Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 05-03-2006, 18:20
Verwijderd
‘U bent mijn laatste hoop professor, echt.’
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Een zacht geruis was het enige wat Viktor hoorde en daar kon hij geen genoegen mee nemen.
‘Het zou fijn zijn als u antwoord gaf,’ zei hij tevergeefs. ‘U zei dat ik u kon bellen als ik van gedachte veranderd was. Dat is dus nu het geval professor, ik sta geheel tot uw beschikking. Wanneer zal ik langskomen?’
Het geruis werd harder. ‘Professor, waarom antwoordt u niet? Zo komen we beide niet verder. Is alles wel in orde daar? Kunt u mij überhaupt horen?’

‘Als u een keer tijd heeft belt u maar terug, u heeft mijn nummer.’
Net toen hij wilde opleggen hoorde hij de hoge stem van Professor Rius.
‘Aah, Viktor, ik wist niet dat je belde. Wacht. Momentje. Ik kom zo bij je, ben even bezig. Niet weggaan.’
‘Nog steeds verstrooid,’ dacht Viktor en met nieuw geduld bleef hij luisteren. Wat hij hoorde klonk niet gezond. Het leek alsof er een machine op hol geslagen was en weldra uit elkaar zou knallen. Opeens hoorde hij iets omvallen, een groot gevaarte, misschien een rek. Daarna was het stil en hoorde hij de professor met haastige stappen door zijn laboratorium lopen, op zoek naar de telefoon.
‘Hier ben ik weer,’ zei de professor opgewekt, ‘ik was even afgeleid. Er ging iets mis. Een klein ongelukje.’
‘Is alles goed met u?’ stamelde Viktor, die schijnbaar een stuk erger geschrokken was professor Rius zelf.
‘O zeker, jongenman. Met mij is alles prima. Zoiets gebeurt dagelijks hoor, er is niks aan de hand.’
‘O,’ zei Viktor, ‘goed dan. Waar ik voor belde…’
‘Ja, vertel, waar belde je voor?’ De professor sprak snel en opgewonden.
‘U heeft niks verstaan daarnet, toch?’
‘Nee, geen woord, jongeman, ik was er even niet bij met mijn hoofd, de warrigheid sloeg toe. Het spijt me zeer, maar ik heb echt geen flauw idee wat u zojuist tegen mij gezegd heeft.’
‘Goed, geeft niks,’ zei Viktor bedeesd, ‘het gaat hierom. U zei een paar maanden geleden dat u proefpersonen zocht, herinnert u zich dat nog?’
‘Ja, ja, ga door.’
‘Ik vond uw nieuwe idee toen maar niks professor, dat weet u vast ook nog wel.’
‘Dat heeft u me wel duidelijk gemaakt ja, ik heb nog nooit iemand zo zien tegenstribbelen als u. Ligt het nu anders dan? Wilt u toch meedoen? Kan altijd hoor, ik heb nog genoeg exemplaren over.’
‘Ja, dat was dus wat ik wilde zeggen. Ik wil toch meedoen. Ik heb behoefte aan een andere kijk op het leven.’
‘Aha, ja zoiets dacht ik al.’
‘En ik heb alles al geprobeerd. Niks helpt. Vrouwen, drank, drugs, ik word er alleen maar misselijk van. Ik heb zelfs overwogen om naar Tibet of zo te gaan, de spirituele kant op. Maar u kent mij, dat zou ook niks worden.’
‘Nee, daar bent u niet echt het type voor, jongeman, dat weet ik wel. Maar beseft u wel dat ik u niks kan garanderen? Dat u niet ineens van een kettingrokende, uitgezakte veertiger zult veranderen in een bruisende Don Juan?’
‘Oh, dat besef ik zeker en daar gaat het mij ook niet om. Alleen mijn kijk op de wereld, zoals ik al zei, kan wel eens een draai gebruiken. Het is lang geleden sinds ik voor het laatst ergens ondersteboven van was.’
‘In dat geval bent u bij mij aan het goede adres. Komt u maar hierheen, dan leg ik u nog een en ander uit.’

Viktor nam de metro naar de andere kant van de stad. Na vijf minuten wilde hij een sigaret opsteken maar kwam erachter dat hij die in zijn haast vergeten was. ‘Toch mijn jas moeten aandoen,’ dacht hij en vervloekte zichzelf.
Op een groot bedrijventerrein lag het gebouw waar hij zijn moest. Hij deed de deur van een groot pakhuis open en maakte roepend zijn aanwezigheid kenbaar. Routinematig liep hij door de gangen, rende met twee treden tegelijk verschillende trappen op en kwam uiteindelijk bij het laboratorium van Rius aan. Net toen hij zijn hand ophief om te kloppen werd de deur opengedaan.
‘Goedemorgen meneer Terwijk, komt u vooral binnen.’
Hij keek in de ogen van een jonge vrouw met een witte jas. ‘Vast zijn assistente’ dacht Viktor en liep zonder aarzelen door, ook hier kende hij de weg goed. Op weg naar de professor passeerde hij talloze rekken met dozen in alle kleuren van de regenboog, tafels met vreemde instrumenten, koelinstallaties en archiefkasten. Voor vreemdelingen leek het een surrealistische doolhof, maar hij wist waar hij zijn moest. Talloze jaren was hij proefpersoon voor deze op hol geslagen wetenschapper geweest. Hij had de professor gezelschap gehouden -of was het andersom?- en had door pillen te slikken, zich te laten volspuiten en zich bloot te stellen aan elektronschokken en magnetische straling, zijn studie bekostigd. Vaak was het mis gegaan, kreeg hij uitslag over heel zijn lijf of kon hij dagen geen licht verdragen, maar het was nooit fataal geweest.
‘Nog nooit fataal nee, anders zou ik hier niet meer zijn,’ dacht hij hardop.
‘Wat zei u?’ Het was de professor die opkeek vanaf zijn bureau.
‘Niks, niks, ik was even in mijzelf aan het praten.’
‘Geen spat veranderd, na al die jaren nog steeds een dromer hè.’ De professor bekeek hem kritisch. ‘U moet inderdaad eens wat anders, u ziet er niet uit.’
‘U anders ook niet,’ dacht Viktor, ‘en nog steeds even onbeleefd als altijd.’
‘Ik was uw laatste hoop?’ zei de professor met een vragende, maar ook wellustige blik. ‘U klonk behoorlijk ten einde raad. Ach, ik ken het hoor, heb er vaak last van gehad. Dan denk je: nu moet het anders en maak je een hoop goede voornemens, maar uiteindelijk komt er allemaal niks van terecht.’
Viktor knikte instemmend. Hij hoorde het geruis weer en keek rond om het apparaat waar het vandaan moest komen te ontdekken.
‘U bent ineens niet meer zo spraakzaam,’ merkte professor Rius op, ‘zenuwachtig?’
‘Nee, nee, gebrek aan nicotine,’ zei Viktor en glimlachte verontschuldigend. ‘Ik ben mijn sigaretten vergeten, word ik chagrijnig van. Ik dacht, ik kan beter mijn mond houden voor ik uw humeur ook nog verpest.’
‘Ha, jongeman, zo ver zal het niet komen hoor.’ De professor keek Viktor aan, hij had er duidelijk zin in. ‘Laten we dan maar meteen doen waar u voor gekomen bent. Volgt u mij?’

Ze liepen kriskras verder het laboratorium in. De verzamelwoede van profesoor Rius had er voor gezorgd dat het nog voller stond dan een paar jaar geleden, er waren veel nieuwe apparaten bij gekomen. Op een gegeven moment zag Viktor op de grond een grote hoop kapot gevallen erlenmeyers en bekerglazen liggen. Ertussen had zich een stinkend mengsel van vloeistoffen en poeders verspreid. Had ik het toch goed gehoord, dacht Viktor en hij probeerde niet door zijn neus te ademen.
‘Let u maar niet op de rommel. Dat is het ongelukje van vanochtend, maar het kan geen kwaad hoor. Lydia ruimt het zo op.’
De professor snelde weer voor hem uit, blijkbaar had hij haast. Plotseling stond hij stil naast een groot uitgevallen vriezer. Het was het zoemende apparaat, stelde Viktor vast. Leuk toeval.
‘Gaat u zitten,’ zei professor Rius en wees naar een kuipstoeltje tegenover hem. Hij deed een luik van het apparaat open en haalde er een klein doosje uit. Voorzichtig zette hij het op een tafeltje en nam zelf ook plaats.
‘Kijk,’ zei hij, terwijl hij de inhoud uit het doosje haalde, ‘dit zijn dus de lenzen waar ik het over had.’
Viktor boog zich naar voren en zag in een keurig rijtje een stuk of tien contactlenzen liggen. Ze leken niet bijzonder, gewoon van die kunststof dingetjes die je ook van de opticien kreeg. Was het echt geen oplichterij? Alsof de professor Viktors gedachten kon raden begon hij het tegendeel te beweren.
‘Jongeman, wat je hier ziet liggen zijn een stel zéér bijzondere contactlenzen. Bijzonder, natuurlijk, want ik heb ze zelf ontwikkeld. Na jarenlang experimenteren en talloze mislukte pogingen kan ik zeggen mijzelf eindelijk overtroffen te hebben. Lydia zegt zelfs dat het mijn beste uitvinding ooit is.’ Hij knikte in de richting van de assistente, die hen blijkbaar gevolgd was en er bij was komen staan.
‘Lydia, wil jij even meneer Terwijks ogen controleren?’
De assistente boog zich naar Viktor toe en hield een soort zaklampje voor zijn gezicht. Even scheen er een fel licht in zijn ogen.
‘Ik zie geen afwijkingen, zijn ogen zijn geschikt,’ zei de assistente op een zakelijke toon en borg het apparaatje weer op.
‘Mooi,’ dacht Viktor.
‘Mooi’, zei de professor. ‘Jongenman, je kunt je vast niet meer precies herinneren wat ik hier vorig jaar allemaal over verteld heb.’ Viktor schudde zijn bonkende hoofd. Een sigaret, hij móest een sigaret.
‘Nog even kort dus. Deze contactlenzen zullen er voor zorgen dat u alles ondersteboven ziet. Uw wereldbeeld wordt 180 graden gedraaid, precies wat u wilde. Minstens zo effectief als honderd sessies met een psychiater. Het zal in het begin natuurlijk erg vreemd zijn, waarschijnlijk zul u er ook nooit geheel aan wennen, maar dat is juist de bedoeling. Toch?’ Hij keek Viktor vragend aan.
‘Nog een ding: U begrijpt dat u mij niet aansprakelijk kunt stellen voor eventuele complicaties?’
Viktor perste een zacht ‘ja’ over zijn lippen en wreef over zijn slapen.
‘Goed. Dan wens ik u veel succes. U neemt ze gewoon uit de vloeistof en doet ze in uw ogen. In het begin zul u nog niks merken. Ik heb ze zo ontworpen dat de werking pas over een paar uur intreedt, dus geen plotselinge toestanden.’ Terwijl hij dit zei, klopte de professor Viktor bemoedigend op zijn schouder.
Viktor pulkte twee lenzen uit het bakje en deed ze in. Inderdaad, geen verschil met gewone lenzen. Hij knipperde een paar keer en voelde een lichte teleurstelling toen alles nog normaal was.
‘Ik merk niks,’ probeerde hij zo terloops mogelijk te zeggen. ‘Waarom gebeurt er niks?’
‘Dat legde ik u net uit,’ zei de professor ongeduldig, ‘binnen enkele uren veranderd er pas wat. U zult even rustig moeten afwachten. Ik verzeker u, dat u niet teleurgesteld zult zijn. De andere proefpersonen waren tot nu toe stuk voor stuk erg te spreken over het resultaat.’
De professor klopte Viktor nog een keer op zijn schouder en keek hem met een gulle lach aan.
‘Geloof u mij maar, straks is alles anders. Dit zal uw leven veranderen.’
Viktor besloot hier te blijven tot hij wat merkte. Hij had geen zin om er thuis alsnog achter te komen dat hij voor niks hierheen gereisd was.
‘Vind u het goed als ik u nog wat langer gezelschap houd?’ zei hij zonder omhaal.
‘Het spijt me zeer,’ zei professor Rius met een bedenkelijk gezicht, ‘maar ik heb het op het moment razend druk. Lydia, daarentegen, stelt uw gezelschap vast op prijs. Ze heeft weinig te doen vandaag en ik weet zeker dat u elkaar aardig zult vinden.’
‘Is goed,’ zei Viktor en vroeg niet verder naar de bezigheden van de professor.
Lydia leek inderdaad erg aardig. Ze ging zitten op het leeggekomen stoeltje en keek Viktor aan. Nu ze niet meer bezig was met metingen had ze een heel andere oogopslag, zag hij.
‘Je bent aan de telefoon een stuk spraakzamer dan in het echt,’ merkte ze op, ‘hoe komt dat?’
‘Gebrek aan nicotine,’ herhaalde Viktor zijn verklaring, ‘ik ben nu gewoon niet zo in een praatstemming.’
‘Dan gaan we daar eens verandering in brengen,’ zei ze met een verleidelijke glimlach, ‘vertel eens over uw leven.’
Enigszins verbouwereerd door deze directe aanpak begon Viktor te stamelen. Ze bleek al snel een fijne gesprekspartner en toonde wonderbaarlijk genoeg interesse in zijn toch vrij zielige bestaan. Ze praatten, uren achtereen. Uiteindelijk was het de stem van Rius die hun intieme conversatie verbrak.
‘Lydia,’ riep hij van ver weg, ‘Lydia, ik heb je nodig, nu. Kom helpen, gauw’
‘Even kijken wat er is,’ zei ze verontschuldigend en verdween snel achter de vele hoge rekken. Viktor was alleen, met naast hem het nog steeds irritant zoemende apparaat.
Ze bleef lang weg, hij verveelde zich. Het gezoem werkte hypnotiserend en hij dommelde al snel weg.

Toen hij zijn weer ogen opendeed was het schemerig om hem heen. Hij luisterde of hij de stemmen van Lydia en de professor nog hoorde, maar kwam al snel tot de conclusie dat ze er niet meer waren.
Hij bleef een paar minuten stil zitten, zijn hoofd bonkte. Toen hij gewend was aan de duisternis volgde een grote schok. Alles was omgedraaid, letterlijk. Viktor schudde tevergeefs met zijn hoofd. Het laboratorium deinde, hij werd duizelig en greep zich vast aan het stoeltje.
‘Het is echt, godverdomme, het is echt.’ Dit was enger dan hij gedacht had.
‘Gewoon rustig blijven, niet gaan panieken, dat werkt het beste,’ sprak hij zichzelf toe. Als een automaat liep hij een paar stappen, maar hij kon nauwelijks overeind blijven. In een waas zag hij de gekleurde dozen en al het glaswerk dat weerspiegelde op het plafond. Of was het de vloer? Om complete desoriëntatie te voorkomen liep Viktor met zijn ogen dicht verder, op de tast zocht hij zijn weg richting de uitgang. Plotseling verstapte hij zich. Een steek schoot door zijn been en hij viel met een smak voorover. Hij greep om zich heen, zocht steun aan een rek, maar hij voelde het glas al in zijn lichaam naar binnendringen. Zijn ogen prikten, zijn neus vulde zich met de bijtende geur van chemicaliën. Voor hij zich kon realiseren wat er gebeurd was werd zijn lichaam stijf.

De volgende ochtend verscheen Lydia weer vroeg in het laboratorium. Professor Rius keek haar ijzig aan.
‘U had wel even uw werk mogen doen,’ zei hij en ging haar voor naar het midden van het laboratorium. ‘Het kleine ongelukje is nu iets rampzaliger van aard.’
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 18:27.