Volgens mijn lerares Levensbeschouwelijke Vorming vindt een man pas in zijn derde vrouw (of monogame relatie) de ware.
De eerste keer kiest hij namelijk voor zijn moeder, of dat wil natuurlijk zeggen: een vrouw of vriendin die sterk op zijn moeder lijkt (innerlijk en eventueel uiterlijk)
Als dat niet blijkt te werken, kiest hij voor een vrouw die het totaal tegenovergestelde van hem is, zijn tegenpool.
Dat blijkt dan ook niet te werken, dus vindt hij uiteindelijk in de derde vrouw zijn Mrs. Right.
Volgens deze theorie ben ik de ware voor mijn vriend
Toch interessant, eh?