Ik heb geen idee of het hierbij hoort maar de titel zegt het al.
het zyn best veel vragen maar antwoord maar als je iets weet!
1. wat word aangeduid met :
a klimaat van gematigde breedte, waar de tempratuursverschillen tussen zomer en winter extreem zijn.
b de aardrijkskunde die de lithosfeer, atmosfeer en hydrosfeer bestudeerd.
c waar staat de S voor in BS-klimaat?
d waarop lette Köppen toen hij BS en BW klimaat indeelde?
e wat ontbreekt in een Cf-klimaat?
2) de watertempratuur van zeestroom A is 14 graden Celsius, en die van zeestroom B is 16 gr. celsius. Toch is A een '''warme zeestroom'' en B een ''koude'' zeestroom, verklaar dit.
meerdere antwoorden mogelijk :
8) a de boomgrens in Noorwegen ligt lager dan in Italië
dit komt door verschil in: hoogteligging, breedteligging, ligging ten opzichte van zee.
b volgens de atlas valt in het westen van Scandinavië meer regen aan de westkant van de bergen dan aan de oostkant. dit komt door: hoogteligging, breedteligging, liggen ten opzichte van zee.
c Dat in Marroko om negen uur s'avonds al donker wordt en in Nederland het nog volop licht is komt door verschil in: breedteligging, hoogteligging, ligging ten opzichte van zee.
d de gemiddelde tempratuur in januarie in Drenthe is lager dan in Zeeland in januari. Dat komt door: breedteligging, hoogteligging, ligging ten opzichte van zee.
|