. Waar zou zij uithangen? Misschien is ze er al vandoor...gisteren was ze immers ook gehaast. Peter steekt z’n hand op en wuift haar nog even na. Hij heeft nog wat staan keuvelen met Elke. Over hoe leuk meneer Verbiest wel is. En dat het zoveel toffer is hier, op dit college, dan in de hun school. En dat ze hier niet zoveel huiswerk krijgen, enz. “Tot morgen!” “Ja, daag!” roept Elke hem nog na. Als hij Elke de hoek ziet omgaan, wandelt Peter de speelplaats over, richting het secretariaat. Hij klopt en gaat binnen. Peter plant zich voor de zoveelste keer neer op die welbepaalde stoel. Ik word hier nog eens een vaste klant, misschien moet ik een klantenkaart aanvragen, vraagt Peter zich af. “Zo,” steekt Nadine van wal, “je komt dus die waarborg betalen?” “Inderdaad.” “Goed, het is 10 euro.” Peter haalt zijn portefueille tevoorschijn en vist twee briefjes van 5 euro op. “Alstublieft.” “Dank je. Op het einde van het schooljaar mag je die waarborg vanzelfsprekend komen terughalen. Als je je kastje tenminste niet beschadigt,” lacht Nadine. “Dat spreekt.” “Het sleuteltje heb je al gekregen, niet?” “Inderdaad, dat gaf je me gisteren al.” “Goed dan. Dan is alles geregeld. Je bent, denk ik, nu een volwaardige leerling van dit college,” lacht Nadine opnieuw. “Leuk,” glimlacht Peter, “dan ga ik maar eens;” “Ok, nog een leuke avond, en vergeet niet: als er een probleem is, mag je altijd even binnenspringen!” “Ok, bedankt.” “Daag.” “Daag.” Peter fietst over de markt. Daar waar hij gisteren zweefde, daar vliegt hij nu. De mensen zijn lief voor mij, denkt Peter. Lief... Hij is gelukkig, dolgelukkig.
__________________
Beminde Christen 't is beter of gistn| Under the sea, I'm not the only one who wonders what life would mean if we hadn't been disappointed in the sun.
|
08-07-2003, 18:17 | |
Echt een super gaaf verhaal!! Vooral de manier waarop jij naar bepaalde punten toewerkt, vind ik echt geweldig. Op de één of andere manier wordt ik tijdens het lezen net zo onzeker en ongeduldig als Eva. Hoop elke keer were voor haar dat ze toch op Peter af durft te stappen...
Vooral mee door gaan!! *Kijkt nu al uit naar het volgende stuk*
__________________
~~Ik hoef jou niets uit te leggen, het ligt hier open tussenin. En ik maak een laatste buiging, voor altijd~~
|
11-07-2003, 20:23 | |
jij bent echt uitermate getalenteerd. ik hou van je manier van schrijven en hoe je eva neerzet. ik kan echt niet wachten op het volgende deel... hiermee moet je naar een uitgever stappen zodat ook de mensen buiten dit forum van je verhaal kunnen genieten.
__________________
mais oui! / wie zijde gij?
|
13-07-2003, 12:48 | |
Wat is het leven toch mooi,” roept Frederik, die de richting van Eva komt opgelopen.
“Dat is het…zeker en vast,” treedt Eva Koen bij, toch blij dat ze iemand heeft om iets tegen te zeggen, “zeker en vast.” Ik denk dat hier Koen Frederik moet zijn.
__________________
Jongens denken maar aan 1 ding. Gelukkig denken meisjes aan hetzelfde.
|
|
|
Soortgelijke topics | ||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Verhalen & Gedichten |
Welk boek lees jij nu? Deel XXII Larry Flint | 500 | 09-05-2010 15:02 | |
Verhalen & Gedichten |
De titel van een boek. Verwijderd | 28 | 15-08-2008 14:03 | |
Verhalen & Gedichten |
De ondraaglijke lichtheid van Zwart Reynaert | 7 | 01-03-2005 22:57 | |
Verhalen & Gedichten |
[Verhaal] Het spel der liefde? clubje | 7 | 10-09-2003 12:56 | |
Verhalen & Gedichten |
[Kort verhaal] We gaan winnen. clubje | 9 | 04-09-2003 21:57 | |
Verhalen & Gedichten |
Welk boek ben je nu aan het lezen? Verwijderd | 270 | 03-12-2002 15:34 |