Mega-up, deel II:
De muren waren inderdaad, zoals ze beloofd had, niet paars. Sterker nog, het huis zag er heel gewoon uit. Er stond een televisie en een stereoinstallatie in de hoek van de kamer. Er lag vloerbedekking in plaats van ecologisch verantwoord houten parket. De muren waren geel geverfd in plaats van paars en oranje (blijkbaar kon het Jedithja niet zoveel schelen of dat nou slecht was voor haar aura of niet) en het allerleukste was de keuken. David had nog nooit zoveel normaal voedsel bij elkaar gezien. “Brood!” riep hij enthousiast. Jedithja schoot in de lach en trok een keukenlade open. “En pindakaas, hagelslag en stroop.”
”Wat eten we vanavond?” vroeg David verheugd.
“Ik weet het nog niet. Ik kan eigenlijk geen normale dingen koken,” grinnikte Jedithja. Ze sloeg haar armen om hem heen. “Heb je je kamer al gezien?”
David stormde de trap op, naar boven. Hij rende de eerste kamer binnen die hij zag. Zijn schoolboeken, netjes op een rijtje. Foto’s van Stefanie en zichzelf. Een bed. Een bed?
“Ik heb een bed!” gilde hij.
Jedithja, die hem iets kalmer gevolgd was, glimlachte. “Had je verwacht dat ik je nog steeds op de vloer zou laten slapen? Zo goed is dat echt niet voor je rug.”
David zuchtte diep. “Mama was niet helemaal goed wijs, hè?” zei hij, bijna als een soort van conclusie.
Jedithja zuchtte en ging op het bed zitten. “Ik weet het niet, David. Ik heb lang gedacht dat ze psychisch niet in orde was. Maar ik ben niet de persoon om dat te beoordelen, denk ik. Bovendien kan ze best wel normaal doen. Tenminste, vroeger had ze perioden dat ze redelijk normaal leek – afgezien van het ecologische eten en het auralezen en dat soort dingen. Maar dat heeft ze altijd al gedaan.”
“Ook toen papa nog leefde?”
“Toen mijn vader nog leefde deed ze het stiekem,” zei Jedithja. “Ze hield een soort van meditatiedagen… ik wist dat, omdat ze me dan nooit van school kon komen halen. Als ik dan thuiskwam was ze helemaal van de wereld.”
“Ik herinner me echt niets meer van toen ik klein was,” zei David. “Alles is één grote mengeling van mama’s rare uitspattingen.”
Jedithja staarde voor zich uit. “Mijn leven is verdeeld in een gedeelte ‘voordat mijn vader doodging’ en ‘nadat mijn vader doodging’. Daarom herinner ik me zo goed hoe mijn moeder zich gedroeg toen hij nog leefde.” Ze aaide hem even over zijn haar. “En er is natuurlijk een leven ‘voor David’ en ‘na David’,” zei ze glimlachend.
“Ik ben je broertje maar, hoor,” zei David verbaasd. “Zelfs Stefanie en Caspar zijn niet zo klef!”
“Ik ben benieuwd hoe ze het gaat redden,” zei Jedithja met een vreemde ondertoon in haar stem.
“Hoe bedoel je?” vroeg David.
“Ik regelde altijd de financiën. Ik geloof dat mama niet eens precies weet hoeveel de huur is en hoeveel de verzekeringen en zo kosten. Plus dat haar bankrekening nu natuurlijk een stuk leger is.”
David fronste zijn wenkbrauwen.
“Ik heb mijn deel van papa’s geld meegenomen,” verklaarde Jedithja.
“Papa’s geld?” echoede David.
“Hij had een levensverzekering, afgesloten een poosje voordat hij doodging. Mama heeft hem daar bijna toe gedwongen – ik weet niet precies waarom, het leek wel alsof ze bang was dat hij doodging. Nou, ze heeft helaas gelijk gekregen,” zei Jedithja spottend.
David keek zijn zus aan. “Maar Jarno zei…”
“David, die naam wordt niet in dit huis uitgesproken!” zei Jedithja scherp. Hij schrok van de toon in haar stem en van de felheid waarmee ze sprak. Hij haalde diep adem. “Het gerucht gaat dat mama hem vermoord heeft.” Hij keek naar Jedithja, wachtend op haar reactie.
“Ik wist niet dat ze dat nog steeds zeggen,” zei ze beheerst, “maar het kan niet.”
“Hoe bedoel je?”
“Mama was in het ziekenhuis, met mij, die woensdagmiddag toen papa stierf. Dus ze kan hem onmogelijk uit het raam geduwd hebben. Als iemand dat al heeft gedaan, want ik weet niet waarom iemand mijn vader dood zou willen hebben. Het was eigenlijk een geweldige man.”
“Ik heb je anders wel eens minder lovend over hem horen praten,” zei David.
“Hij deed niet wat hij moest doen, dat is waar. Hij had er voor mij moeten zijn. Hij had me moeten beschermen tegen…” Jedithja haalde diep adem. “Nou ja, tegen alles.”
“Beschermen tegen wie?” vroeg David. “Tegen wie moest papa je beschermen? Waarom?”
Jedithja zuchtte diep en keek David verdrietig aan. “Hij had me moeten beschermen tegen Jarno.”
|