|
Akkoord van Wassenaar Afspraak tussen werkgeversvoorzitter Van Veen en vakbondsleider Kok uit 1982 om de looneisen te matigen in ruil voor arbeidstijdverkorting. De gematigde loongroei wordt gezien als belangrijkste oorzaak van herstel en bloei van de economie in de periode 1985-2001. Het akkoord geldt ook als basis van het poldermodel.
Anti-Revolutionaire Partij (ARP) Confessionele partij voor gereformeerden, opgericht in 1879 en daarmee oudste partij van Nederland. Keerde zich tegen de idealen van de Franse Revolutie, vooral het beginsel van de volkssoevereiniteit. Niet de wil van het volk, maar de wil van God, zoals geopenbaard in de Bijbel, moest 'richtsnoer' zijn in de politiek. Na de oorlog zat de ARP bijna dertig jaar onafgebroken in de regering, tot ze in 1980 opging in het CDA.
bisschop Bekkers Bisschop te 's-Hertogenbosch (1960-1966) die zich inzette voor vernieuwing in de katholieke kerk. Volgens Bekkers moest de kerk niet langer een strenge moraal voorschrijven, maar meer tegemoetkomen aan de veranderende behoeften van gelovigen. Gaf in zijn vele tv-optredens de kerk een menselijk gezicht en was daardoor in brede kring geliefd. Opzienbarend was de uitzending in 1963 waarin hij zei dat gelovigen zèlf moesten beslissen over het gebruik van de (net uitgevonden) anticonceptiepil.
burgerlijke ongehoorzaamheid Het overtreden van wettelijke regels met als doel een verandering tot stand te brengen. Deze actievorm werd in de jaren zeventig vaak toegepast. Voorbeeld is het bezetten en openhouden van de (illegale) abortuskliniek Bloemenhove nadat de regering tot sluiting bevolen had.
Christelijk-ethisch denken Het centraal stellen van de christelijke normen en waarden. Tot de jaren zestig drukte dit christelijk-ethisch denken een zwaar stempel op de samenleving: het gezin werd als norm gesteld en zaken als homoseksualiteit, pornografie en de verspreiding van voorbehoedmiddelen werden bestreden. Kenmerkend was ook de nadruk die werd gelegd op harmonie tussen werkgevers en werknemers.
Christelijk-Historische Unie (CHU) Confessionele partij van hervormden. Zat na de oorlog in vrijwel alle kabinetten, en gold als meest conservatieve van de drie partijen die in 1980 het CDA vormden.
Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) Overkoepelende organisatie van christelijke vakbonden. Deed in 1975 niet mee aan de fusie van de katholieke en de socialistische vakcentrale en is sindsdien de tweede vakcentrale van Nederland, met overigens ook veel niet-protestantse leden.
Christen-Democratisch Appel (CDA) Christen-democratische partij, in 1980 ontstaan uit een fusie van de grote confessionele partijen ARP, CHU en KVP. Aan de fusie ging een lang proces vooraf, mogelijk gemaakt door de ontzuiling en ingezet nadat de confessionelen in 1967 hun meerderheid hadden verloren. In 1977 deden de drie partijen voor het eerst met een gezamenlijk CDA-lijst mee aan de verkiezingen.
civil society Samenleving waarin mondige burgers vooral zelf (zonder tussenkomst van politieke partijen) voor hun belangen en idealen opkomen, al of niet door zich te organiseren. Voor Nederland is deze benaming van toepassing op de periode na de ontzuiling en de roerige jaren zestig en zeventig.
confessionele partijen Partijen die uitgaan van een geloofsbelijdenis (confessie). Na de oorlog kende Nederland drie grote confessionele partijen: de ARP, CHU en KVP, die aan vrijwel alle kabinetten deelnamen. In 1980 gingen ze samen in het CDA. Het CDA gaat niet uit van een geloofsbelijdenis en geldt dus wel als christelijke maar niet als confessionele partij.
consensuspolitiek Het streven van politieke partijen naar eensgezindheid over het te voeren beleid. Consensuspolitiek staat tegenover een politiek van polarisatie, waarbij de tegenstellingen juist worden aangezet.
D'66 (Democraten '66) Politieke partij, opgericht direct na de Nacht van Schmelzer met als doel het verzuilde politieke bestel te laten 'ontploffen'. Nederland moest veel democratischer worden, onder meer door invoering van een tweepartijenstelsel, volksraadplegingen (referendums), een gekozen minister-president en gekozen burgemeesters. Het ideaal van democratisering werd door andere partijen al snel overgenomen, maar van de genoemde hervormingen kwam weinig terecht. D66 (de komma verdween) noemt zich tegenwoordig een 'links-liberale' partij.
Dolle Mina Actiegroep van radicale, overwegend jonge feministen die met ludieke acties haar eisen kracht bijzette. In haar korte bestaan (1970-1972) baarde zij veel opzien, onder meer met de actie voor het recht op abortus, 'Baas in eigen buik'. Dolle Mina was genoemd naar Wilhelmina Drucker, een radicale feministe uit de eerste feministische golf.
Emancipatiecommissie Door de regering ingestelde commissie (1974) die adviezen moest geven over de emancipatie van de vrouw. In 1981 werd de commissie opgevolgd door de Emancipatieraad; in dat jaar kwam er ook een aparte staatssecretaris van Emancipatiezaken.
evenredigheidsbeginsel Het uitgangspunt dat iedere partij haar deel moet krijgen, evenredig aan haar omvang. Het evenredigheidsbeginsel was een belangrijk uitgangspunt van de consensuspolitiek tijdens de verzuiling.
Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) Overkoepelend orgaan van vakbonden, voortgekomen uit fusie tussen de twee grootste verzuilde vakcentrales, het socialistische NVV en het katholieke NKV, op 1 januari 1976. De FNV heeft, onder meer door haar deelname aan de SER, veel invloed op het sociaal-economisch beleid van de regering. Kan ook, samen met het CNV, centrale afspraken maken met werkgevers over bijvoorbeeld de ruimte voor loonsverhoging in de cao's van alle aangesloten bonden.
harmonieuze ongelijkheid Ongelijkheid van afzonderlijke delen die samen een geheel vormen. Volgens de in de jaren vijftig overheersende opvattingen hoorde er bijvoorbeeld in het gezin harmonieuze ongelijkheid te heersen. Man en vrouw moesten zich elk bij hun eigen taak houden, en de kinderen moesten zonder meer aan het gezag van hun ouders gehoorzamen.
individualisering Ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan. Het individu wordt niet langer vooral gezien als onderdeel van grotere gehelen, zoals het gezin, maar als op zichzelf staand wezen. De individualisering werd vanaf de jaren zestig bevorderd door onder meer de tweede feministische golf, het toenemende scholingsniveau van mannen en vrouwen en de mechanisering van het huishouden, waardoor vrouwen meer kans kregen zich buitenshuis te ontplooien.
Kabouterbeweging Door Roel van Duyn opgerichte beweging (1969-1974) die tot doel had de mensheid 'net als de kabouters' in harmonie met de natuur te laten leven. Veel mensen uit deze beweging sloten zich later aan bij de kleine linkse partijen.
kabinet-Den Uyl Het centrumlinkse kabinet dat Nederland van 1973 tot en met 1977 regeerde. Het bestond uit ministers van PvdA, D'66, PRR, KVP en ARP. In de Tweede Kamer kon het kabinet niet rekenen op een meerderheid: de fracties van KVP en ARP gaven slechts 'gedoogsteun'. Den Uyl begon met een ambitieus vernieuwingsprogramma, maar kon dat maar deels uitvoeren door een diepe economische crisis en de slechte verstandhouding (zowel in kabinet als in Kamer) tussen PvdA en KVP.
Katholieke Arbeidersbeweging (KAB) De verzuilde vakcentrale voor katholieke vakbonden en zogeheten standsorganisaties, verenigingen voor de niet-materiële behoeftes en vorming van de 'katholieke werkman'. In 1963 werd de KAB opgevolgd door het Nederlands Katholiek Vakverbond, dat zich alleen op de materiële belangen van de arbeiders richtte. Het NKV fuseerde in 1975 met het NVV tot de FNV.
Katholieke Volkspartij (KVP) Katholieke partij, opgericht in 1946 als opvolger van de vooroorlogse Rooms-katholieke Staatspartij. De KVP was een antwoord op de PvdA, die streefde naar het doorbreken van de verzuilde verhoudingen. Anders dan de RKSP stond de KVP open voor niet-katholieken. In de praktijk had dit weinig betekenis en was de KVP een zuiver confessionele partij. Alle KVP-leden en 99 procent van de KVP-stemmers waren katholiek. De KVP maakte van 1946 tot haar opheffing in 1980 deel uit van de regering. In 1980 ging de KVP met de ARP en de CHU op in het CDA.
Keerpunt '72 Het gezamenlijke, progressieve regeerprogramma dat de PvdA, de PPR en D'66 voor de verkiezingen van 1972 bekend maakten met de bedoeling dit, zonder concessies aan anderen, in zijn geheel uit te voeren.
kraakbeweging Beweging die de woningnood met directe actie wilde bestrijden. Vanaf eind jaren zestig kraakten jongeren op grote schaal leegstaande panden, dat wil zeggen: ze drongen deze binnen met het doel ze illegaal te bewonen. Vaak ging het om slooppanden of hele wijken die moesten wijken voor bedrijfspanden, verkeerswegen of andere infrastructuur, zoals de metro in Amsterdam. Rond 1975 ontstond uit deze acties de kraakbeweging, toen de krakers zich tot een goed georganiseerd netwerk ontwikkelden dat zich met geweld tegen ontruimingen verzette. Vooral in Amsterdam leidde dit eind jaren zeventig tot complete veldslagen met de Mobiele Eenheid. Op den duur stelde de kraakbeweging zich ook bredere doelen, zoals de bestrijding van 'het Westerse imperialisme' in de Derde Wereld, van extreemrechts en van het overheidsgezag als zodanig.
kruisrakettenkwestie De vraag of Nederland, als lid van de NAVO, 48 Amerikaanse kruisraketten op zijn grondgebied moest toelaten. De NAVO besloot in 1979 honderden van deze kernwapens in West-Europa te plaatsen als antwoord op de nieuwe SS'20-raketten van de Sovjetunie. Beide typen kernraketten hadden een bereik van vijfduizend kilometer en vielen daardoor niet onder bestaande afspraken over wapenbeheersing. Vooral in Nederland en Duitsland werd fel tegen de mogelijke komst van nieuwe kernwapens geprotesteerd: in 1981 en 1983 demonstreerden in Amsterdam en Den Haag 400.000 en 550.000 mensen; in 1985 werden nog eens 3,8 miljoen handtekeningen opgehaald. In datzelfde jaar besloot het kabinet-Lubbers de raketten toch te laten komen. Ze hebben er nooit gestaan: in 1987 werden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie het eens over het terugtrekken van alle middellangeafstandsraketten.
Man Vrouw Maatschappij Feministische vereniging, in 1968 opgericht met als doel de emancipatie van de vrouw te bevorderen. Hoewel MVM op haar hoogtepunt in 1973 maar drieduizend leden had, had ze veel invloed: veel van haar ideeën werden door de progressieve partijen overgenomen.
maatschappelijk middenveld De organisaties die tussen de overheid en de burger instaan, zoals de vakbeweging, de onderwijsorganisaties en de landbouworganisaties. Het begrip kwam op in de jaren tachtig, toen veel verzuilde organisaties waren verdwenen of samengegaan. Het geheel aan organisaties bood een andere aanblik dan in de tijd van de verzuiling; daar hoorde ook een nieuwe naam bij.
mandement Herderlijk schrijven van de bisschoppen aan de gelovigen. De omschrijving 'herderlijk' verwijst naar de Bijbel, waarin staat dat Jezus zijn volgelingen leidt zoals een herder zijn kudde. Met 'het' mandement wordt meestal dat van 1954 bedoeld. De bisschoppen verboden het de katholieken toen om lid te zijn van het NVV en te luisteren naar de VARA. Stemmen op de PvdA werd 'ernstig ontraden'.
medezeggenschap Het recht om over iets mee te praten en zo invloed uit te oefenen op de besluitvorming. In 1950 was er al een Wet op de Ondernemingsraden, die grote bedrijven verplichtte werknemers via formeel overleg te horen over het (personeels)beleid. Vanaf 1970 werd het recht op inspraak ook in andere sectoren vastgelegd, bijvoorbeeld van studenten en ouders in het onderwijs.
moderne consumptiemaatschappij Maatschappij die gericht is op het produceren en verkopen van grote hoeveelheden consumptiegoederen. De consument staat dus centraal. In de jaren vijftig stelde de consument in Nederland weinig eisen, ten behoeve van toekomstige economische groei. Vanaf de jaren zestig werd de economische groei in Nederland juist voor een belangrijk deel bepaald door kooplust en consumptie.
Motie Tendeloo Motie uit 1955, waarin PvdA-Kamerlid Corry Tendeloo de regering vroeg het arbeidsverbod voor getrouwde vrouwen in overheidsdienst op te heffen. De confessionele partijen, die een Kamermeerderheid hadden, waren tegen. De motie werd toch aangenomen omdat de confessionele vrouwen in de Kamer vóór stemden. De regering besloot de motie uit te voeren.
Nacht van Schmelzer De nacht van 13 op 14 oktober 1966, waarin het kabinet-Cals naar aanleiding van een motie van KVP-fractieleider Schmelzer zijn ontslag indiende. De gebeurtenis had grote gevolgen: de PvdA zag het optreden van Schmelzer als bewijs van de onbetrouwbaarheid van de katholieken en besloot tegen de confessionelen te gaan polariseren. Dat was het einde van de consensuspolitiek. Binnen de KVP zelf leidde de Nacht van Schmelzer tot afsplitsing van de linkervleugel, die in 1968 de PPR oprichtte.
Nationaal Verbod voor Vakverenigingen (NVV) Socialistische vakcentrale. Overkoepelend orgaan van de socialistische vakbonden. Het NVV speelde met zijn beleid van loonmatiging een belangrijke rol bij de naoorlogse economische opbouw. In de jaren zestig werd het NVV radicaler, minder geneigd tot compromissen met de overheid en de werkgevers. Op 1 januari 1976 fuseerde het NVV met het katholieke NKV tot de FNV.
Nieuw Links Beweging binnen de PvdA die vond dat de partij een linksere koers moest varen en zich harder moest opstellen tegenover de confessionelen. Na de Nacht van Schmelzer bepaalde Nieuw Links, dat voornamelijk uit dertigers bestond, in hoge mate de koers van de PvdA. Oudere politici die wilden vasthouden aan de consensuspolitiek moesten het veld ruimen.
ontzuiling Het afnemen en op veel gebieden zelfs verdwijnen van de invloed van de zuilen in de Nederlandse samenleving. Dit proces zette omstreeks 1965 in; het ging gepaard met een explosieve welvaartsgroei en een proces van secularisatie.
parlementaire democratie Vorm van democratie waarbij de burgers via gekozen vertegenwoordigers in het parlement invloed hebben op het beleid. Kenmerkend voor de parlementaire democratie is ook dat de burgers allerlei grondrechten hebben, zoals vrijheid van meningsuiting, recht van vereniging en het eigendomsrecht. Essentieel element is verder dat de rechterlijke macht onafhankelijk is. Nederland ontwikkelde zich tot een parlementaire democratie na de grondwetswijziging van 1848, waarin werd vastgelegd dat de regering verantwoording schuldig was aan het parlement. Een volledige parlementaire democratie werd Nederland in 1917 met de invoering van het algemeen kiesrecht.
participatiedemocratie Vorm van democratie waarbij de burgers direct deelnemen aan de besluitvorming en dus niet alles overlaten aan de gekozen vertegenwoordigers. Vooral D'66 benadrukte dat de nieuwe generatie goed opgeleide burgers behoefte had aan inspraak op het overheidsbeleid.
Partij van de Arbeid (PvdA) Politieke partij die in 1945 ontstond uit een fusie van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) met twee kleine progressieve partijen uit liberale en christelijke hoek. De PvdA wilde de verzuiling doorbreken en ook aantrekkelijk zijn voor katholieke en orthodox-protestantse kiezers. Daar kwam aanvankelijk weinig van terecht: lange tijd leek de PvdA wel erg veel op haar verzuilde voorganger. In de tijd van ontzuiling ontwikkelde de PvdA zich tot een brede volkspartij.
polarisatie Het benadrukken van politieke tegenstellingen. In 1966 kwam in Nederland een eind aan de consensuspolitiek, toen de PvdA ging polariseren tegen de confessionele partijen en de VVD. De PvdA wilde geen compromissen meer sluiten, maar hoopte met D'66 en de PPR een linkse meerderheid te krijgen. De polarisatie was volgens de PvdA ook goed voor de democratie, omdat het de kiezers voor een heldere keuze tussen links en rechts stelde. Het gevolg was dat de VVD en later ook het CDA tegen de PvdA gingen polariseren en de socialisten twaalf jaar in de oppositie werden gehouden. Na het aantreden van Wim Kok als partijleider in 1986 keerde de PvdA terug naar de consensuspolitiek.
poldermodel Het streven naar consensus in de politiek en de maatschappij dat kenmerkend was voor Nederland in de jaren negentig. Als basis van het poldermodel geldt het compromis tussen werkgevers en werknemers uit 1982, het Akkoord van Wassenaar.
politieke cultuur De heersende omgangsvormen in de politiek.
politieke en maatschappelijke gezagsdragers De groep die in politiek en samenleving de dienst uitmaakt, bestaande uit de leidende figuren van politieke partijen en maatschappelijke organisaties.
Politieke Partij Radicalen (PPR) In 1968 opgericht door katholieken die de koers van de KVP te rechts vonden. Volgens hen verplichtte het christelijk geloof tot een linkse, progressieve politiek. De PPR was geen confessionele partij. Vanaf het begin waren ook protestanten en ongelovigen lid. Op haar hoogtepunt in 1972 haalde de PPR zeven zetels. Vanaf 1977 was het een linkse splinterpartij. In 1990 ging ze met andere kleine linkse partijen op in GroenLinks.
progressief akkoord (PAK). Afspraak in 1969 tussen PvdA, PPR en D'66 om de krachten te bundelen, en uit te zoeken of het mogelijk was om één grote progressieve partij te vormen. Bij de lokale verkiezingen van 1970 deden verscheidene PAK-lijsten mee. In 1971 gaf de PvdA het streven naar een fusie op; wel werden met PPR en D'66 afspraken gemaakt over een toekomstig regeerprogramma.
Provo In mei 1965 door Roel van Duyn opgerichte beweging met het doel de autoriteiten 'hartgrondig te provoceren'. Met ludieke acties lukte dat ook buitengewoon goed: Provo en de aanvankelijk overspannen reactie van de autoriteiten werden wereldnieuws. Provo stond ook voor een nieuwe levenshouding: anti-autoritair, kreatief en met een grondige afkeer van de moderne consumptiemaatschappij, waarvan zij de auto en de televisie als meest verwerpelijke symbolen zag. In mei 1967 hief Provo zichzelf op 'omdat iedereen onze ideeën nu wel kent'.
secularisatieproces Het proces waarbij de invloed van kerk en geloof in de samenleving afneemt. In Nederland verliep de secularisatie tot de jaren zestig langzaam. Bovendien werd hij aan het oog onttrokken doordat katholieken en gereformeerden gemiddeld meer kinderen kregen dan buitenkerkelijken. Vanaf de jaren zestig sloeg de secularisatie versneld toe. De confessionele partijen verloren hun meerderheid, het aantal buitenkerkelijken groeide snel en een groot deel van de gelovigen ging nog maar zelden naar de kerk.
schaduwkabinet Een door de oppositie gevormd kabinet van kandidaat-ministers dat als alternatief dient voor het zittende kabinet. Bij de verkiezingen van 1971 en 1972 presenteerden PvdA, PPR en D'66 een schaduwkabinet onder leiding van PvdA-leider Den Uyl.
Sociaal-Economische Raad (SER) Sinds zijn oprichting in 1950 het belangrijkste adviesorgaan van de regering op sociaal-economisch gebied. In de SER zitten vertegenwoordigers van de vakbeweging en de werkgevers en onafhankelijke deskundigen die de regering aanwijst (kroonleden). De regering moet voor alle belangrijke besluiten op dit terrein advies vragen. De SER kan ook ongevraagd advies uitbrengen. Als een SER-advies unaniem is, kan de regering er nauwelijks omheen.
sociale harmonie Het vermijden van conflicten tussen de sociale partners (werkgevers en werknemers). Zulke conflicten zouden de economische wederopbouw van Nederland kunnen vertragen.
staat Politieke en bestuurlijke eenheid, bestaand uit een gebied met vaste grenzen en een onafhankelijk bestuur. In het dagelijks taalgebruik wordt met staat meestal bedoeld: de overheid, de personen die het gezag uitoefenen.
Stichting van de Arbeid Instelling waarin de vakbonden en werkgeversorganisaties op centraal niveau afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden (vastgelegd in cao's). Sinds haar oprichting in 1945 adviseerde de Stichting de regering over de loonontwikkeling.
tweede feministische golf De beweging die omstreeks 1968 opkwam met als doel de achterstelling van de vrouw op alle terreinen ongedaan te maken. De eerste feministische golf richtte zich begin twintigste eeuw op het vrouwenkiesrecht, het recht op hoger onderwijs en het recht op arbeid voor hoger opgeleide vrouwen. De tweede golf ging veel verder. Het ging om volledige wettelijke gelijkstelling, om het recht op abortus, om kinderopvang, om hulp voor onderdrukte vrouwen en om de strijd tegen allerlei vormen van sekse-discriminatie (seksisme) in het dagelijks leven.
verzorgingsstaat Samenleving waarin de staat door uitgebreide sociale wetgeving voorziet in alle mogelijke behoeften en noden van de bevolking. Het recht op een menswaardig bestaan werd door allerlei sociale grondrechten in de Grondwet verankerd.
verzuilde omroepbestel Benaming van het Nederlands publieke (door de overheid bekostigde) omroepstelsel. De zendtijd op radio en televisie was tot 1966 verdeeld tussen de verzuilde omroepen (AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO), daarna kwamen er andere omroepen bij (TROS, EO, Veronica). Sinds 1989 zijn er naast het publieke bestel ook commerciële zenders. Commerciële radio was er al in 1960, toen illegale 'radiopiraten' zoals Radio Veronica vanaf de Noordzee uitzonden.
verzuiling Van de verzuiling zijn verschillende omschrijvingen te geven. Kenmerkend is dat de samenleving is georganiseerd in afzonderlijke bevolkingsgroepen (de zuilen), die werelden op zich vormen die grotendeels langs elkaar heen leven. Nederland viel uiteen in een katholieke zuil, een protestants-christelijke zuil, een socialistische zuil en een (veel minder samenhangende) algemene zuil. Vanaf de tweede helft van de jaren zestig nam de verzuildheid van de samenleving snel af. Verzuilde organisaties verdwenen of verloren veel leden.
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Liberale partij, in 1948 ontstaan uit een oudere conservatief-liberale partij en links-liberalen die in 1948 teleurgesteld de PvdA verlieten. De VVD werd gezien als de tegenpool van de PvdA; de twee zaten tussen 1951 en 1994 dan ook nooit samen in een kabinet. Aanvankelijk was de VVD een partij voor de 'gezeten burgerij' (de welgestelden) en had ze een bescheiden zeteltal. Eind jaren zeventig groeide ze uit tot 'volkspartij' met een stevig aantal zetels.
__________________
Everything should be made as simple as possible, but not simpler.
|