|
Het leek alsof het landschap om me heen was bedekt met een grijze mantel.
Het hoefgetrappel van Hospér overstemde het zachte geruis waarmee de regendruppels zich vermengden met het water waarmee het Meer van Tot zich vulde. Aan de ene kant, vond ik dit juist een uiterst benarde toestand, omdat ik al dagen op rantsoen was, en het resterende voedsel bestond slechts uit kliekjes. Ik rilde van de kou, en het water dat tot diep in mijn kleren was getrokken, bezorgde me een zware verkoudheid. Aan de andere kant, zou de regenval goed nieuws betekenen voor de boeren in de Waterlanden, omdat zij al maanden angstig toe moesten kijken hoe de jonge oogst verlepte.
Ik liet Hospér drinken en rusten, terwijl ik een stuk hard brood afscheurde met mijn tanden. Een daarvan deed lelijk pijn, ik denk door de kaakslag die een van hen me had verkocht, en ik vermoedde dat vrouwe Roosmarijn hem moest trekken, wanneer ik terug kwam in de Mychelet. Ik vroeg me af waarom ik hier in vredesnaam aan begonnen was. 'Je mag hier niet aan twijfelen', sprak ik mezelf streng toe. 'Je bent gewoon je loyaliteit aan je Vorstin aan het bewijzen.' De reden dat ik naar het Belikenrijk was afgereisd, was omdat ik bij de Hertog Archibalt moest informeren naar de Binnenlanders. Zij hadden meer last van hun wangedrag en protesten dan de Waterlanden. Binnenlanders waren woedend over het feit dat het Belikenrijk en de Waterlanden kustlanden waren, en de Waterlanden de heerschappij over de vloot en havens van…….. bezaten, omdat Koningin Yeswiin hier huist. De welvaart is in het Belikenrijk en in de Waterlanden aanzienlijk beter dan in de Binnenlanden. Handelslieden vonden het de moeite niet waard, om voor slechts graan en kaas de slechte wegen naar De Binnenlanden te belopen.
Ik vervolgde mijn reis, en na nog drie dagen in de regen en storm te rijden, bereikte ik mijn veilige thuis.
Ik reed gelijk door naar de stallen, waar ik tot mijn grote opluchting Hughe trof. Ik omhelsde hem stevig, en we keken elkaar aan alsof we elkaar in geen jaren hadden ontmoet. Ik zag de bezorgdheid in zijn ogen. Hij de mijne, dwars door mijn blijdschap heen.
'Hoe was je reis, Danel?,' vroeg hij met een serieuze ondertoon in zijn stem. 'Ik heb bijna geen last gehad van de Binnenlanders', zei ik, terwijl ik me omdraaide en aan de gespen van Hospérs hoofdstel begon te frunniken. 'Alleen op de weg langs Agnesse. Ze waren met zijn vieren.' 'Heb je ze kunnen doden?' 'Ik vrees van niet. Althans, niet allemaal. Een van hen kwam als een wildeman uit de bosjes gesprongen, en bestormde me. Ik heb hem met mijn dolk van me af weten te houden. Uiteindelijk was ik wel genoodzaakt om van Hospér af te springen. Ik heb er twee weten te doden. De anderen zijn weggerend. Uit angst, of uit verveling. Ik weet het niet.". Hughe zuchtte diep. 'Agnesse. Het is nu nog een kwestie van tijd. Ze zullen binnen een jaar de Mychelet bereiken.' Hij keek naar de grond. Van de blijdschap van daarnet was weinig over. 'Maar ik leef nog, hoor. In tegenstelling tot uw enthousiasme. Vertelt u eens, hoe zijn uw dagen in Clemencien geweest?'
Hij vertelde me over zijn bezoek aan de Boslanden, en over de reis, heen en terug. Langzaam liepen we de burcht in, naar de keukens. We schepten soep in, en besmeerden vers brood met dikke lagen boter. Ik leek wel uitgehongerd. Hughe was, net als ik, naar een hertogdom gereisd, om er te informeren naar nieuwe invallen van de protesterende Binnenlanders.
'We hebben geen Binnenlander gezien, noch op onze reis heen, noch op onze reis terug. Charim leek zelfs beteuterd. Ik heb hem gezegd dat hij zich moest voorbereiden op een plaats in de verdedigingslinie, maar in plaats daarvan, leek het alsof hij ze terplekke aan wilde vallen.' Hughe grijnsde. 'Hij wordt nog wel een goed strijder. Zeker wanneer hij weet, dat er tijden komen wanneer er vaak een beroep op hem zal worden gedaan.'
Om weer terug te komen in de Mychelet deed me goed. De donkere maar vriendelijke sfeer gaf me een goed gevoel. Ik verlangde er naar om naar mijn kamer te gaan, en me te wassen, maar in plaats daarvan verplichtte ik mezelf om een bezoekje te brengen aan mijn Koningin Yeswiin.
Toen ik binnen kwam, rook ik de lekkere geur van vanillekaarsen. Overal stonden aardewerken vazen met bloemen. Yeswinn stond uit het wijdgeopende raam naar buiten te kijken. Ze droeg een donkerblauwe jurk met witte linten om haar taille. Haar haren zaten in een lange, dikke blonde vlecht.
Zoals ik al verwachtte liet ze me uitgebreid rapporteren over mijn bezoek aan het Belikenrijk.
Ik vertelde haar over Hertog Archibalt die me had verteld, dat er steeds meer plunderingen en brandstichting voorkwam. Niet alleen in de hoofdstad Baeon, maar ook in Agnesse en Emija.
'De Binnenlanders hebben Emija van boven aangevallen. Met slanke schepen, waarvan ik vermoed dat de Lyoneese timmerlui ze gemaakt hebben, zijn ze via de Elstan het Meer van Menagos overgestoken, en hebben toen via de Rivier van Tobbe en Sprong Rivier Emija bereikt. Voor zover we weten zijn er geen mensen omgebracht.'
Yeswiin staarde voor zich uit. 'Ik mag je deze informatie eigenlijk niet toevertrouwen, uit angst dat het volk zal denken dat we gek zijn geworden, wanneer het uitlekt. Maar juist omdat ik je vertrouw, doe ik dit toch. We hebben namelijk prins Boudijn samen met een klein gevolg naar Leyonesse gestuurd, om daar met Hertog Leonin te praten over zijn onderdanen. Hij scheen nogal een hoge dunk te hebben van het Binnenlandse volk. Hij beweerde dat de inwoners van zijn hertogdom zich hebben neergelegd bij het feit dat zij nu eenmaal niet de kwaliteiten hadden die het kustvolk wel hadden. Een en al sarcasme, meer kwam er niet uit zijn woorden tevoorschijn. Het leek alsof hij er geen zin meer in had, om zijn eigen volk in de hand te houden.' Mijn koningin snoof minachtend. 'Dat opstandige Binnenlanders de andere hertogdommen lastigvallen en plunderen… Het lijkt alsof het hem werkelijk niets kan schelen.' Ze liep weg van het raam, en schonk ons een glas wijn in. Bedachtzaam nam ik een slokje. 'Denkt u dat de prins gevaar loopt, vrouwe? Ik bedoel, ze zijn kwaad op alles wat in het kustgebied huist.' 'Nee. Dat denk ik eerlijk gezegd niet. Boudijn heeft een gevolg met veel soldaten bij zich. Ze zullen hem zeker beschermen.' Maar ik zag dat ze niet helemaal gerustgesteld was. Als ze aangevallen zouden worden, was de kans niet klein dat ze prins Boudijn iets aan zouden doen. Tenslotte was hij de kroonprins, en als die er niet meer was, zou de zoon van Hertog Leonin, Danaí, een potentiele drager van de kroon zijn, wanneer Yeswiin zou aftreden. 'Ze komen waarschijnlijk volgende maand terug in de Mychelet.'
Toen ik de gang opstapte, deed mijn kies zo verschrikkelijk zeer, dat ik de verder hele weg mijn hand tegen mijn wang hield. Toen ik vervolgens de hoek om ging, botste ik frontaal tegen vrouwe Roosmarijn op. Mijn hand schoot uit, en stootte zo hard tegen mijn wang aan, zodat het leek alsof er een mes in geboord werd. Ik stootte een kleine gil uit, voordat ik erg in had. Ik proefde de smaak van bloed in mijn mond. Blijkbaar was dit ook te zien, want Roosmarijn riep uit:'Lieve jongen toch, wat is er met jou aan de hand! Kom eens mee het licht in.' Ze trok me mee aan mijn arm, en verplichtte me mijn mond wagenwijd open te sperren.
'Waarom ben jij hier in godsnaam niet meteen mee naar me toe gekomen? Dit is een ontstoken kies! Misschien wat zalf van gemalen sedanskruid… en suaviskruid. Dat moet lukken. Ik zal hem je besparen, maar bij Ridis, wat heb je gedaan?' 'Ongelukje gehad,' bromde ik, maar ik had niet het idee dat ze me geloofde. 'Vechten is voor de dommen. Gebruik liever je verstand. Morgen zal ik zorgen dat een van mijn pages de zalf op je kamer zal zetten.' 'Zal ik het anders zelf even ophalen? Morgen heb ik toch weinig te doen.' Ik was altijd erg op mijn hoede, als het om vreemde medicijnen of voedsel ging. Ieder zou zijn giften erin kunnen verwerken. Ik was de man van mijn koningin, en beschermde mijn vorstin goed. Ik zou makkelijk een prooi voor een troonjager, zoals Hertog Leonin, althans, een van zijn moordenaars. 'Wat jij wilt jongen, wat je wilt. Ik zie je wel verschijnen.'
OKee! DIt is wat ik tot nu toe heb geschreven. Read it and speach it!
__________________
XXX Rint XXX
|