11-09-2003, 18:11 | |
'Rekenblindheid' treft een op twintig mensen
Uitgegeven: 11 september 2003 17:11 LONDEN - Een Britse wetenschapper heeft een nieuwe term bedacht om kinderen te beschrijven met een aversie tegen wiskunde. Hij claimt dat 'dyscalculia' - de rekenkundige variant van dyslexie of leesblindheid - een op de twintig schoolkinderen treft. Volgens Britse media donderdag heeft Brian Butterworth van de University College in Londen dat bekendgemaakt tijdens een wetenschapsfestival in Salford in de regio Manchester. Hij zegt dat de meeste mensen drie of vier objecten herkennen zonder tellen. Mensen met 'rekenblindheid' zijn hiertoe volgens Butterworth niet in staat. Hij raadt een speciale behandeling voor mensen aan die hierdoor getroffen zijn. "Deze kinderen vinden het moeilijk om te rekenen. Zij denken drie plus een vijf is. Ze leren het mogelijk door stampen, maar zij begrijpen niet waarom het niet vijf is", zei Buttersworth op het festival. Docenten en ouders stellen de foute diagnose en zien de kinderen als dom, aldus de professor. http://nu.nl/news.jsp?n=203108&c=10 |
Advertentie | |
|
11-09-2003, 18:35 | ||
Citaat:
|
11-09-2003, 19:02 | ||
Verwijderd
|
Citaat:
|
11-09-2003, 19:02 | ||
Verwijderd
|
Citaat:
|
11-09-2003, 19:09 | ||
Citaat:
|
11-09-2003, 20:06 | |
Soms heb ik het idee dat het toch wel een beetje hetzelfde is, maar dan 2 vormen. De ene meer met letters en de andere op het gebiet van cijfers.
@nare man, tot op zekere hoogte heb je wel gelijk, er zijn zoveel ouders die hun kinderen geweldig vinden en ze dus 'iets' hebben als het niet helemaal perfect zijn. Maar er is zeker een groep die echt een probleem heeft en daar ook niet veel aan kan doen. Wat ik wel vind is dat die kinderen allemaal getest moeten worden. Dan haal je de echte eruit en hoeft de rest niet meer te zeuren en er kunnen de andere kinderen de theoretische schop onder hun kont krijgen. Geloof me, het is echt heel vervelend als er gezegt word dat je lui bent als je het echt niet kan en er echt je best voor doet.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
12-09-2003, 19:52 | |
Hm, ik herken er wel iets van, maar een groot deel juist niet. Ik ben altijd heel goed in wiskunde geweest, totdat ik in de vijfde klas kwam. Toen kon ik er 'plotseling' niets meer van. Ik had geen idee hoe het kwam, want je kan toch niet zomaar iets helemaal verleren...
Later zei mijn moeder iets dat het zou kunnen verklaren. Ik heb er niet echt iets over opgezocht dus ik weet nog steeds niet hoe het nu precies zit, maar het schijnt te maken te hebben met rekenkunde. In rekenkunde was ik namelijk heel goed (als het niet omgekeerd was), en dat was waar het voornamelijk om ging tot de vierde. Daarna werd het iets anders dat niets met echt rekenen te maken had en toen ging het dus fout. Ik weet niet of er een naam voor is, maar ik geloof dat het ook iets vaags met hoogbegaafdheid te maken had. Nouja, het zal wel. Ik heb er nu geen last meer van, dus het boeit me niet zo. Ik maak me alleen nog wel zorgen om het blok statistiek op de uni, maar dat schijnt onder wiskunde a te vallen dus ik weet niet of het nou iets is dat ik wel kan...
__________________
I like my new bunny suit
|
12-09-2003, 20:39 | ||
Citaat:
Statistiek valt naar mijn mening mee. Als je tot 40 kan tellen en enkele formules uit je hoofd kent raak je al ver. Ik haalde voor wiskunde altijd hoogstens 55, het laatste semester kreeg ik enkel statistiek en ik had 70 op 100, behoorlijk verschil dus ....
__________________
"Een vooroordeel is moeilijker te splitsen dan een atoom." - Einstein. Fantasie is belangrijker dan kennis.
|
13-09-2003, 08:26 | ||
Citaat:
__________________
|| Eigenlijk heel aardig || Don't be too open-minded, your brains might fall out! || ADT, 01-12-'05! || Generatiecrisis!
|
13-09-2003, 09:25 | |
dislextie is egt neit zomaar een term die mensen eruit gooie als hun kind slecht is in taal ofso. Ik ben zelf dislexties en me basisschool beweerde van niet mogt niet eens een test doen en toen kwam ik in de eerste en toen kreeg ik een test en toen had ik het opeens wel. Dus dislextie is zekker niet een term aarmee zomaar in het rond word geslingert.
|
13-09-2003, 22:37 | ||
Citaat:
Rare test dan, zo'n test waar je dyslexie van krijgt. Sorry, ik doe flauw. Maarja, best vaag... Dyslexie is tegenwoordig al aardig bekend. Er zijn geen leraren die er nog nooit van gehoord hebben. En in iedere klas zit wel een dyslectische leerling. Maar kom je met dyscalculie, oh nee, kijk maar uit! Want dan ben je gewoon lui... ( ) |
13-09-2003, 23:08 | ||
Citaat:
Hm, ik had het vooral bedoeld op de topicstarter eigenlijk. Ik twijfel er namelijk aan (maar wie ben ik, ik ben geen dokter dus neem mijn mening niet al te serieus ) of zij dyscalculie heeft daar ze vroeger klaarblijkelijk wel goed was in wiskunde. Dyscalculie HEB je toch, dat kan je toch niet opeens gaan ontwikkelen?
__________________
"Een vooroordeel is moeilijker te splitsen dan een atoom." - Einstein. Fantasie is belangrijker dan kennis.
|
Ads door Google |
14-09-2003, 00:37 | ||
Citaat:
Met dislexie heb je het net zo goed moeilijk hoor. Verwacht echt niet dat je altijd serieus genomen wordt. Je bent lastig in de ogen van sommige leraren en je moet echt constand en steetd opnieuw zeuren als je iets wil. Ik kreeg bijvoorbeeld nooit extra tijd, wist niet eeens dat dat mocht tot ik daar dus zelf achter kwam en heel moeilijk ben gaan doen. Toen kon ik het ineens krijgen.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
14-09-2003, 01:08 | |
IK zelf weet niet of ik het heb ofzo.
maar ik heb wel moetie gehad met rekenen. Tijdens me mavo(middenschool) eerste 2 jaar was k wel goed in wiskunde, maar 3 jaar ging het wel erg snel minder. 4 jaar was nog erger maar met andere vakken ging het juist wel goed. Mavo D afgerond met wiskunde eigenlijk op C (profiel NG). Daarna havo en dat ging dus echt goed mis, veel hoger als een 2 kwam ik niet. Dat jaar haalde ik dus niet , overgestapt op ander profiel van NG naar Mens&maatschappij (met makkelijkere wiskunde dus) en ik heb me havo diploma gehaald afgelopen schooljaar met voor wiskunde een 7. Maar ik heb wel wat met cijfers, telefoonnummer ben ik slecht in, (ik wist laatst me eigen mobielnummer niet ) op basisschool kon ik eerst niet echt hoofdrekenen, en alle tafels boven die van 5 weet ik nu bijna nog niet uit me hoofd. Ik ben er nooit op getest en heb er verder ook geen hulp bij gekregen na me basisschool. Hoe weet je dat je het hebt?
__________________
Mag ik een samenvatting van de werking van de wereld aub?
|
14-09-2003, 01:28 | ||
Citaat:
__________________
Mag ik een samenvatting van de werking van de wereld aub?
|
14-09-2003, 08:36 | ||
Citaat:
__________________
|| Eigenlijk heel aardig || Don't be too open-minded, your brains might fall out! || ADT, 01-12-'05! || Generatiecrisis!
|
14-09-2003, 11:05 | ||
Citaat:
Ik ben goed in exact, kan geen hol van taal en het enige wat ik krijg te horen is dat ik blijf zitten als ik het slecht doe voor duits en frans. Het liefste zou ik een rooster hebben met alleen natuur- wis- en scheikunde en biologie, maarja, de rest hoort er gewoon bij. Ik vind het ontzettent om bekrompen, doe ontzettent bekrompen. Toch lijkt het zo te werken. |
14-09-2003, 12:22 | ||
Citaat:
Het is dab makkelijker om ze zo snel mogelijk een niveau terug te zetten, heb je minder kans dat ze blijven zitten. Mijn ouders werden ieder jaar door de school gebeld dat ik beter naar havo kon gaan. Dat deed ik dus niet, maar als mijn cijfers zo zouden zijn dat ik bleef zitten zou ik meteen terug moeten (als je havo advies krijgt, je negeert dat en blijft zitten moet je meteen dan een niveau terug. Dus als ik bleef zitten konden ze me dwingen naar havo te gaan, terwijl andere mensen nog wel een 2e kans krijgen) Ik heb in 1 keer mijn vwo examen gehaalt en zo laten zien dat ze heel erg ongelijk hadden. Verder worden kinderen die dislectisch zijn lastig gevonden. Er moet vanalles extra voor ze gedaan worden en daar hebben ze geen zin in. Er zijn leraren bij de schoolleiding wezen klagen omdat ze met tentamens langer op mij moesten wachten en dan de pauze met hun collega's misten. Dat bedoel ik, je bent lastig en je bent slecht voor de statistieken. Nu is er om mijn ouder school een neiuwe regel. Je moet als je naar het vwo vanuit de brugklas wil iig een 6 hebben voor nederlans, wiskunde en engels. Stom, want als je dislectisch bent is het heel lastig om voor engels een 6 te halen. Toen is brugwupje was kon het nog met gemiddelt een 7. Dus men heeft op deze manier het vwo voor dislectisch kinderen afgesloten. Nu een vraag aan jou: Mag je dan geen vwo diploma halen omdat je wat extra tijd nodig heb om iets te lezen en te schrijven?
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
14-09-2003, 13:19 | ||
Verwijderd
|
Citaat:
|
Advertentie |
|
14-09-2003, 17:24 | ||
Citaat:
@ Ieke: goede post. De leraren zijn natuurlijk schandalig, dat voorop gestelt. De rede daarvoor is dat onder het huidige systeem dat soort dingen mogelijk zijn, er is weinig bescherming voor zulke leerlingen. Nu even je vraag. Lezen en schrijven gaat langzaam. Je hebt meer tijd nodig. Ik ben het met je eens, dat je door je hancicap niet dommer word, maar problemen hebt bij de in en out put. Nu is eendere van het onderwijs (alfa) specifiek gericht op input en output. Iemand die langzaam of niet foutloos vertaalt is een slechtere vertaler dan die het wel perfect doet, niet ? Omdat je langzamer leest, heb je meer tijd nodig bij gamma vakken. Nu is de vraag, hoeveel havo leerlingen zouden, doordat ze geen handicap hebben maar wel iets minder slim zijn, wel vwo halen door die extra tijd. En waarin zou de prestatie van de gehandicapte afwijken van die van de havo'er? Plus, hoe valt dat te toetsen met de huidige onduidelijkheid over de besproken afwijkingen? En toch mag de een studeren en de ander moet het doen met hbo. En dát is scheef. Naar mijn mening zit de oplossing in de verduidelijking van deze veel voorkomende afwijkingen, dwz eigenlijk moet er gewoon 1 onbreekbare toets komen die iedereen vrij van zijn school zou mogen doen. |
14-09-2003, 17:28 | ||||
Verwijderd
|
Citaat:
Citaat:
Je zegt tegen iemand in een rolstoel toch ook niet 'ga maar met de trap'? En als die persoon makkelijk vwo kan 'je kunt alleen naar het vmbo, het gebouw waar het vwo in zit heeft trappen'? Citaat:
|
14-09-2003, 17:55 | ||
Citaat:
Ik denk dat het toch altijd afhangt van de mening van de persoon die de testen afneemt
__________________
i'm not ignoring you, i'm just deaf
|
14-09-2003, 19:13 | ||
Citaat:
ik ben dyslectisch, maa rniet lui en mij ouders hebben het aangekaard bij mijn basisschool en die hebben er niks mee gedaan maar op de middelbare toen was het binnen twee maand actie ondernomen. en dan nog iets ik haal geen klote cijfers ik doe havo en ben naar havo vijf over gegaan met als laagste cijfer een zes punt drie. nou nog meer te zeiken????? waarom wordt er zo belachelijk over gedaan. als iets wat meer moeite kost. want dat is het de een kost het veel meer moeite de ander wat minder. Oke wij dyslecten vragen meer. schrijven langer maar zijn zeker niet dom. En dat wij niet willen leren is echt bullshit omdat wij ons moeten bewijzen en ik wil mij ook bewijzen. als alles goed gaat start ik volgend jaar met een opleiding journalistiek. waarom?? ik vind schrijven leuk. en ik vind het een uitdaging. ps als het goed is zitten er geen spelfouten in zodat ik daar geen gezeik over kan krijgen pps ik heb niet extra gecheckt. dus ben wel eerlijk geweest. Laatst gewijzigd op 14-09-2003 om 19:23. |
14-09-2003, 19:17 | ||
Verwijderd
|
Citaat:
|
14-09-2003, 19:22 | ||||
Citaat:
Citaat:
Citaat:
|
14-09-2003, 19:28 | ||||
Verwijderd
|
Citaat:
Citaat:
Citaat:
Ook niet alle 'normale' personen doen even lang over het vertalen van een Franse tekst. En sommige mensen die dyslectisch zijn kunnen prima lezen, ik had een 9,9 op de havo voor het schoolonderzoek over boeken (het hoogste van de klas en van heel havo ), ik had een 8,5 voor m'n examen Duits en ik ben geslaagd met een 8(,45) voor Duits: hoogste cijfer van de school. Ben jij dyslectisch? En had jij die 9,9/8,5/8? Nou dan. Net als niet alle 'normale' mensen hetzelfde zijn, zijn ook niet alle mensen met dyslexie hetzelfde. |
14-09-2003, 19:40 | |
ik zou toch echt de meeste mensen die hier hebben gereageerd willen aanraden eens een goeie site te informeren over dyslexie, want er worden echt enorm veel onwaarheden en drogredeneringen gebruikt. IK heb toevallig vorig jaar een scriptie geschreven over dyslexie waarbij ik onderzoek heb gedaan naar de verschillende vormen en toetscriteria, en wat me het meest opviel was dat je om het etiketje dyslexie te kunnen krijgen redelijk veel typerende kenmerken moest hebben. Bijvoorbeeld de bovengemmidelde inteligentie (in '92 werd als grens genomen "iemand moet, om dyslectisch genoemd te kunnen worden, een schoolniveau kunnen behalen gelijk aan het atheneum, hierbij rekening houdende met de handicap als zodanig aanwezig). Daarbij moet extra taal hulp geen effect hebben, etc etc etc.
Ik wil maar aangeven dat dyslexie niet zomaar een etiketje is dat je voor de lol gebruikt.
__________________
If you're going to think anyway: think BIGG
www.abcpraktijk.nu |
14-09-2003, 19:44 | ||
Verwijderd
|
Citaat:
|
Ads door Google |
14-09-2003, 19:51 | |
en om enig ander gezeur nou meteen te voorkomen::
De term ‘dyscalculie’ wordt door velen niet makkelijk in de mond genomen. Terecht. Deze term duidt aan dat het om een disfunctie gaat, een stoornis. Je zult dus eerst moeten vaststellen of een kind een rekenprobleem of een rekenstoornis heeft. Rekenproblemen horen bij het leren rekenen Rekenproblemen zijn nog geen rekenstoornissen. Rekenproblemen horen bij het leren rekenen: ze horen bij het ontwikkelende getalbegrip en de ontwikkelende reken- en probleemoplossende vaardigheden. Veel rekenproblemen verdwijnen met het toenemende inzicht van de rekenaar. Andere rekenproblemen zijn na een nauwkeurige probleemanalyse en een adequate didactische begeleiding goed te behandelen (Ruijssenaars, 1992). Volgens de Raad voor de Volksgezondheid is een stoornis: ‘een verlies of afwijking van een anatomische structuur of een fysiologische of psychologische functie, met inachtneming van de leeftijd van de persoon’. Het is een functiestoornis met een neurologische of neuropsychologische basis. DSM IV, het handboek van psychische stoornissen, beschrijft een rekenstoornis (vrij vertaald) als: ‘rekenvaardigheden die duidelijk beneden het verwachte niveau liggen, met inachtneming van de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs, leidend tot flinke problemen op school of in het dagelijks leven en zonder dat dit het gevolg is van zintuiglijke tekorten’. Deze definitie geeft een aantal criteria, waaraan het rekenprobleem moet voldoen om het als een rekenstoornis te kwalificeren. Een verklaring voor de stoornis wordt er niet gegeven. Naar mijn mening is het van groot belang om meer inzicht te hebben in de verklarende factoren, de oorzaken, van de rekenstoornis. Weet je meer over de oorzaken, dan kun je gerichter gaan zoeken naar mogelijkheden om een kind te helpen. Hoewel er geen algemeen geaccepteerde criteria zijn die scherp afgrenzen wat wel en wat geen rekenstoornis mag worden genoemd, is er over de mate waarin het voorkomt wel een redelijke overeenstemming. In internationaal onderzoek worden percentages rond de 6% genoemd. Rekenstoornissen zouden daarmee ongeveer net zo vaak voorkomen als leesstoornissen. Een belangrijk verschil met dyslexie is dat rekenstoornissen zelden alleen lijken voor te komen. Vaak is er ook sprake van bijvoorbeeld een taalstoornis, een geheugenstoornis, een rijpingsstoornis, een aandachtsstoornis of een visueel-ruimtelijke stoornis. Een ander verschil is dat bij dyslexie doorgaans een duidelijke plaats in de hersenen aan te wijzen is (m.n. het planum temporale van de linker hersenhelft). Terwijl dat bij rekenstoornissen nog veel ongewisser is. Drie subtypen Rekenstoornissen blijken zeer verschillend van aard te kunnen zijn. Dat is wel logisch: het kunnen rekenen is afhankelijk van zeer uiteenlopende vaardigheden: telvaardigheid, getallbegrip, kennis van rekenhandelingen, vertalen van een probleem in rekenhandelingen. Daarnaast doet het een beroep op allerlei cognitieve vaardigheden die niet specifiek zijn voor het rekenen als: leesvaardigheid, algemene probleemoplossende vaardigheden Bovendien doet het een duidelijk appèl op het geheugen. Op elk genoemd gebied kunnen kinderen problemen hebben. In dit artikel wordt geen poging gedaan alle mogelijke stoornissen in kaart te brengen. Ik wil me beperken tot een korte inventarisatie van drie subtypen (Geary, 1993) die redelijk frequent lijken voor te komen bij het tellen en bij het aanvankelijk rekenen. Tellen Het is nodig om goed te kunnen tellen als je wilt rekenen. Peuters en kleuters die leren tellen gebruiken daar vaak een rijtje voorwerpen voor. Deze voorwerpen stellen het nummer voor en helpen om de draad niet kwijt te raken (de tel te houden). Kinderen met visueel-ruimtelijke problemen kunnen daardoor meer moeite hebben met het interpreteren van de betekenis van cijferrepresentaties en met het plaatsen van cijfers in de getallenrij. Van de rekenstoornissen is dit de eerste subtype: het visueel-ruimtelijke type. Als kinderen redelijk kunnen tellen, beginnen ze met optellen door de beide getallen te tellen: 3 + 4 wordt dan: ‘een-twee-drie, vier-vijf-zes-zeven’. Op een gegeven moment krijgen ze in de gaten dat doortellen sneller gaat: 3+4 wordt dan ‘drie heb je al, vier-vijf-zes-zeven’. Sommige kinderen zie je veel langer vasthouden aan de eerste telstrategie. Ze schakelen langzamer dan anderen over naar rekenprocedures die beter passen bij hun leeftijd. Dit is het tweede subtype: het procedurele type. Het tellen en optellen vindt plaats in het werkgeheugen. Dit is het korte termijngeheugen waarin de informatie beschikbaar is waarover je nadenkt (waarmee je werkt). Dit korte termijngeheugen heeft twee kenmerken waarin mensen verschillen: de capaciteit (de hoeveelheid informatie die tegelijkertijd in het werkgeheugen past) en de snelheid waarmee de informatie wegzakt uit dit geheugen (dit wordt geheugeninterferentie genoemd). Het werkgeheugen van kinderen met rekenstoornissen bleek gemiddeld een cijfer (element) kleiner te zijn en de snelheid van verval was groter (Hitch en McAuley, 1991). Dit speelt op twee manieren een rol bij het leren rekenen. Om een optelstrategie toe te passen moet je niet alleen de beide op te tellen getallen in je werkgeheugen beschikbaar houden. Je hebt ook capaciteit nodig voor de berekening. Hiernaast is het van belang dat de koppeling tussen de op te tellen getallen en het antwoord in het lange termijngeheugen wordt opgeslagen: naar mate je vaker een bepaalde optelling hebt uitgevoerd (bijv. 3+4) wordt de kans groter dat je de uitkomst van deze optelling op een bepaald moment uit je geheugen kunt terugvinden. Bij sommige kinderen wordt het werkgeheugen dermate overbelast dat er te weinig opslag in het lange termijngeheugen plaatsvindt. Het kan ook voorkomen dat de opslag wèl heeft plaatsgevonden, maar dat de toegang tot de kennis in het geheugen moeizaam verloopt. Dit is het derde subtype: het verbaalgeheugen type. Het visueel-ruimtelijke subtype De kenmerken van visueel-ruimtelijke rekenstoornissen (dat minder lijkt voor te komen dan de twee andere types) zijn: problemen met het plaatsen van cijfers in de getallenrij, moeite met het plaatsen van grote getallen in kolommen, zodanig dat eenheden onder eenheden komen te staan, tientallen onder tientallen, etc.; hardnekkige problemen met het verkeerd opschrijven van grote getallen (plaatsverwisselingen); latere problemen met onderdelen waarbij ruimtelijk inzicht en kennis van ruimtelijke begrippen van belang is (meetkunde). Problemen met visueel-ruimtelijke verwerking worden doorgaans gekoppeld aan een disfunctie van de rechter hersenhelft (met name de visuele cortex). Met name in de beginfase van het tellen, waar het tellen nog erg leunt op de concrete voorwerpen die geteld worden, lijken de visueel-ruimtelijke vaardigheden van belang te zijn. Ze geven houvast bij het ‘op een rijtje houden’ van wat je al hebt geteld en wat je nog moet tellen. Ruijssenaars (1992) bespreekt onderzoek waaruit blijkt dat visueel-ruimtelijke vaardigheden maar beperkt samenhangen met rekenprestaties. Als het getalinzicht goed is, is er minder ‘houvast’ nodig van de getallenlijn. het nauwkeurig uitrekenen lijkt dan in hoge mate ‘talig’ te worden: meer beroep te doen op de talige linker hersenhelft dan op de rechter hersenhelft. Wel blijkt de rechter hersenhelft erg belangrijk te zijn als uitkomsten geschat moeten worden (Dehaene e.a., 1999). Bij de aanpak van dit type rekenproblemen zou men twee didactische strategieën kunnen gebruiken: gebruik maken van concrete materialen voor het tellen zoals de getallenlijn, rekenrekken of het MAB-materiaal. Als dit onvoldoende effect heeft, kan het echter nodig zijn om de juiste compensatie te zoeken voor de zwakke visueel-ruimtelijke verwerking, door de visueel gepresenteerde opgaven of aanwijzingen zeer uitdrukkelijk (en herhaald) talig aan te bieden: ‘dit symbooltje betekent dat je …… moet doen’ of ‘hier zitten vier mensen in de bus, hier zitten er nog maar twee in de bus, hoeveel zijn er dan uitgestapt?’ Het procedurele subtype De kenmerken van procedurele rekenstoornissen zijn: het vaak gebruiken van een rekenaanpak die normaal is voor jongere kinderen; veel fouten in de uitvoering van rekenprocedures; achterstand in het begrip van rekenprocedures; moeite met de volgorde van de stappen die bij complexe berekeningen moeten worden uitgevoerd. In een vroeg stadium uiten procedurele problemen zich al bij het tellen: kinderen ‘vertellen’ zich vaker en zijn sneller de tel kwijt. Vermoedelijk gebruiken ze daarom vaak langer hun vingers als geheugensteuntje bij het tellen en duurt het langer voordat ze gaan doortellen. In een later stadium hebben deze kinderen moeite met de toepassing van rekenalgoritmes: het volgens vaste algemeen geldende stappen toewerken naar een uitkomst. Deze ‘aanpakproblemen’ kunnen te maken hebben met een stoornis van het frontale deel (het voorste gedeelte) van de linker hersenhelft. Veel kinderen die met de bovenvermelde problemen kampen, lopen in de loop van de basisschool toch een stuk van hun achterstand in. De stoornis lijkt dan geen permanent karakter te hebben maar eerder een gevolg te zijn van een vertraagde ontwikkeling. Ook bij dit subtype zal er langer van concrete materialen gebruik moeten worden gemaakt dan normaliter het geval is. Daarbij is het belangrijk om een tel- of rekenprobleem zo veel mogelijk op één manier aan te bieden: bij het gebruik van allerlei benaderingen door elkaar raakt het kind de draad kwijt. Het heeft behoefte aan één vaste procedure, aan één vaste manier van berekenen. Hoe meer wegen er worden bewandeld om bij de oplossing te komen, hoe onoverzichtelijker het wordt. Kinderen met aanpakproblemen hebben veel meer houvast aan een ‘ouderwetse’ voorschrijvende rekenmethode dan aan moderne methoden die allerlei oplossingsstrategieën toelaten. Het verbaalgeheugen subtype De kenmerken van verbaalgeheugen rekenstoornissen zijn: traag rekenen, waarbij eenvoudige sommetjes (optellen en aftrekken tot twintig en de tafels van vermenigvuldiging) niet geautomatiseerd zijn; als de antwoorden uit het geheugen worden gehaald (niet worden berekend) worden er veel fouten gemaakt; de tijd die ze nodig hebben om het antwoord uit het geheugen te vinden is zeer wisselend. Het gaat dus om een rekenstoornis die niet zozeer met het rekenbegrip te maken heeft, als wel met het vlot cijfermatig toepassen van eenvoudige bewerkingen. Ruijssenaars (1992) noemt dit het ‘verbaal-calculatieve aspect’. Uit onderzoek blijkt dat dit geheugenprobleem zowel met het werkgeheugen als met het lange termijngeheugen te maken heeft. Het blijkt dat het terugvinden van rekenfeitjes uit het lange termijngeheugen, zoals de uitkomst van een bepaalde optelling of vermenigvuldiging, een beroep doet op dezelfde geheugensystemen als het decoderen (lezen) van woorden en het leesbegrip. Het is dus niet verwonderlijk dat rekenstoornissen van het verbaalgeheugen type veel voorkomen bij kinderen met dyslexie (Geary, 1993). Er is een grote hoeveelheid wetenschappelijke literatuur waarin wordt gemeld dat dyslectische kinderen problemen hebben met verbale geheugentaken (Brady, 1991; Badian, Duffy, Als en McAnulty, 1991). Niet alleen hebben dyslectische kinderen vaak een werkgeheugen van een beperktere capaciteit, ook het beschikbaar krijgen van lexicale informatie uit het lange termijngeheugen lijkt meer moeite te kosten. Dit laatste blijkt ook bij kinderen met rekenproblemen van het verbaalgeheugen type het geval te zijn: Hitch en McAuley (1991) vonden dat de groep kinderen met rekenproblemen langzamer en minder accuraat telde (van 1 tot 20 en de even getallen van 2 tot 20) dan de groep kinderen die de controlegroep vormden. Dit bleek niet te zijn veroorzaakt door verschillen in articulatiesnelheid. Er zijn grote verschillen in de mate waarin dyslectische kinderen verbale geheugenproblemen hebben. Mijn persoonlijke ervaring is dat kinderen met een lichte dyslexie pas bij het leren van grote hoeveelheden feitjes (woordjes leren) echt problemen krijgen. Als kinderen naast fonologische problemen ook een geringe verbale geheugenspan hebben (een korte termijngeheugen met een beperkte capaciteit voor het onthouden van verbale informatie), hebben ze vaak meer moeite met het begrijpen en onthouden van instructies, met het leesbegrip en met het onthouden van tussenuitkomsten en tussenstappen bij het (hoofd)rekenen. Als kinderen een nog ernstiger verbale geheugenproblematiek hebben (wij spreken dan van dyslexie-plus: dyslexie met een bijkomend probleem) die niet alleen tot uitdrukking komt bij het geheugen op korte termijn maar ook op de lange termijn, zien wij vaak een beperkte leerbaarheid. Dit heeft niet alleen voor het lezen en spellen, maar ook voor het leren van andere schoolvakken gevolgen. De oorzaak van de dyscalculie van het type ‘verbaalgeheugen’ lijkt te liggen in de linker hersenhelft (net als dyslexie). Het is waarschijnlijk het meest voorkomende van de hier beschreven subtypen. De stoornis is mogelijk erfelijk. Een voorwaarde voor behandeling van rekenstoornissen van het verbaalgeheugen type is dat de stof die moet automatiseren voor de volle honderd procent ‘begrepen’ wordt: het optellen en aftrekken tot twintig en de tafels moeten op een perfect getalinzicht en begrip van bewerkingen rusten. Eindeloos dooroefenen zonder dat het kind voldoende inzicht heeft, heeft geen zin. Vervolgens is het zinvol om leuke leerstof en hulpmiddelen te gebruiken: het optellen en aftrekken tot twintig gaat soms beter als het kind thuis veel spelletjes speelt waarbij gerekend moet worden (bijvoorbeeld Yahtzee en Triomino’s). Hulpmiddelen bij het tafels leren zijn het materiaal van Pico Piccolo, Tafelbingo, dobbelstenen, flitskaartjes met antwoorden op de achterkant. Natuurlijk moet je kinderen ook ‘handig’ maken met de tafels. Rekenstoornissen zijn niet altijd makkelijk in te delen Naar rekenstoornissen is betrekkelijk weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan, zeker als je het vergelijkt met leesstoornissen. De theoretische kennis over dyslexie is veel uitgebreider en diepgaander dan die over dyscalculie. Rekenstoornissen zijn lang niet altijd in een van de drie beschreven types te vangen. Vaak vertoont een kind kenmerken van twee of drie types. Soms zijn er dan meerdere oorzaken voor de rekenproblematiek. Het kan ook voorkomen dat een stoornis van een type leidt tot kenmerken van een ander type: bijvoorbeeld een gebrekkig getalinzicht leidt tot problemen met automatiseren van de sommetjes tot twintig en van de tafels. De twee beschreven cases laten dit zien. De beschrijving van drie subtypen rekenstoornissen moet daarom eerder beschouwd worden als een ‘werkmodel’ dan als de ‘werkelijkheid’. Ook een provisorisch werkmodel kan handvatten voor behandeling geven. Lang niet altijd zal een kind met een rekenstoornis duidelijk tot één hier beschreven type gerekend kunnen worden. De twee hier beschreven cases illustreren dit. Ook bij Silke en Sabine geeft de driedeling een handreiking voor de remedial teaching. casus 1: Silke Silke zit in groep 7 van de basisschool. Ze heeft sinds groep 4 problemen met rekenen. Thuis is er veel geoefend met de tafels. Silke heeft veel last van haar rekenproblemen: ze wordt stiller en trekt zich terug. Uit het rekenonderzoek blijkt dat Silke eenvoudige optelsommetjes over het tiental heen al vaak fout maakt. Bij het aftrekken wordt duidelijk dat het getalinzicht onvoldoende is (3-0 = 0; 78-14 = 71). De tafels kent ze slecht, ondanks het vele oefenen. Het begrip van het delen is nog absoluut niet aanwezig (24:8 = 21). Bij het berekenen van moeilijker sommen op papier wordt duidelijk dat Silke niet alleen vastloopt bij het hoofdrekenen, maar dat ze ook weinig houvast heeft. Het inzicht in de getallenlijn en in hoe je bewerkingen uitvoert, is onvoldoende. Kortom, er is sprake van een complex van factoren: problemen met hoofdrekenen, onvoldoende automatisering van eenvoudige sommetjes, een zwak getalinzicht en onvoldoende kijk op de bewerkingen. Psychologisch onderzoek naar cognitieve vaardigheden geeft geen aanwijzingen voor problemen met het verbale geheugen: zowel het korte- als het lange termijngeheugen is voldoende. De algemene intelligentie is van laaggemiddeld niveau. Het ruimtelijk inzicht is onder het gemiddelde niveau en het redeneren met kwantiteitsbegrippen is zwak. Silke lijkt niet eenvoudig in een van de drie beschreven types te passen. Ze vertoont kenmerken van alle drie: een ruimtelijk-visuele zwakte, geringe kennis van rekenprocedures en automatiseringsproblemen. Gezien het feit dat het verbaal geheugen voldoende is, vermoedt de onderzoeker dat het geringe getalinzicht en het gebrek aan houvast over rekenmethodieken (hoe reken je zo’n som uit) de basisproblemen zijn. De moeite met automatiseren zou een gevolg kunnen zijn van het geringe begrip: hoe willekeuriger iets voor je is, hoe moeilijker het te onthouden is. casus 2: Sabine Sabine zit in groep 6 van de basisschool. Ze is twee maanden te vroeg geboren, met een laag geboortegewicht. Ze heeft ernstige rekenproblemen en lichte spellingproblemen. Het technisch lezen gaat vlot. Sabine heeft veel last van haar leerproblemen: ze heeft een negatief zelfbeeld en is nogal faalangstig. Uit het didactisch onderzoek blijkt dat het technisch lezen weliswaar vlot gaat, maar dat ze bijzonder veel problemen heeft met het lezen van pseudo-woorden: ze leest 40% van de woorden fout. De spellingproblemen lijken mee te vallen. Eenvoudige sommetjes zijn niet geautomatiseerd: Sabine rekent 17-4 uit door terug te tellen. De aanpak van sommen tot honderd is wel systematisch. Omdat zelfs de meest eenvoudige sommetjes nog berekend moeten worden, belasten sommen die in veel deelstapjes opgesplitst worden haar geheugen heel zwaar. 67+17 wordt eerst 60+10=70, vervolgens doet ze 70+7=77 en dan 77+7=84. Bij het aftrekken raakt ze de draad kwijt: 78-39 wordt eerst 70-30=50 en daar trekt ze nog eens 8 af. Bij het psychologisch onderzoek worden er fonologische problemen en woordvindingsproblemen gevonden, naast een vrij zwak verbaal lange termijngeheugen. Verder is er een aantal aanwijzingen dat op een rijpingsachterstand kan duiden (o.a. een zwakke vingergnosis en een zwakke non-verbale geheugenspanne). Er lijkt bij Sabine een combinatie van twee typen rekenstoornissen te zijn: een verbaal-geheugenprobleem (samenhangend met duidelijke dyslectische kenmerken) en een probleem van het procedurele type (ze gebruikt oplossingsstrategieën die passen bij jongere kinderen). Het laatste probleem zou goed samen kunnen hangen met de in het psychologisch onderzoek gevonden kenmerken voor een ontwikkelingsachterstand. Als men de drie subtypen als mogelijke knelpunten in het rekenen zou opvatten, dan zou men bij een kind met een hardnekkig rekenprobleem deze drie kernthema’s goed moeten onderzoeken. Begin dan bij het getalinzicht (type 1). Gebruik concreet materiaal (getallenlijn, abacus) om dit inzicht een stevige basis te geven. Kijk dan naar de methodiek (type 2). Heeft een kind hiermee moeite, biedt dan één oplossingsstrategie aan. Biedt die oplossingsstrategie zo aan dat er een aantal stapjes worden gedaan die het kind zelf kan zetten (zonder het geheugen te veel te belasten!). Pas als er voldoende inzicht is in het getalsysteem en begrip van de operaties, valt er iets te onthouden. Zorg voor een minimale geheugenbelasting (type 3). Houd de instructies kort en bondig en werk met rekenstrategieën die het werkgeheugen zo min mogelijk belasten. Automatiseert het ondanks alles niet, laat het kind dan hulpmiddelen gebruiken zoals een tafelkaart. In extreme gevallen zul je een kind zelfs moeten voorbereiden op het gebruik van een rekenmachine. Daarvoor moet het in ieder geval uitkomsten kunnen schatten om ‘rare’ fouten te voorkomen. Slot Ik wil afsluiten met iets wat ogenschijnlijk een ‘open deur’ is, maar het toch niet altijd blijkt te zijn. Wil men een kind met een rekenstoornis goed kunnen behandelen, dan zal er veel individuele instructietijd en extra tijd voor het inoefenen voor vrijgemaakt moeten worden. Als een kind in de klas een aangepast programma volgt, zal dit heel grondig aangestuurd moeten worden, anders leidt dit juist tot een toename van de achterstand. Daarnaast moet een kind weer vertrouwen krijgen in zijn eigen capaciteiten. De remedial teacher speelt daarbij een cruciale rol: door de remediërende aanpak moet het kind weer het gevoel krijgen dat het best wel kan leren. Verder falen moet ten koste van alles voorkomen worden. Literatuur Badian, N.A. e.a. (1991). Linguistic profiles of dyslexic and good readers. In: Annals of dyslexia, 41, p. 221-245. Brady, S.A. (1991). The role of working memory in reading disability. In: S.A. Brady en D.P. Shankweiler (eds.), Phonological processes in literacy, a tribute to Isabelle Y. Liberman. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum. Dehaene, S. e.a. (1999) . Sources of mathematical thinking: behavioral and brain-imaging evidence. Science, 284, 970-974. Geary, D.C. (1993). Mathematical disabilities: cognitive, neuropsychological and genetic components. Psychological Bulletin, 114, p. 345-362. Hitch, G.J. en E. McAuley (1991). Working memory in children with specific arithmetical learning disabilities. British journal of psychology, 82, p. 375-386. Ruijssenaars, A.J.J.M. (1992). Rekenproblemen. Theorie, diagnostiek en behandeling. Rotterdam, Lemniscaat.
__________________
If you're going to think anyway: think BIGG
www.abcpraktijk.nu |
14-09-2003, 20:01 | ||||
Citaat:
Citaat:
Citaat:
Wiskunde is een ander verhaal, een aantal dingen van wiskunde kan ik erg goed en andere dingen weer minder. Ik vind differenciëren een ramp, allemaal cijfers en letters door elkaar. Dat gaat dus met veel moeite. Dan heb je de talen nog. Daar zit het probleem bij deze mensen. Talen zijn een ramp, spelling ect telt mee, dus een goed cijver halen is vrij moeilijk. Maar als men hier alleen zwak in is kan er in principe toch wel vwo gedaan worden. Natuurlijk moet dit ook wel op een vwo niveau zijn. Daar zijn examens voor om het te testen. Dat havo'ers die wat minder 'slim' (vind dit niet echt de juiste manier van uitdrukken, maar goed, is wel duidelijk) met wat extra tijd vwo kunnen is denk ik onzin. Er is zeker een niveau verschil qua vragen. Misschien is dat wel op te lossen met extra tijd, maar die extra tijd is ook maar beperkt. In principe kan ik dus alles goed, de meer exactere vakken (alles - talen dus) ook voldoende maken met extra tijd. (die krijg ik voor alles, dus er maar gebruik van maken voor een beter cijnver nietwaar?) Dus voor al die dingen zit ik op niveau. Heb alleen problemen met taal en zou ik daarom geen vwo mogelijkheit moeten hebben (lees: direct naar de uni waar je het vak kan doen wat je dus wel kan (geen taal studeren natuurlijk ) Leerlingen die alleen maar vwo kunnen doen als ze extra tijd krijgen komen er al niet terecht. Die zijn dan zo kantje boord dat ze gewoon al naar havo gaan. Er zit dus een wezelijk verschil. Die havo'ers kunnen het helemaal niet in de gestelde norm, dus die horen er niet. Voor mij zit alles (min taal) in de norm. @ kweety Je kan echt niet alleen op cijvers gaan kijken, er zijn ook mensen die gewoon van zichzelf al geen taalgevoel hebben, net zoals er mensen zijn die gewoon geen exacte vakken kunnen. Niet alle testen zijn even goed, ik heb op de basisschool een test gedaan bij een meneer, maar het kwam er niet uit (je kan met je inteligentie ook een heleboel compenseren) daarna ben ik bij een officieel bureau getest en toen kwam het er wel uit.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
14-09-2003, 20:05 | |
@ hajo en jij denkt dat ik dat met mijn dyslexie snap wat daar staat? ik kan een volwassenen boek (tolkien) al niet lezen laat staan dat idioote studie boek.
en ik denk de mensen die etiketjes plakken op hun kinderen dat dat ouders zijn die willen dat hun kind presteert en daardoor onderpresteert---> faalangst |
14-09-2003, 20:05 | ||
Citaat:
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
14-09-2003, 20:15 | |
Daar zal ik dan ook wel last van hebben. Op de basisschool stond ik altijd 5jes en 6jes voor rekenen. Op de middelbare school heb ik nog nooit hoger gehaald dan een 5.5 voor wiskunde, hoe hard ik mijn best ook deed; bijles 4 x per week, echt goed opletten etc. Maar hoe vaak me ook iets wordt uitgelegd, het gaat er niet in bij mij en het is zo vervelend dat sommige leraren dat gewoon niet snappen en denken dat ik mijn best niet doe
|
14-09-2003, 20:17 | |||
Verwijderd
|
Citaat:
(Waarom gelijk zo aangevallen en onvriendelijk reageren?) Citaat:
|
14-09-2003, 20:24 | ||
Citaat:
En dislexie wil niet zeggen dat je niets kan lezen.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
15-09-2003, 07:40 | |||
Citaat:
Citaat:
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
|
|
Soortgelijke topics | ||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Psychologie |
Onderzoek: noden, behoeften van volwassenen met dyscalculie student.L.W | 2 | 30-03-2016 12:25 | |
Algemene schoolzaken |
Mensen met Dyscalculie verzamelen! meisje1999 | 22 | 26-07-2013 18:33 | |
Algemene schoolzaken |
Ik heb dyscalculie, dit betekent geen diploma voor mij! Help mij en vele anderen! petitierekenen | 34 | 03-01-2013 15:17 | |
Algemene schoolzaken |
korte enquête i.v.m. informatiebrochure dyscalculie (thesis logo | 8 | 11-04-2010 17:04 | |
Psychologie |
Dyslexie, dyscalculie en dysgraphie murwari | 5 | 12-01-2005 14:02 | |
Psychologie |
stukje over dyscalculie, 'k snap 't niet... Verwijderd | 22 | 03-04-2002 12:17 |