Nieuw verhaal, tot mij gekomen toen ik luisterde naar 'Reversal Penetrations - Violation Sitcom'.
- - -
“Jezus Christus kwam naar de aarde om de zondaars te redden, van wie ik de ergste ben.”
“Veel te ver… Ga terug.”
“…en gooide de resten vervolgens in de afvalbak. Hoewel het een afschuwelijke stank gaf, deed niemand er ooit iets aan. Hij bleef dus zijn gebruikelijke procedure van verwijdering voortzetten.”
Alsof het hoogste oordeel al geveld was, galmden de woorden door de enorme leegte van de rechtszaal. Ogen brandden in zijn rug, poken priemden in zijn ziel. Hij werd ontleed, gewogen en te zwaar bevonden. Veel te zwaar.
“Verder terug.”
Duisternis verweven met stof en de geur van pijn. De lichamen van de kinderen lagen aan polsen en voeten gebonden op de houten werkbanken in de kelder. Een schemerig licht wist zich een weg naar binnen te worstelen door het kleine raam. Vertwijfeld bleef het in de atmosfeer hangen.
“Nee, verder nog.”
Alles was nog zo maagdelijk. De zoete smaak van de overwinning mengde zich met de metalen smaak van bloed en met trots overzag hij zijn werk. Hij had de brug geschapen. Fragiel en breekbaar, maar de verbinding was er. De tijd zou haar sterken.
Toen hij de volgende morgen wakker werd en het bloed uit de mondhoeken zag sijpelen, wist hij dat hij gefaald had. De brug was bezweken en zijn kinderen waren aan de overkant van het ravijn gebleven.
Maar hij gaf niet op. Het enorme doorzettingsvermogen dat nodig was geweest voor de eerste stap, de eerste sprong van absolute vervreemding, was nog niet verdwenen. Al snel had hij nieuw materiaal in handen en poogde hij opnieuw.
“Nee, dat is te ver.”
De dood van zijn vrouw was misschien de ware aanzet van het drama geweest. Waarschijnlijk gebruikte hij de sociale vrijheid van de rouwperiode om verder te vereenzamen en zich te verkneukelen over haar dood. Over de dood in het algemeen.
Vaker en vaker bleef hij in de kelder en tot vroeg in de morgen schelde het geluid van metaal op metaal door de stilte van de nacht. Gekmakend gehamer teisterde de buurt.
“Ja, daar.”
Na zes dagen van opsluiting kon men hem weer door de straten zien lopen, schichtig en met de hond van zijn vrouw aan de lijn. De buurtbewoners wisten niet hoe ze moesten reageren op de stoffige kleding met de donkerrode vlekken, de wallen onder zijn ogen en zijn gebogen rug. Wanneer ze hem troffen, maakten ze een opmerking over de hond. Het was een braaf beest. Rustig, gehoorzaam en stil. In de buurt van andere honden gaf ze geen kik. Ondanks al het gesnuffel bleef ze stil zitten en met lege ogen voor zich uit staren.
Niemand zag de kale plek op het voorhoofd van de hond.
“Goed. Maak nu de sprong voorwaarts.”
Keer op keer mislukte zijn werk, wat hij ook probeerde.
Hij kon niet vrij blijven van twijfel wanneer hij zo vaak faalde. Was hetgeen hij probeerde te bereiken überhaupt mogelijk? Tastte hij niet volkomen in het duister? Steeds meer kreeg hij het gevoel grond te bewandelen waar geen mens zelfs had mogen staan.
De klim naar de top was zwaar en telkens viel hij weer. Niemand was er om zijn last te torsen. Naarmate de weken verstreken, sijpelde de moed en de kracht langzaam weg.
“Ja.”
Op een dag vond hij zichzelf terug met zijn gereedschap in zijn trillende handen geklemd. Het daglicht dat zich door het raam naar binnen wurmde leek oneindig ver weg. De zon reflecteerde op zijn gereedschap. Zacht mompelde hij.
Drie helse dagen en nachten later had hij zich naar de buren gesleept en het verhaal verteld. Eerst was er de schrik en de walging, later maakten die plaats voor de sirenes en het gescheld.
“Hoe liep het af?”
Het begin van het einde was bekentenis in de rechtszaal. Alle hoop op vrijspraak van het aardse oordeel was met deze woorden vervlogen:
“Wat ik doe in mijn huis is het gebruiken van mijn kinderen voor experimentele doeleinden. Ik wil hen herscheppen, door hun voorste hersenkwab te vernietigen. Waarop het neerkomt is dat ik gaten in hun hoofd boor en bijtende vloeistof erin giet om hun intellectuele functies teniet te doen. Daarmee vermink ik het leven dusdanig dat de dood er geen grip meer op heeft en is verslagen.”
Met de klap van hout op hout velde de rechter het oordeel. Schuldig. Gejuich golfde van de tribune, gejuich donderde vanaf het balkon. De wereld klapte in haar handen.
“Heeft u nog iets te zeggen voor uzelf?” had de rechter gevraagd.
De mensheid hield haar adem in.
- - -
LUH-3417
Laatst gewijzigd op 16-12-2002 om 22:55.
|