Hier weer even een nieuw stukje....Begin maar met mierenneuken
De routine van de ochtend was precies zo standaard als altijd. Pilletjes slikken, douchen, eten en weer terug naar je cel. Lizelotte wachtte op Anna. Ze had gezegd: “Morgen praten we verder”. Dus Lizelotte ging er van uit dat ze ’s middags langs zou komen. En dan zou ze de cel even uit mogen. Maar het bleef stil. Anna kwam niet. Lizelotte zat op bed met haar knieën onder haar kin. Ze dacht aan haar moeder. Waarom kwam ze langs? Alleen maar om haar te slaan? Lizelotte had deze keer toch niets gedaan? Misschien was ze nog boos vanwege Maartje. En toch was het niet haar schuld. Lizelotte wist het zeker! De tijd ging langzaam, maar Lizelotte merkte dat het donker werd buiten. Anna was nog steeds niet langs gekomen. En Lizelotte had de hoop al opgegeven. De celdeur schoof open. En de grote zoemer ging af. “Het avondeten is reeds geserveerd. Het avondeten is reeds geserveerd”. Lizelotte stond op en liep de cel uit. Aan beide kanten zag ze andere meisjes uit hun cellen komen. “Doorlopen dames” zei een bewaker. Ze kwamen in de eetzaal aan. Er stonden vijf lange tafels met aan elke kant tien stoelen. Lizelotte had ze al eens geteld. Ze nam plaats op één van de stoelen. “Heb je het al gehoord?” fluisterde een meisje in Lizelotte’s oor. “Wat zou ik gehoord moeten hebben?”. “Lieke moet op de stoel” antwoordde het meisje, nog steeds fluisterend. Lizelotte schrok. Lieke was een aardig meisje, misschien hier en daar niet echt sporende, maar verder kon Lizelotte het redelijk met haar vinden. “Waarom?”. “Omdat ze te veel heeft gedaan. Ik weet het niet precies. Ik hoop dat wij erbij mogen zijn”. Leedvermaak, noemde Lizelotte dat. Ze kon zich er vreselijk aan ergeren. Maar die mensen moest je ook hebben. Ze hoopte dat zij er niet bij hoefde te zijn. Maar ze had zo’n gevoel van wel. De bewakers zagen het als een straf voor de patiënten. En dat was het ook eigenlijk wel. Er was niets erger dan toekijken hoe iemand stierf. En dan te bedenken dat je er zelf ook kon zitten. Het eten werd op de tafels gezet en iedereen begon als gekken hun borden vol te scheppen. In tegen stelling tot de andere had Lizelotte nooit zo’n trek. Ze was dan ook erg mager. Maar, niemand die zich daar zorgen om maakte. Ze aten aardappels, gekookte wortels en een klein stukje vlees. Wat biefstuk moest voorstellen. Walgelijk! Maar het was in ieder geval iets. “Dames, handen bij elkaar” riep de opperzuster. Lizelotte vouwde haar handen, sloot haar ogen en boog voorover. “Onze vader die in de hemel zijt, Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. U wilt geschieden. Zowel in de hemel als op de aarde. Geef ons dagelijks brood, en vergeef ons onze schulden. Zoals wij onze schuldenaars vergeven. En lijdt ons niet in bekoring. Maar verlos ons van het boze, want van U is het koninkrijk. En de kracht en de eerlijkheid in eeuwigheid. Amen”. Toen het gebed was afgelopen en het teken dat ze mochten eten was gegeven begon iedereen vraatzuchtig te sranzen. Een nettere formulering bestond er niet voor. Lizelotte at rustig haar bord leeg en wachtte totdat de bewakers terug kwamen. “Waarom eet je zo weinig?”. Lizelotte draaide zich om en keek recht in de ogen van Lieke. Ze kreeg een pijnlijk gevoel. Wetend dat het meisje wat voor haar stond er over een week niet meer zou zijn. “Ik heb nooit zo’n honger. Waarom eet jij niet?”. “Als ik met een lege maag op de stoel ga doet het minder pijn, zeggen ze” antwoordde Lieke. Lizelotte schudde haar hoofd. “Wie heeft je dat wijs gemaakt?” vroeg ze. “Franka” antwoordde Lieke. Dat dacht Lizelotte al. De grote vrouw met de dikke buik en de hangtieten. “Je moet niet naar haar luisteren. Ze praat alleen maar onzin. En dat het minder pijn doet als je een lege maag hebt dat zal ze wel weer van haar duivel hebben gehoord. Je moet haar links laten liggen. Als je een keer wilt praten, kom dan naar mij toe” zei Lizelotte. Lieke glimlachte. “Dank je”. Ze draaide zich weer om en liep weg. Eigenlijk had Lizelotte nog willen vragen waarom ze op de stoel moest. Maar ze bedacht dat het misschien erg pijnlijk voor haar zou kunnen zijn. Wat zullen haar ouders wel niet denken? Of zou ze ook zo’n moeder hebben als Lizelotte had? Ze zag dat de bewakers terug waren van hun avond eten. Lizelotte stond op en liep naar de mannen toe. Ze merkte dat Lieke haar volgde. Schuchter keek ze achterom. “Wat zou zo’n meisje nou gedaan hebben, dat ze op de stoel moet?” vroeg Lizelotte zich af. Ze haalde haar schouders op en liep door. “Dames, verzamelen. We gaan terug naar de cellen” riep één van de zusters. Lizelotte schrok zich dood. De zuster stond naast haar, en schreeuwde zó hard dat Lizelotte haar oren dicht moest houden. Toen alle meisjes zich verzameld hadden werden ze terug gebracht naar de cellen.
“Sorry. Ik had je moeten vertellen dat ik niet kon komen” zei Anna. Lizelotte was boos. “Je was zeker leuke dingen aan het doen hè? Met je man en je kinderen? Lekker zwemmen met dit mooie weer? Denkend: die Lizelotte zit toch lekker achter de tralies? Leuk hoor!” schreeuwde ze. Lizelotte stond met haar rug naar Anna gekeerd. Ze wilde haar stomme hoofd niet zien. Zij had gemakkelijk praten. Zij werd niet achtervolgd door meisjes met rode ogen. Zij zat niet in kamers met gesloten deuren zonder raam. Zij had geen doodstraf boven haar hoofd hangen. “Hoer” schreeuwde Lizelotte. En meteen zakte ze door haar benen. Ze kwam met haar hoofd tegen de tralies. “Mamma” huilde ze zachtjes. “Laat me vrij, doe me geen pijn”. Anna was opgestaan en liep naar Lizelotte toe. Ze hurkte voor haar neer. “Wat is er met je moeder?” vroeg ze. Lizelotte keek op. Wild schudde ze haar hoofd. “Niets, niets, niets. Helemaal niets”. “Lizelotte” zei Anna streng. “Je weet dat als je mij niets verteld dat ik je niet kan helpen. Wil je hier nou weg of niet?”. Twijfelend knikte Lizelotte. “Goedzo. Ga nu op je stoel zitten. En beantwoord de vragen die ik heb” beval Anna. Met haar handen onder haar hoofd en een chagrijnig gezicht zat ze aan de tafel. “Heb je het meisje nog gezien?” vroeg Anna. Lizelotte haalde haar schouders op. Maar toen ze het boze gezicht van Anna zag antwoordde ze: “Nee, ik heb haar niet meer gezien”. Anna schreef wat op. “En hoe was het om je moeder weer te zien?”. Pijnlijk, dacht Lizelotte. “Ging wel” antwoordde ze. “Wat ging er door je heen toen je moeder je sloeg?”. Te veel, dacht Lizelotte. “Niets” antwoordde ze. “Leegte?” vroeg Anna. Lizelotte knikte. “Oké, ik heb een cassetterecorder meegenomen. Daarin zit een bandje waarop ons gesprek van vorige keer staat. Ik ga hem zo afspelen, en dan wil ik dat je goed luistert”. Ze pakte een klein doosje uit haar tas en zette het op tafel. Ze drukte op “play” en het bandje begon te draaien. “Ik hoorde dat je weer naar de isoleercel moest…Waarom was dat? Wat was er gebeurd?…Zij was er weer”. Lizelotte hoorde haar eigen stem. Het klonk zwaar en angstig. Ze dacht terug aan dat moment. En wat er zich de nacht daarvoor had afgespeeld. Het meisje was alweer een tijdje niet langs geweest. Misschien had ze geaccepteerd dat het niet Lizelotte’s schuld was. “Lizelotte, let je op”. “Sorry” zei ze en luisterde weer naar het bandje. Na een paar minuten zette Anna het bandje af. “Hoorde je wat er als laatste gebeurde?” vroeg ze. “Ik zal het nog een keertje voor je terugspoelen”. Lizelotte luisterde aandachtig. Anna stopte het bandje weer. “Klein, klein meisje. Verdwijn zo snel als de wind. Ga terug naar waar je vandaan kwam. Jij klein, klein kind…” zong Lizelotte. “Ja, dat was het” zei Anna opgewonden. “Wat bedoel je daarmee?”. Lizelotte haalde haar schouders op. Het liefst wilde ze geen antwoord geven. Elke keer als ze iets verkeerd zei, dan kwam het meisje met de rode ogen langs. Lizelotte beet op haar lip. Net zolang tot er een sneetje in kwam. Ze proefde het bloed en dacht aan het meisje. Uit haar mond had ook bloed gestroomd. “Je zingt het liedje niet voor niets, Lizelotte. Vertel mij eens waar je dat liedje hebt geleerd” zei Anna. Weer haalde Lizelotte haar schouders op. “Verdomme! Doe nou een keer wat ik je vraag” schreeuwde Anna. Lizelotte schrok. “Mamma” fluisterde ze. “Ik zal niet meer vergeten. Echt niet. Ik zal niet meer vergeten”. “Wat zal je niet meer vergeten?” vroeg Anna. Lizelotte begon te huilen. “Ik moet mijn kamer nog opruimen. Anders gaat mamma mij slaan…en dan…kelder”. Lizelotte hakkelde. En Anna keek haar vragend aan. “Nééééé” schreeuwde ze. “Mamma, laat me alleen. Doe me geen pijn”. Lizelotte stond op en wilde weg rennen. Zonder er bij na te denken dat ze niet verder kon dan de tralies. Ze knalde tegen de stalen stangen op en viel op de grond. Meteen stonden er twee bewakers voor de deur. “Is alles oké?” vroegen ze tegelijkertijd. Anna knikte en gebaarde dat ze weg moesten gaan. Lizelotte zag dat Anna naast haar kwam zitten. Ze voelde een arm om haar heen. Met waterige ogen keek ze Anna aan. “Ik wil niet dood” fluisterde ze. “Maar je hoeft ook helemaal niet dood. Waar haal je die waanideeën vandaan?”. Lizelotte liet haar hoofd rusten op de schouder van Anna. Ze was doodop. “Zou je mij kunnen vertellen wat je moeder deed als je je kamer niet op ruimde?” vroeg Anna voorzichtig. “Dan werd ze boos, en sloeg me” antwoordde Lizelotte. “Deed ze dat vaak?” “Soms”. “En heb je dat liedje van haar geleerd?”. Lizelotte knikte. “Waarom zong ze dat?”. Anna bleef doorvragen. En Lizelotte antwoordde zonder problemen. “Om het meisje weg te sturen” antwoordde Lizelotte. Ze voelde dat Anna schrok. “Hoelang zie je dat meisje al?” vroeg ze. “Weet ik niet precies”. “Oké. En wanneer kwam dat meisje meestal?” “Als ik alleen was. Dan vroeg ik of ze wilde komen. En dan gingen we samen spelen”.