09-12-2009, 17:03
|
|
Citaat:
Mijn afdwaalgedicht
Wat zijt gij van de daken,
Een vreemdeling, de ongenode gast?
Of juist de ene bekommerende
Die er als enige toch was?
Wat bent u voor de daken
De deken, het laken?
De leken, de kade,
De leden, de dalen?
Dekt u of bedekt u zich,
Verschuilt u of verdedigt u zich?
Zijt gij de alwetende
De prater, of de doener?
Gedraagt u zoals geketenden,
De vrijbuiter, de boeter?
Wat zijt gij van de daken!
Daken praten, gefluister op de wind
Gelooft u nog in sprookjes,
Bent u geloofsgezind?
De daken denken niet, de daken dralen!
De dromers dwalen in het donker met hun vele sp(r)ookverhalen.
Tot welke klasse deelt u zich
Haalt u advies van de top?
Bedenkt u zich, het antwoord komt wellicht
Van uw eigen denken, uwen kop.
Kom van die daken af,
denk niet alleen aan boven.
Alles ligt in eigen hand
En laat u zich dat niet beroven.
Verantwoordelijkheid, schijnheiligheid
De maan is wie het weet.
De daken elke nacht volop beschenen,
Verbleken in de loop der tijd.
Intuitie, eigen rechter,
wie weet wie het weet?
Want als de grond verzakt is
Dan staan de daken scheef.
|
Ooh! Wat een perfect afsluiting van Kettingreactie Nummer 2, prachtig gedicht!
En nu op weg om Kettingrectie Nummer 3 weer te vullen met dichtelijke vrijheden en dansende dichters!
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
|