Hoofdvraag: Helpt Midalgan Warm spierpijn te verlichten?
Deelvragen: Helpt massage spierpijn te verlichten?
Is er sprake van een placebo-effect?
Opzet van het onderzoek
Opzet Mijn groep met proefpersonen bestaat uit mijn cardio-karate groepje. Dit is een groep mensen van +/- 25 t/m 40 jaar oud. Het zijn voornamelijk vrouwen, maar er zit een enkele man bij. De meeste personen zijn redelijk tot goed getraind.
Voordat Midalgan getest zal worden zal er een proefronde gedaan worden om te kijken of het aantal oefeningen voldoende is om bij het grootste gedeelte van de groep spierpijn op te wekken. Bij het onderzoek wil ik mijn proefpersonen (+/- 40) 3x20 leg presses laten uitvoeren (dit kan dus nog veranderen indien blijkt dat dit niet bij meer dan 28 mensen voor spierpijn zorgt). Tussen de series zit een pauze van maximaal 1 minuut. Deze minuut wordt met een stopwatch bijgehouden. Na 50 seconden wordt iedereen verzocht weer klaar te gaan staan zodat precies na 1 minuut begonnen kan worden met de volgende serie. De volgende dag wil ik door middel van een enquête (zie bijlagen blz. 13) onderzoeken wie er spierpijn hebben. De personen die geen last hebben van spierpijn zal ik de dag erna opnieuw ondervragen. Indien ze dan wel spierpijn hebben kunnen ze alsnog meedoen met het onderzoek. Aan alle deelnemers van het onderzoek zal worden gezegd dat ze niet mogen trainen op de dagen dat het onderzoek loopt.
De proefpersonen (de personen met spierpijn) zullen worden opgedeeld in vier groepen.
Groep 1 smeert vaseline vluchtig op.
Groep 2 masseert vaseline in.
Groep 3 smeert Midalgan vluchtig op.
Groep 4 masseert Midalgan in.
De proefpersonen weten niet dat er twee verschillende producten getest worden. Dit wil ik realiseren door aan de vaseline kamfer toe te voegen. Dit is de sterkst ruikende stof van Midalgan. Bovendien wil ik de proefpersonen niet zo duidelijk in groepen delen als ik hier neerzet, maar de personen nummers geven (zodat ik weet welke groepen er zijn, maar de proefpersonen niet).
Aan alle proefpersonen zal twee keer gevraagd worden of ze de mate van spierpijn op een schaal willen aangeven (een keer voor het opsmeren en een keer na het opsmeren).
Er kunnen verschillende uitkomsten zijn:
a) de proefpersonen voelen geen verbetering* Midalgan Warm werkt niet
b) de proefpersonen voelen wel verbetering* bij Midalgan Warm en niet bij vaseline Midalgan Warm werkt op basis van de bestanddelen
c) de proefpersonen voelen bij de vluchtig opgesmeerde versie zowel bij Midalgan Warm als bij vaseline verbetering* er is sprake van een placebo-effect
d) de proefpersonen voelen bij de ingemasseerde versie zowel bij Midalgan Warm als bij vaseline verbetering* Midalgan Warm werkt doordat er sprake is van massage
Deze veronderstellingen worden alleen aangenomen mits er een significant verschil is met de andere uitkomsten (een significantieniveau van 0,05 wat betekent dat de kans dat de uitkomsten op toeval berusten 5% of minder is)
* In mijn onderzoek houd ik het volgende aan: er is sprake van ‘verbetering’ als de mate van spierpijn op de schaal verminderd is.
Samenvatting van het onderzoek
Na het onderzoek kan ik dit pas schrijven.
De bouw van een spier
Stukje uit Thijs z’n boek hier!Iedere spiervezel bevat honderden kabelvormige eiwitstructuren die myofibrillen genoemd worden en die de basis vormen van het contractiele vermogen van de spiervezels. De lichte en donkere banden van de myofibrillen worden respectievelijk I- en A-banden genoemd. De banden bevatten twee eiwitfilamenten, actine en myosine. Actinefilamenten bevatten tevens de eiwitten troponine en tropomyosine. Myosinefilamenten zijn opgebouwd uit kleinere eiwitmoleculen waarvan delen dwars op de lengterichting naar buiten steken, in de richting van de omringende actinefilamenten. Zij kunnen een binding aangaan met het actine. Deze dwarsverbindingen worden ook wel cross –bridges genoemd.
Spiercontractie komt tot stand doordat de actinefilamenten tussen de myosinefilamenten worden getrokken, waardoor spanning ontwikkeld wordt en de spier kan verkorten.
Hoe ontstaat spierpijn?
Er wordt in de literatuur onderscheid gemaakt tussen acute spierpijn en later optredende spierpijn.
Acute spierpijn wordt veroorzaakt door ischemie(=een naar omstandigheden te geringe doorbloeding van de actieve spieren ). Dit is aangetoond door een experiment waarbij de flexoren van een vinger zich gedurende een periode van drie minuten in een isometrische contractietoestand bevonden en waarvan de doorbloeding was gestremd (ischemie). Spierpijn manifesteerde zich niet alleen tijdens de contractie, maar ook gedurende de minuut nadat de contractie weliswaar was beëindigd, maar de bloedstroom nog steeds was geblokkeerd. Pas vanaf het moment dat de spieren weer normaal doorbloed werden trad een snelle afname op van de spierpijn.
Bij acute spierpijn zijn de volgende conclusies van belang:
1) spierpijn treedt op tijdens contracties waarbij de spanning die in de spier ontwikkeld wordt groot genoeg is om de bloedtoevoer naar die spier te blokkeren (ischemie)
2) Door de toestand van ischemie kunnen stofwisselingsproducten, zoals melkzuur en kaliumionen, niet afgevoerd worden. Er ontstaat ophoping van deze producten in het spierweefsel waardoor de pijnsensoren die del uitmaken van het weefsel geprikkeld raken
3) De pijn duurt voort totdat de intensiteit van de spiercontractie minder wordt of de spier ophoudt met contraheren, waardoor de bloedtoevoer naar het spierweefsel wordt hersteld en de opgehoopte producten van de stofwisseling weer kunnen worden afgevoerd.
Acute spierpijn levert in het algemeen niet zoveel problemen op omdat het van korte duur is en snel verdwijnt wanneer de belasting beëindigd wordt. Producten als Midalgan Warm zijn ook niet voor acute spierpijn bedoeld, maar voor later optredende spierpijn.
Er bestaan hier drie theorieën over.
1) De theorie van de weefselbeschadiging. Deze theorie gaat ervan uit dat weefselbeschadiging, kleine scheurtjes die optreden in spiervezels, ten grondslag ligt aan de vertraagd optredende spierpijn.
2) De spasmetheorie. , Deze theorie is gebaseerd op de volgende drie gebeurtenissen: a) belasting veroorzaakt een toestand van ischemie, b) ischemie leidt tot ophoping van een onbekende stof die pijn veroorzaakt, ‘pijnsubstantie’, door prikkeling van de vrije zenuwuiteinden in de spier, en c) de pijn veroorzaakt vervolgens reflexmatig een toestand van spasme in de spier, waardoor de toestand van ischemie wordt versterkt en de cyclus opnieuw doorlopen wordt.
3) De bindweefseltheorie. , . De onderliggende gedachte bij deze theorie is dat het bindweefsel in de spier, inclusief de pezen, tijdens een contractie beschadigd wordt en daardoor spierpijn veroorzaakt.
Uit onderzoek is gebleken dat deze vorm van spierpijn zeer waarschijnlijk het gevolg is van microtrauma in het bindweefsel van spieren en pezen. ,
Hoe kan spierpijn opgewekt worden?
Uit onderzoek is geleken dat de mate waarin later optredende spierpijn optreedt afhankelijk is van het soort spiercontractie dat wordt uitgevoerd. , . Zoals te zien in de tabel (pagina 152 fysiologieboek) wordt de meeste spierpijn ervaren bij excentrische contracties.
Spierpijn kan op een gestandaardiseerde manier opgewekt worden door middel van excentrische contracties. Ik wil in mijn onderzoek 3x20 excentrische contracties (squats) laten uitvoeren. Volgens eerder onderzoek is dit een hoeveelheid die voor het merendeel van de groep spierpijn opwekte.
Hoe lang duurt spierpijn normaal gesproken?
Spierpijn duurt gemiddeld zo’n 3 dagen, waarop de top meestal op 48 uur na de inspanning ervaren wordt.
Wat zijn manieren om spierpijn te verlichten?
Veelgenoemde manieren om spierpijn te verlichten zijn warmte (warme douches/baden, warme kleren en het gebruik van producten als Midalgan Warm) en massage.
Wat is het effect van warmte op spieren/spierpijn?
Het effect van warmte op verschillende weefsels is als volgt:
Bindweefsel: Vooral de collagene vezels in de huid, pezen, spieren, ligamenten en gewrichtskapsels zullen elastischer worden. Door de toename van de elasticiteit kunnen de verschillende weefsels gemakkelijker op rek gebracht worden en de krachten die op verschillende weefsels aangrijpen beter verwerkt.
Spier: Voor dat deel van de spier dat uit bindweefsel bestaat gelden dezelfde positieve invloeden van warmte zoals bij bindweefsel is vermeld. Voor wat betreft de spanning (tonus)van de spier geldt dat door een vergroting van de stofwisseling er een betere afvoer van afvalstoffen optreedt met als gevolg minder prikkeling van pijnreceptoren. Dit mechanisme geeft reflectoir een afname van de spanning. Ook door een positief effect van warmte op de psyche zal er ontspanning optreden. Gewrichtskapsel: Door de vergroting van de elasticiteit van het kapsel en een verminderde weerstand in het gewricht zullen bewegingen gemakkelijker verlopen
Wat is het effect van massage op spieren/spierpijn?
Na massage treedt afname van de weefselspanning. Ook wordt er circulatieverbetering opgemerkt. Meestal kan men toename van de bewegingsomvang meten.
Wat is de werking van Midalgan Warm? (wat zijn de werkzame stoffen?)
Volgens de reclame: Bevordert de doorbloeding met een gunstige invloed op vermoeide, stijve of overbelaste spieren en gewrichten
Volgens de medische encyclopedie: Veroorzaakt een verwijding van de bloedvaten en een plaatselijke prikkeling van de huid, waardoor een betere doorbloeding ontstaat en een pijnstillende werking kan optreden. Geeft een gevoel van warmte.
De ingrediënten van Midalgan Warm zijn: histaminechloride, methylnicotinaat en glycolmonosalicylaat. De verhouding is: 1 mg histaminechloride, 10 mg methylnicotinaat en 100 mg glycolmonosalicylaat per 100 gram
Glycolmonosalicylaat is een pijnstiller. De werking komt op hetzelfde neer als de werking van aspirine , namelijk een analgetische (=pijnstillende), antipyretische (=koortsverlagende) en in hoge dosering antiflogistische (=ontstekingsremmende) werking. ,
Methylnicotinaat is een voorbeeld van een externe analgesie. Het bewerkstelligt een directe dilatatie van onderliggende oppervlakkige vaten. Een waarschuwing hierbij is dat het onverstandig is om methylnicotinaat (dus Midalgan) op te grote oppervlakten aan te brengen, omdat dit flauwvallen als effect kan hebben door een tekort aan bloed in de hersenen.
Histaminechloride vermindert de spiertonus.
Methylnicotinaat (een van de bestanddelen van Midalgan) is een voorbeeld van een externe analgesie. Het bewerkstelligt een directe dilatatie van onderliggende oppervlakkige vaten. Een waarschuwing hierbij is dat het onverstandig is om methylnicotinaat (dus Midalgan) op te grote oppervlakten aan te brengen, omdat dit flauwvallen als effect kan hebben door een tekort aan bloed in de hersenen.
Is het mogelijk dat de werkzame stoffen uit Midalgan opgenomen worden door de huid?
Opname van geneesmiddel door de huid geschiedt zowel via intercellulaire routes als transcellulaire routes. ,
Zowel methylnicotinaat , glycolmonosalicylaat als histaminechloride kunnen worden opgenomen door de huid.
Enquête
Na de proefronde:
1) Heeft u last van spierpijn?
0 ja ga door naar vraag 2
0 nee ga door naar vraag 4
2) Kunt u op onderstaande schaal aangeven hoe u deze spierpijn beoordeelt?
[----------------------------------------]
3) Na hoeveel tijd na de inspanning trad de spierpijn op?
0 < 10 minuten
0 10 tot 30 minuten
0 30 minuten tot 2 uur
0 2 tot 12 uur
0 12 tot 24 uur
0 24 tot 36 uur
0 36 tot 48 uur
4) Kunt u aangeven hoe u de oefeningen hebt ervaren (als u weet dat het doel is om spierpijn te krijgen)?
0 veel te licht
0 te licht
0 niet te zwaar, niet te licht
0 te zwaar
0 veel te zwaar
Voor het uittesten van het product
1) Heeft u last van spierpijn?
0 ja ga door naar vraag 2
0 nee einde enquête.
2) Kunt u op onderstaande schaal aangeven hoe u deze spierpijn beoordeelt?
[----------------------------------------] DEZE SCHAAL MOET PRECIES 10 CM ZIJN+ ONONDERBROKEN STREEP!!!
Na het uittesten van het product
3) Heeft u last van spierpijn?
0 ja ga naar vraag 4
0 nee ga naar vraag 6
4) Kunt u op onderstaande schaal aangeven hoe u deze spierpijn beoordeelt?
[----------------------------------------------------------]
5) Is uw spierpijn verminderd t.o.v. voordat u het product heeft opgesmeerd?
0 ja ga naar vraag 6
0 nee ga naar vraag 7
6) Kunt u aangeven hoeveel minuten na het opsmeren van het product deze verbetering optrad?
0 < 30 minuten
0 30 minuten tot 3 uur
0 3 tot 24 uur
0 24 tot 36 uur
0 36 tot 48 uur
0 > 48 uur
KWALITEITSCRITERIA VOOR DE AFSTUDEEROPDRACHT
Bron: Baarda & De Goede (2001)“Kwalitatief Onderzoek”, Hoofdstuk 10.
Baarda & De Goede (2001)“Methoden & Technieken van onderzoek”, Hoofdstuk 12.
1. Titelblad, met daarop vermeld:
• Titel en eventuele subtitel
• Naam van het instituut, de ALO
• Naam en studentnummer van de student
• Datum
2. Samenvatting:
Maximaal één A4-tje waarin je de lezer inzicht geeft in het onderwerp en de wijze waarop dat aan de orde komt, zodat de lezer het rapport oriënterend of globaal kan lezen:
• Welke vraag of welke onderzoeksvragen wil je beantwoorden met dit onderzoek, dus: wat is je probleemstelling? Welke onderzoekseenheden heb je in je onderzoek betrokken?
• Welke methode van dataverzameling heb je gekozen?
• Op basis van welke beslissingen heb je de onderzoeksgegevens geprepareerd en geanalyseerd?
3. Inhoudsopgave:
De inhoudsopgave geeft de structuur van het rapport weer met verwijzing naar de pagina’s waar de onderscheiden hoofdstukken en paragrafen gevonden kunnen worden. Met behulp van een inhoudsopgave moet een lezer snel kunnen zien wat aan de orde wordt gesteld en op welke plaats. Vermijd hierbij een te grote detaillering van paragrafen en subparagrafen.
4. Voorwoord:
Het voorwoord staat niet in direct verband met de inhoud van het onderzoeksrapport. Het is meestal een sterk persoonlijk getinte tekst waarin de auteur verslag doet van zijn persoonlijke motieven om het onderzoek te doen en zijn ervaringen bij het opzetten en uitvoeren van het onderzoek. Het voorwoord is ook de plaats waar je als auteur personen of instanties kunt bedanken voor hun medewerking aan het onderzoek.
a. Inleiding:
In de inleiding geef je aan wat de aanleiding is geweest om het onderzoek op te zetten en uit te voeren en tevens het kader waarbinnen het onderzoek is verricht. Aandachtspunten zijn:
• Komt de keuze voor het onderwerp duidelijk tot uiting?
• Voor welke lezer(s) wordt dit rapport geschreven?
• Hoe is de opbouw van dit rapport?
• Wat is in het kort de probleemstelling van dit onderzoek en hoe is deze uitgewerkt?
5. Literatuurverslag:
a. Inhoudelijke oriëntatie of literatuurverkenning:
Meestal begin je een onderzoek niet met een scherp geformuleerde probleemstelling maar met een nog onuitgewerkt idee. Na de afbakening van het onderwerp en de formulering van een voorlopige probleemstelling begin je vrijwel altijd met een verkenning van de literatuur op het gebied van het door jou gekozen onderwerp van onderzoek. In deze paragraaf moet je verslag doen van deze inhoudelijke oriëntatie.
• Heb je relevante en recente publicaties gevonden?
• Is er een samenvatting van de huidige stand van zaken binnen de literatuur gegeven, waarin verschillende of met elkaar strijdige standpunten met elkaar vergeleken worden?
• Is er al eerder empirisch onderzoek gedaan met een zelfde of vergelijkbare probleemstelling als jij in je hoofd hebt? Als dat het geval is probeer je erachter te komen of de beschikbare onderzoekresultaten elkaar tegenspreken of elkaar juist versterken, en of jij met jouw onderzoek aan kunt sluiten of voort kunt bouwen op onderzoek dat al door anderen is uitgevoerd.
b.Probleemstelling:
Op basis van de inhoudelijke oriëntatie wordt je voorlopige probleemstelling omgezet in een meer definitieve, die hier wordt weergegeven. Meestal bestaat deze uit enkele deelvragen, die nauwkeurig en volledig worden beschreven.
c. Zoekplan:
Op deze plaats geef je een korte beschrijving van de begrippen, werkwijze én zoekmachines die jij hebt gebruikt om aan informatie te komen.
6. Onderzoeksvoorstel (Opzet en uitvoering van het onderzoek):
a. Keuze van de onderzoekseenheden:
• Wat zijn je onderzoekseenheden? (locaties(s)/situatie(s)/een groep/ informanten/ respondenten)
• Welke criteria hebben en rol gespeeld bij de selectie van je onderzoekseenheden?
• Wat is het aantal onderzoekseenheden?
b. Beschrijving en verantwoording van de dataverzamelingsmethode
:
• Voor welke methode van dataverzameling heb je gekozen?
• Verantwoord je keuze.
• Beschrijf globaal welke dataverzamelingsmethode je hebt gebruikt.
c. Registratie, verwerking en preparatie van de gegevens:
• Hoe heb je de gegevens geregistreerd?
• Onder welke omstandigheden heeft de verzameling van de gegevens plaatsgevonden?
• Hoe heb je de gegevens verwerkt en geprepareerd voor de eigenlijke analyse?
• Op basis van welke beslissingen heb je voor deze methode gekozen?
• Welke maatregelen heb je genomen om de betrouwbaarheid en geldigheid van de gegevens te bevorderen?
7. Onderzoeksverslag:
a. Resultaten:
• Welke onderzoeksvraag en welke deelvragen moeten er door middel van dit onderzoek beantwoord worden?
• Beantwoorden de resultaten deze onderzoeksvraag en deelvragen?
b. Conclusie en discussie:
Ad. Discussie:
• Is de probleemstelling te beantwoorden met behulp van de verzamelde data?
• Zijn de resultaten in verband gebracht met de literatuur die je in de literatuurstudie hebt behandeld?
Ad. Conclusie:
• Zijn de conclusies die je trekt echt af te leiden uit het onderzoeksmateriaal dat je hebt gepresenteerd en niet uit jouw eigen ideeën of eigen mening?
• Kun je iets zeggen over de inhoudelijke generalisatie of reikwijdte van je resultaten en eventuele toepasbaarheid of bruikbaarheid van je resultaten?
c. Evaluatie, (beleids)aanbevelingen en suggesties voor verder onderzoek:
Ad. Evaluatie:
• Productevaluatie: benadruk zowel de sterke punten van het onderzoek als de zwakke punten en beperkingen van het onderzoek.
• Procesevaluatie: Wat zijn jouw leerervaringen door het opzetten en uitvoeren van dit onderzoek?; Wat is er fout gegaan tijdens het onderzoeksproces?; Waren deze fouten te herstellen?(Zo ja, hoe of zo nee waarom waren ze onherstelbaar?); Tegen welke problemen ben je opgelopen en op welke wijze zijn deze problemen opgelost?
Ad.Beleidsaanbevelingen:
• Staan deze in relatie tot de onderzoeksresultaten en de conclusie of komt dit voort uit een eigen mening/
Ad. Suggesties voor verder onderzoek:
• Heb je aanbevelingen voor een vervolgonderzoek?
• Kun je suggesties geven ter verbetering van dit onderzoek?
• Ontstaan er nieuwe onderzoeksvragen op basis van dit onderzoek?
1. Geraadpleegde literatuur:
a.Voetnoten:
Onderaan de betreffende pagina met vermelding van de auteur, het jaartal waarin deze bron is gepubliceerd, de titel van het boek/artikel en het paginanummer waar deze informatie terug te vinden is.
b. Literatuurlijst:
• Alfabetisch rangschikken aan de hand van de auteursnaam.
• Maak onderscheid tussen een boek, een hoofdstuk in een boek, een artikel en een website.
• Neem alleen literatuur op die je ook in je verslag aanhaalt of vermeldt.
• Vermeld het jaartal van publicatie.
9. Bijlagen:
In de bijlagen kun je informatie opnemen waarover een lezer moet kunnen beschikken om het rapport te begrijpen, maar die het betoog teveel verstoort als die in de tekst zelf zou worden opgenomen.
•