|
[verhaal] Ons leven is niet vreemd.
‘KIJK PA, DIE HOND KOMT ONDER EEN AUTO!’
‘Zoon, zoon, doe nu eens rustig. We hebben er gisteren toch ook een onder gegooid, wees niet zo enthousiast. Kalmeer. We kunnen alles goed zien en zullen het bloed op onze kleren krijgen.’
‘MAAR PA, IK WIL HET NIET MISSEN!’
‘Zoon, doe rustig. Of wilt u net zoals uw zus terecht komen?’
‘WELKE ZUS, PA?’
‘Frederike Jacobijna Wijnanda.’
‘NEY PA! Ik doe al rustig. Je weet toch dat ik mijn handen wil houden, hoe anders kan ik lijkschouwer worden?’
‘U kunt altijd nog begrafenisondernemer worden.’
‘Pa, ik houd mijn handen liever. Ze smaken ook niet lekker. De lever van Jan-Jaap beviel me meer, wat jij?’
‘Zoon, het is me om het even.’
De hond wordt doodgereden en Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader komen onder de bloedspatten te zitten. Ze zijn blij.
‘Bent u nu tevreden zoon?’
‘Ja vader. Ik ben tevreden.’
‘Zullen we nu verder gaan winkelen voor uw verjaardag?’
‘JA VADER! Ik heb gehoord dat er bij de Bijenkorf uitverkoop is. De drie dwaze dagen. Allerlei leuke truitjes, topjes, jurkjes en rokjes zijn in de aanbieding.’
‘Zoon, u weet dat ik het daar niet mee eens ben.’
‘Maar vader?!? Je weet dat ik ze niet expres kapot maak. Ik kan er niks aan doen dat de terugslag van het geweer soms te sterk is, of dat ik het bloed uit de jurken knip. Ik zal voorzichtig doen, dat beloof ik je.’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader komen bij de Bijenkorf aan. Ze pakken de kapmessen uit hun laarsjes en kijken elkaar glimlachend aan.
‘Ik wens u veel plezier, zoon.’
‘Ga jij dan niet mee, vader?’
‘Nee zoon. Ik ga naar de kinderhoek. Tom and Jerry begint zo.’
‘Doe voorzichtig vader.’
‘Dat zal ik doen, zoon. U ook.’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader kappen zich een weg door de Bijenkorf. De varkens, koeien, andere zonen en andere vaders moeten het soms ontgelden. Een enkele keer klinkt er een schot van een vader of zoon die ruzie hebben.
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader hebben plezier. Na een half uur komen ze elkaar tegen bij de uitgang.
‘Zo vader, heb je plezier gehad?’
‘Ja zoon, dat heb ik. En u, heeft u leuke dingen gekocht?’
‘Ja vader, ik heb onder andere dit beeldige roze truitje gekocht. Het was met twintig procent korting. Kijk vader, K3 staat erop.’
‘Leuk zoon. Zullen we nu naar het leger gaan, een hamburger Happy Meal eten? Het thema is dit keer Snoopy, we kunnen een grote Snoopy als surprise krijgen.’
‘Goed, vader.’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader komen bij het leger aan. Ze schrijven zich in en bestellen twee Hamburger Happy Meals. De generaal vraagt hen te betalen.
‘Vader, betalen wij? Ik ben nog moe van het betalen aan de kassière van de Bijenkorf. Waren de Euro’s niet handiger?’
‘Zoon, u dient Euro zonder hoofdletter uit te spreken. Het is euro, niet Euro. En nee, dat is niet handiger. In natura betalen is makkelijker, hier hoeft u niet voor te werken.’
‘Meneer, u dient te betalen.’
‘Het spijt ons niet meneer, maar wij deserteren. Wij denken dat we u een klootzak vinden.’
‘Dat zegt u goed, zoon.’
‘Dank je vader.’
‘Graag gedaan, zoon.’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader rennen weg, nadat ze het hamburger Happy Meal in hun hoeden hebben gegooid.
De generaal wordt verdrietig en loopt een trauma op. Hij wordt ogenblikkelijk door de vertrouwenspersoon van het leger naar de psycholoog gebracht. Mevrouw de Maatschappij, het ingeprogrammeerde alter ego van de Menschheid, krijgt de rekening.
‘Vader, ik wil niet naar school.’
‘Zoon, u moet.’
‘Maar vader, ik kan al richten, indoctrineren, manipuleren en herladen.’
‘Zoon, bent u geniaal?’
‘Nee vader, ik kan nog geen oorlogen beginnen.’
‘Dan moet u naar school zoon.’
‘Ja vader. Breng je mij, of moet ik je auto stelen?’
‘Ik ben moe, zoon. Steel mijn auto maar en vergeet niet: de rem is verboden terrein en u dient altijd links te rijden.’
‘Ja vader.’
‘ZOON!’
‘Wat is er, vader?’
‘U bent weer uw munitie vergeten! Foei!’
‘Het spijt me, vader. Ik heb het nu.’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader nemen geen afscheid. Dat voorkomt een zorgeloze jeugd. Frederik Jacobus Gerardus rijdt naar school. Op weg naar school rijdt hij zeven kippen, twee bejaarden, één vrouw en negen kinderen dood. Ook rijdt hij twee kinderen aan, waar hij vervolgens, uit goed fatsoen overheen reed.
Op school aangekomen begint hij een wapengevecht met zijn vriend, Eduart Govert.
‘Eduart Govert, thou had met mij afgesproken dat thou op mij zou wachten, eer u op de school met wapens binnen zou vallen en de leerlingen én leraren af zou schieten!’
‘Frederik Jacobus Gerardus, u had met mij afgesproken dat u mij zou doden eer ik afspraken met u zou maken!’
‘Eduart Govert, sterf!’
'Frederik Jacobus Gerardus, kom hier! Wij gaan verzoenen en samen moorden! Wij worden de Ted Bundy, Charles Manson én Ed Gein van de toekomst, in twee personen!’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader waren het met elkaar eens dat moorden de remedie tegen vriendschap was. Frederik Jacobus Gerardus pakte een Phoenix dolk, haalde Eduart Goverts’ buik open en hing hem aan zijn darmen op.
‘Eduart Govert, thou doet niet meer mee, dus tabee. Thou hast no wit.’
‘Frederik Jacobus Gerardus, wat deed u net? U groette een mens, rijmde én citeerde Shakespheare! Ook praat u nu tegen u zelf! U praat wartaal en vormt een last voor de maatschappij! U bent nutteloos en kan niks meer voor de maatschappij betekenen.’
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader hebben altijd al gevonden dat het kabinet en de koningin gelijk hadden in hun mening over de zogenaamd “nutteloze mensen”. Zij waren het ermee eens dat het de nobele plicht van deze “nuttelozen” was om hun vaderland te dienen en zichzelf zo snel mogelijk van het leven te beroven.
Frederik Jacobus Gerardus pakte zijn katana en stak het nobel door zijn hart. Voor het vaderland alles.
Frederik Jacobus Gerardus en zijn vader bezochten zijn moeder en vrouw elke dag op het werk. De topbanen waren immers voor de vrouwen, zij waren daar het beste in.
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
Laatst gewijzigd op 06-10-2002 om 20:25.
|