Oud 08-03-2006, 22:44
Verwijderd
De wekker ging en ik ontwaakte uit een vreemde droom, eigenlijk een soort van nachtmerrie. Slaapdronken probeerde ik weer tot mijn positieven te komen. Helaas was mijn echte leven slechts een afspiegeling van die droom. Ik heb me nooit gerealiseerd wat ik allemaal had, hoe goed mijn leven wel niet was. Ik ben niet echt mooi, maar ook niet lelijk. Ik ga met plezier naar school en daar gaat het me ook redelijk goed af. Zingen is mijn leven, alleen houd ik dat voor de meeste mensen verborgen. Thuis vind ik het niet vervelend en ik kan goed met iedereen opschieten. Ik heb zelfs vrienden, echte vrienden. Vrienden die ik voor geen goud kwijt zou willen, die ook voor mij door het vuur zouden gaan. Toch realiseerde ik me pas wat ik eigenlijk had en hoe gelukkig ik me altijd had kunnen prijzen, toen het uit mijn vingers glipte. Mijn beste vriend werd ernstig ziek. Zo ernstig, dat hij niet meer te redden viel. De dag dat ik het hoorde, stortte ik in. Sindsdien leef ik niet meer, maar wordt geleefd. Ik speel mooi weer en blijf positief, maar van binnen schreeuw ik van pijn. Maar je zult me nooit zien huilen, ik heb een masker op voor de buitenwereld en ik ben niet van plan dat af te doen.

Mijn beste vriend was in een paar weken ontzettend afgetakeld. De dokters vreesden dat hij spoedig zou komen te sterven. Ik was bang, doodsbang. Ik kon me een leven zonder hem niet voorstellen. We waren natuurlijk niet altijd zulke goede vrienden geweest, maar sinds vorig jaar waren we echt heel hecht. Elke dag na school ging ik naar hem toe. Ik maakte daar m’n huiswerk en de rest van de avond waren we aan het praten. Gewoon praten, over allerlei dingen. Praten, want straks kon het niet meer. Hij besefte heel goed dat hij er over een tijdje niet meer zou zijn en had het min of meer geaccepteerd. Ik was trots op hem dat hij er zo optimistisch over dacht maar tegelijkertijd ook jaloers. Ik wilde dat ik ook zo kon denken, ik wist dat ik mijn hele leven nog verder moest zonder hem. En die gedachte was gewoon ondraaglijk. Vaak zong ik ook voor hem, dat vond hij fijn. Ik hield er niet van voor veel mensen te zingen, maar voor hem voelde het vertrouwt. Het voelde ook als een soort van troost. Ik wilde van alle tijd die hij nog bij me was genieten. Toch wist ik dat hoe langer het duurde en hoe slechter hij zich voelde, het einde dichterbij kwam.

De hemel was helder en de ochtenddauw hing aan de bladeren en drupte langzaam op de grond. De lente zat eraan te komen. Normaal gesproken was de lente mijn favoriete seizoen. Uren kon ik in het gras liggen en naar de hemel staren, ik leefde liever in een andere wereld dan in deze. Een wereld alleen van mij, een wereld waarin alles wel goed ging. Elke keer leek de hemel dan helderder te worden dan voorheen. Maar dit jaar had ik het gevoel dat de hemel zou verduisteren, hij zou nooit meer zo helder zijn, niet meer voor mij. Onderweg naar school luisterde ik naar het gezang van de vogels, hoe zij tegen elkaar in zongen om de hoogste noot. Als ik een vogel zou zijn geweest, zou ik ook de hele dag zingen. De dag duurde lang vandaag, net als anders. Ik kwam de dag vooral door met vooruitkijken naar het eind van de dag. Ik wilde graag naar hem toe, zeker nu iedere minuut kostbaar leek te zijn.

Ik was blij toen ik weer bij hem was. Ik kuste hem op z’n wang, dat was een gewoonte geworden, een teken van liefde. Andere mensen kusten elkaar omdat het zo hoorde, wij deden het omdat het straks niet meer kon. Hij schoof op zodat ik bij hem op bed kon zitten. Ik wist hoezeer hij altijd naar mijn bezoekjes uitkeek, als hij alleen was verveelde hij zich stierlijk en veel dingen doen kon hij niet meer. Hij was zodanig afgezwakt dat hij vaak de hele dag alleen nog maar in bed lag. Vandaag vertelde hij me van hoe hij, toen hij nog klein was, vast was komen zitten tussen allerlei takken. Hij vertelde me hoe bang hij was geweest op dat moment. “Ben je nu wel eens bang?” vroeg ik hem. Ik zag de aarzeling in zijn ogen. “Ik ben bang om jou en de rest van de mensen die om mij geven alleen te laten,” zei hij, “ik weet niet wat er na de dood is, daar kan ik alleen maar naar gissen, maar jullie blijven hier achter en ik ben wel bang voor wat er dan gebeurt zonder mij.” Ik beet op mijn lip. Deze gesprekken waren de moeilijkste. Maar toch was ik blij dat hij er toch over durfde te praten. Het deed me goed te weten dat ik toch niet de enige was die bang was. Hij leek altijd zo sterk, vaak voelde ik me juist heel zwak. Lichamelijk was hij de zwakke, maar geestelijk was hij zo krachtig dat hij mij ruim voorbij ging.
Vaak genoeg hebben we de mooie momenten opgehaald, herinneringen van elkaar aangevuld en foto’s bekeken. We lieten de herinneringen weer opnieuw leven met z’n tweeën, wat ik binnenkort alleen zou moeten doen. Op een dag vertelde hij me dat hij over zijn begrafenis na had gedacht. Mijn ogen vulden zich met tranen, ik wilde niet huilen in zijn bijzijn, ik wilde niet dat hij het zag. “Ik wil graag dat jij op mijn begrafenis zingt,” zei hij bondig. Ik verschoot van kleur. “Ik, waarom? Je weet dat ik niet zing voor mensen.” “Wil je het alsjeblieft doen, dat zou ik echt op prijs stellen,” hij keek me aan en ik gaf vrijwel gelijk toe. Als hij het zo graag wilde, waarom zou ik dan ook niet. Het liedje maakte hem niet uit, hij vertrouwde erop dat ik een goede keuze zou maken.

Soms vroeg ik me af of ik het niet droomde, of het niet louter verbeelding was. Als deze harde realiteit mijn leven was, hoe kon ik dan überhaupt nog doorgaan met leven, terwijl het zo’n pijn deed.

Toen kwam dat ene telefoontje.

Het was rond vijf uur in de ochtend. Ik was wakker. De telefoon ging. Mijn hart sloeg een slag over. Niemand had nog opgenomen, toch wist ik precies wie er belde en wat er aan de hand was. Ik hoorde mijn vader naar beneden lopen en ik kroop schuilend tussen de dekens. Veel meer dan wat gebrom kon ik niet horen. Maar toch wist ik het. De tranen begonnen te stromen. Waarom hij? Waarom nu al, hij had nog een heel leven voor zich. Hij zou gaan studeren en trouwen en kinderen krijgen. Hij zou mij nooit in de steek laten, we zouden altijd vrienden blijven. Het deed pijn, ik had het gevoel alsof m’n hart bijna uit elkaar barstte. Ik hoorde voetstappen op de trap naar boven lopen. Zachtjes werd er op mijn deur geklopt. Dit was het, de bevestiging dat het echt was. Ik piepte van schrik. De deur ging open. “Hij is dood hè,” het kwam er met een snik uit. “Ja,” antwoordde mijn vader. “Wil je me alleen laten.” Ik kreeg een brok in mijn keel. De tranen bleven maar komen en ik werd misselijk. Ik weet niet of ik het me wel goed realiseerde, ik weet alleen nog hoe het voelde. Ik had het wel eens tegen hem gezegd, “Als jij sterft, sterft er ook een stukje in mij.” Maar nu voelde ik het, letterlijk. De dagen daarop gingen langs me heen, ik had moeite met mijn verdriet. Het was zo dubbel, ik voelde me egoïstisch, andere mensen hadden ook verdriet en hoe kon ik nou denken dat hij bij mij moest blijven om mij. Het schuldgevoel liet me niet meer los. Het was een strijd met mezelf en tegelijkertijd het verdriet om hem. Toen belde zijn moeder, ze wist dat hij graag had dat ik op zijn begrafenis zou zingen. Ze had het er ook moeilijk mee, ik had het gevoel dat ze me wel begreep. Ze zei dat ze het wel snapte als ik het niet zou kunnen, omdat het zo moeilijk was. Maar ik wilde het toch. Ik had het hem beloofd. Ik wilde geen beloften meer breken, ik wilde doen wat hij het liefste zou hebben gewild. Ik kon gewoon niet anders. Over twee dagen zei ze, twee dagen.

De dagen daarop was ik aan het oefenen, alleen maar aan het oefenen. Ik had mijn ouders zo ver gekregen dat ze me ziek meldden. Op zich niet vreemd, met oog op wat er gebeurd was. Mijn ouders waren overdag toch aan het werk dus dan kon ik ongestoord oefenen. Het was moeilijk geweest het perfecte liedje te vinden. Ik wist dat het perfecte liedje ook niet bestond. Ik wilde iets kiezen wat hij mooi vond, iets waarvan het een speciale betekenis had. We hadden samen geen liedjes, althans niet iets waarvan ik wist dat hij ook dacht dat het iets van ons samen was. Zelf had ik er genoeg. Kiezen was moeilijk, ik houd niet van keuzes maken. Vaak staat iets na een keuze vast en is dan onomkeerbaar. Ik ben een twijfelaar, ik maak nooit de goede keuze, hoe goed ik er ook over na denk. Ik heb nooit dat geluk. Ik moet altijd op alle mogelijke manieren proberen de keuze ongedaan te maken of in ieder geval de dingen weer proberen goed te draaien. Maar dit was belangrijker dan al het andere, het was een soort eerbetoon. Ik wilde dat, waar hij nu ook mocht zijn, hij trots op me zou zijn omdat ik voor hem mijn angst ging overwinnen.

Hij zou begraven worden. Het had me altijd al eng geleken, alleen in een kist onder de grond. Ook al is zijn ziel misschien wel ergens anders. Ik ben niet gelovig, denk ik. Ik ben er eigenlijk zelf nog niet echt uit. Als ik in een God zou geloven, weet ik dat hij in de hemel is. Maar ik weet niet wat ik geloof. Misschien is er wel gewoon niets, maar dat is iets wat ik toch maar moeilijk geloven kan. Het liefst geloof ik dat zijn ziel gewoon altijd bij me zal zijn, hij zal voor altijd een plekje in mijn hart hebben. Voordat hij begraven zou worden kon iedereen afscheid nemen. Daarna zouden zijn ouders wat zeggen en dan zou ik aan de beurt zijn. Ik was bang. Om de beurt namen mensen afscheid van hem en keken in de kist. Toen ik aan de beurt was kon ik de tranen bijna niet meer binnenhouden. Van tevoren had ik besloten om toch nog op die manier afscheid te nemen van zijn dode lichaam, door te kijken. Het leek net of hij sliep, zo lief lag hij erbij. Ik boog voorover en kuste hem zachtjes. Ik pakte zijn hand en ik gaf er een zacht kneepje in. Hij voelde koud aan, levenloos. Ik kon het niet langer aanzien en ik liep verder. Dit was zo echt, maar tegelijkertijd leek het toch verbeelding. Nu hij hier zo lag was zijn dood zo definitief. Geen waas, geen droom, slechts de keiharde realiteit, dood.

Verstijfd liep ik naar de zaal. Ik was zenuwachtig, niet alleen omdat ik straks mijn eigen angst overwinnen moest, maar vooral omdat ik hem niet teleurstellen wilde. Ik wilde het perfect doen. Ik wilde dat hij trots op me was als hij me zou zien. Ik sloeg weer aan het twijfelen, was het liedje wel goed genoeg om voor hem te zingen? Kon ik überhaupt wel zingen, zou ik het niet verpesten? Zijn ouders hadden een microfoon geregeld, een andere dan die normaal gebruikt werd bij zulke dingen. De moed zonk me toch wel in de schoenen. Inmiddels hadden alle aanwezigen plaatsgenomen in de zaal. Er waren veel mensen gekomen, hij was geliefd. Zijn ouders hielden eerst hun verhaal. Bij het horen daarvan kreeg ik al een brok in mijn keel, toch ging het gedeeltelijk langs me heen. Ik moest me goed houden, anders kon ik straks niet zingen. Ik concentreerde me op de tekst van het liedje, die ik al vele malen geoefend had. Maar vandaag moest het beter, het moest geweldig worden. Toen was het mijn beurt, zijn moeder had de zaal verteld over hoe graag hij had gewild dat ik zou zingen op zijn begrafenis. Ik liep een beetje rood aan en nerveus liep ik naar voren. Ik kreeg de microfoon en de muziek werd aangezet en ik keek de zaal in. Er heerste een ijzige stilte. Op zo’n moment leek het alsof de tijd stilstond. Ik weet nog precies hoe alles er op dat moment uitzag en wat iedereen deed. Het staat precies in mijn geheugen gegrift. Het voelde aan als een eeuwigheid. Een eeuwigheid vol twijfels. Ik kon het niet. Werkelijk waar niet. Ik moest het alleen doen en dat kon ik niet. Ik ben afhankelijk, ik kan niets alleen en zeker niet voor altijd. De begintonen klonken en ik dacht aan zijn woorden. “Ik weet dat je het kunt. Je hebt echt een mooie stem. Als je het wilt, maar dan ook echt wilt vanuit het diepste van je hart, dan kun je alles aan. Jij kunt de hele zaal ondersteboven zingen, je hoeft er alleen maar in te geloven.” De woorden echoden door mijn hoofd. Het deed pijn maar het gaf me tegelijkertijd ook kracht. Als hij geloofde dat ik het kon, dan zou er toch wel een kern van waarheid inzitten. Ik begon te zingen en dacht niet meer na over wat mensen wel niet zouden vinden. Het was een ode aan alles wat we meegemaakt hadden, alles wat ik voelde. Ik zong over alle mooie dingen van de vriendschap, ik zong en ik vergat. Ik vergat mijn angst. Toen het lied afgelopen was, leek ik weer helder te kunnen denken. Ik zag veel mensen huilen en ineens hield ik het niet meer. Tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik daar voor iedereen stond. Vrienden kwamen naar voren en sloegen een troostende arm om me heen en namen me mee. Ik huilde nog steeds, maar ik was niet langer alleen. Vanaf hier kon het alleen nog maar beter gaan. Ik liep de aula uit, de buitenlucht in. Ook al geloofde ik niet in de hemel, keek ik naar boven. De wolken waren wit en de lucht was helderblauw. “Ik heb het gedaan,” fluisterde ik, “Ik heb ze ondersteboven gezongen zoals je zei dat ik zou doen. Ik hoop dat je trots op me bent.”
Advertentie
Topic gesloten

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] Elk eind is een begin
flyaway
0 13-11-2008 12:03
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Als de liefde voor de maan gaat.
Ieke
0 05-04-2005 17:44
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Bruiloft aan zee
Ieke
0 08-11-2004 23:07
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Muis
Ieke
0 15-02-2004 17:00
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: 08-06-2002 ontoerekenbaar verklaard
Ieke
0 08-12-2003 21:14
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: 2x een polly
Ieke
0 07-12-2003 19:38


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 09:30.