|
Een al wat ouder expiriment. Ik ben benieuwd naar de meningen van jullie.
- - -
Op het verlaten perron staat de man om zich heen te kijken. Hij weet niet wat hij er doet. Hij weet zelfs niet wie hij is.
Ik weet het ook niet.
Het lijkt alsof hij uit het niets tevoorschijn is gekomen, als een leeg vel papier waarop een druppel inkt uit een andere dimensie valt.
De man weet niet dat hij de hoofdpersoon van dit verhaal is en hij weet ook niet dat alles om hem heen eigenlijk niet bestaat. De kaartjesautomaat met de rode stippen, de conducteur met twee hoofden, de trein zonder deuren, het is allemaal niet echt. Net als de man.
Hij leeft in zijn eigen wereld die geschapen wordt door mij.
Hij doet een paar wankele stappen omdat ik hem dat laat doen. Hij wandelt de trap af naar de stationshal en komt daar een massa mensen tegen, die net zo goed bewegende, kartonnen borden hadden kunnen zijn. Ze hebben geen functie buiten het zijn van decor. Het zijn bewegende, kartonnen borden. De man zelf is ook erg plat. Tot op dit moment had hij geen naam. Nu heet hij Alex. Niet omdat zijn ouders dat willen, want ouders heeft hij niet.
Ik wil het.
Alex wordt al wat dikker.
Ik laat Alex de stationshal uitlopen om het centrum van de stad in te gaan. De stad ziet er uit als Breda, omdat ik dat wil. Den Haag had een ook gekund, misschien was dat zelfs beter geweest, omdat ik daar vaker geweest ben, maar Breda kan er mee door. Het kiezen van een stad die in mijn wereld bestaat, maar die van Alex eigenlijk niet, is riskant. Het kan voor verwarring zorgen bij de lezer.
U bent die lezer.
Vergeeft u mij voor mijn keuze van stad, lezer, maar ik had er nu eenmaal zin in om Alex door Breda te laten wandelen. Alex denkt overigens dat het zijn eigen idee was. Hij weet niet dat ik heer en meester ben in deze wereld.
Ik maakte een fout. Van een stad die leek op Breda, is Alex geteleporteerd naar een stad die Breda is. Let wel, het is niet Breda zoals wij haar kennen, het is het Breda dat ik maak voor Alex.
Waar was ik? O ja. Ik ben heer en meester in deze wereld.
Gelooft u mij niet? Let op.
Een vlammende vuurbal die eens een Boeing 747 was, stort plotseling uit de lucht. Hij landt in het stadspark, wat direct verandert in een inferno waar honderden onschuldige mensen sterven. Het overgrote deel bestaat uit vrouwen met kinderwagens, maar er zijn ook een aantal mensen op rolschaatsen die slalommen om bekertjes terwijl alcoholisten op de bank toekijken. Ze sterven allemaal op een gruwelijk pijnlijke manier en dat alleen maar omdat u mij niet geloofde.
Vreemd genoeg trekt niemand in heel Breda, of daarbuiten, zich iets aan van deze ramp.
Dit is, u raadt het al, mijn werk.
Alex besluit door het park, dat plotseling weer in tact is, heen te wandelen naar het centrum. Hij laat de KMA naast zich voor wat deze is en kijkt even naar het beeld van de ruiter met paard dat daar staat. Hij herinnert zich opeens dat de ballen van dat paard vroeger blauw en oranje geverfd waren, en dat de KMA-jongens dat schoon hebben moeten maken. Vreemd, want Alex is nooit eerder in Breda geweest.
Ik wel.
Ik ben gefascineerd door beschilderde ballen van een paard die De Nederlandse Landmacht weer schoonpoetst.
Hij loopt langs de kerk, kijkt even hoe laat het is, en merkt dat het zes minuten over negen in de avond is. De schemering valt in als een bom, of als een Boeing 747, en om Alex heen ontstaan mensen die alcohol naar binnen gieten. Het is carnaval.
Nee, het is geen carnaval. Ik ben nog nooit op carnaval geweest, dus Alex kan er ook niet op komen.
Ho, wacht even. Ik ben de baas hier. Dat ik niet weet hoe een carnaval voelt, wil nog niet zeggen dat ik Alex geen carnaval kan laten beleven.
Het is carnaval.
Alex stapt een kroeg binnen, die ‘De vriendin van de Baron’ heet. Ik stop in Alex’ hoofd dat verderop een kroeg zit die ‘De vrouw van de Baron’ heet. Als Alex in dezelfde dimensie als ik zou leven, zou hij vragen of er ook een café was dat ‘De Baron’ heet, maar ik laat het hem niet doen. Alex heeft niemand om het aan te vragen. Hij is een vreemde in mijn stad.
In het café is het drukte van jewelste. Het is immers carnaval. Toch? Pardon, ik blader even terug om het na te kijken. Ja, het is inderdaad carnaval.
Alex loopt naar de barman toe. Hij bestelt bier. Hij krijgt een glas met waterachtig, geel spul. Hij geeft de barman geen geld, maar dat hoeft ook niet. Het is maar een figurant zonder tekst.
Met zijn glas in de hand draait hij zich om en kijkt hij in het rond. Overal staan mensen te hossen op de muziek die uit de boxen komt. Het is slechte muziek.
Mensen vallen tegen elkaar, lachen naar en om elkaar, kloppen elkaar op de schouders en gaan weer verder. Vrouwen giechelen wanneer ze met vriendinnen smoezen over mannen of andere vrouwen.
Alex bedenkt zich, - eigenlijk ben ik het stiekem - dat vrouwen bijna alleen maar over anderen kunnen praten. Maar het is veiliger Alex dat te laten denken.
Bier vliegt in het rond, maar het overgrote deel komt nog in de kelen van de mensen terecht. Alex kijkt naar zijn bier. Hij wil het plotseling niet. Hij mag niet dronken worden.
Hij had er trouwens toch niet voor betaald.
”Kom mee Alex, naar buiten.” zeg ik, maar ik besluit om het te laten zeggen door iemand in het café. Ik laat hem iemand zijn met een witte broek met biervlekken en een wit overhemd. Hij is verkleed als melkboer, omdat ik daarnet luisterde naar een liedje van de band ‘Dead Milkman.’ Ik denk dat ik hem dood laat gaan. Ik twijfel nog.
Buiten is de herrie nauwelijks minder. De massa kartonnen borden die mensen uitbeelden die bier drinken en gooien is weer van de partij.
De melkboer slaat een arm om Alex heen. Hij wil iets zeggen, maar hij weet niet wat.
Ik weet niet wat.
Een baksteen vliegt door de lucht en raakt de melkboer in het achterhoofd. Zijn kop klapt naar voren in zijn bier en zijn lichaam klapt naar voren op de straat. Bloed stroomt uit zijn achterhoofd.
Rood en wit is mooi, vind ik.
Rood en wit is mooi, vindt Alex.
De kartonnen borden wisselen van houding en nu lachen en wijzen ze allemaal naar de melkboer die daar eenzaam en onbegrepen sterft, zonder iets misdaan te hebben.
Misschien komt de dood van de melkboer harder aan dan de massamoord in het park. Misschien komt het omdat we de melkboer kenden en misschien vonden we hem wel aardig. Ik zag hem voor me als een aardige jongen waarmee je goede grappen over vrouwen kan maken en die je een biertje aanbiedt wanneer hij je ziet. Ik weet niet hoe u hem zag. Het maakt me ook niet uit.
Mijn verhaal, mijn wereld, mijn melkboer.
Eén van de kartonnen borden krijgt een radio achter zich geplakt die vanzelf een band af begint te spelen.
Wie plaatste de radio, denkt u? Het was mijn hand.
”Ha! Die is goed verkleed!” zegt de band.
Rijm. Sorry.
Alex vindt het een misselijke grap. Alex vindt ook dat hij teveel een doorgeef luik van mijn mening is. Nee, dat vindt Alex niet. Alex weet niets van mijn bestaan af. Alex kent geen wereld buiten de zijne, die ik ter plekke in elkaar zet. Leg ik de nadruk daar te veel op? Misschien.
De wereld van Alex is een experiment. Alex weet niet of dit nu een postmodernistisch of licht absurd experiment is, of iets anders, maar dat geeft niet. Ik weet het ook niet.
Wat Alex wel weet, is dat zijn bestaan, voor zover we dat bestaan kunnen noemen, zinloos is. Hij voelt dat hij wordt gedreven door een innerlijke kracht, een macht die hij niet kent en niet kan weerstaan.
Ben ik die macht? U vraagt het zich af, is het niet?
Ik weet het echt niet en als ik het al zou weten, zou ik het u niet vertellen. U zoekt het zelf maar uit als u dit verhaal leest. Maak er maar wat van, dat probeer ik ook.
Alex heeft er geen zin meer in. De macht in hem kunnen we vergelijken met de Thanatos waar Freud over sprak.
Thanatos is de diepe drang in de mens om zichzelf te vernietigen. Niet iedereen gelooft er in, en zelfs wanneer ik zeg dat dat het gevoel is dat je hebt als je van een hoog gebouw naar beneden kijkt is, het gevoel dat je wilt springen, dan blijven ze nog twijfelen, de eikels. Ik denk dat ze bang zijn. Ik geloof in Thanatos.
Thanatos drijft Alex de kerk van, nog altijd, Breda op. Eigenlijk kan dit niet en het is niet aan te raden dit te proberen. Alex echter, is voordat hij het weet op het puntje van de kerktoren. Hij kijkt nog eenmaal om zich heen en ziet dat de wereld eigenlijk vierkant is.
Ach, vierkant… rechthoekig zou de wiskundige zeggen.
Ik wil hier subtiel verwijzen naar het witte papier waarop ik Alex’ leven uitgeschreven heb, maar ik kan het ook bot zeggen.
Ik had overigens sinds de introductie van de melkboer al besloten dat Alex zelfmoord zou plegen. Eerst wilde ik Alex, voordat ik begon met schrijven, mij tegen laten komen, maar dat leek me toch niet leuk. Misschien een dodelijk ongeluk, dacht ik. Nee, ook dat is niet alles. Zelfmoord is altijd beter. Zelfmoord is een mysterie, iets wat mensen trekt. Het fascineert.
Dat heeft te maken met de Thanatos.
Alex ziet dat de wereld eigenlijk een wit vel papier is waar twee gehavende handen woorden op schrijven. Voor het gemak maak ik van mijn computer een schrijftafel met pen en papier.
Het lukt niet. Deze wereld danst niet naar mijn pijpen.
Het beeld van het papier blijft evenwel van kracht. Ik vind het leuk.
Alex heeft door dat er iets aan de hand is. Hij kijkt omhoog en denkt na. Hij denkt of ik er ben, maar noemt me God. De meeste van zijn gedachten beginnen met ‘waarom’ en eindigen met een vraagteken.
Het zijn gedachten van een man die zelfmoord gaat plegen. Eigenlijk zijn het dezelfde gedachten die iedereen vaak zat heeft, maar de zelfmoord die volgt maakt het allemaal een stuk belangrijker.
Zelfmoord is doorgaans een geweldige carrièrestap, behalve voor Alex. Ik denk niet dat ik hem ooit nog gebruik.
Alex springt nog steeds niet. Hij durft niet meer.
Een wind steek op.
Een windvlaag pakt de lange jas van Alex.
Alex valt in een duizelingwekkende diepte.
Met een natte klap raakt hij de grond.
Nog even leeft hij, om de laatste pijnen, die vreselijk zijn, te voelen, maar zelfs ik ben niet zo’n sarcast om dit te lang te laten duren.
Alex sterft en komt in de hemel.
Hij is gelukkig.
- - -
LUH-3417
|