Advertentie | |
|
09-06-2009, 12:37 | |
Het is een evenwicht:
- hoe groter je massa (groter volume = grotere massa, over het algemeen); hoe groter je (totale) warmtecapaciteit (in de les zie je soms de specifieke warmtecapaciteit; dus per volume of kilogram); dus die hebben meer energie nodig om hun temperatuur met een graadje te laten stijgen of dalen. Het duurt bv. langer om met eenzelfde waterkoker/microgolfoven 25cL water te koken of 2L te koken; dat is hetzelfde effect. - hoe groter je oppervlak, hoe sneller je warmte kan opnemen (van de zon) of afgeven; maar over het algemeen wil je vooral je warmte bijhouden, dus zo weinig mogelijk afgeven. Dat is ook waarom je in de winter je graag dik kleedt: alles wat bedekt is, geeft minder snel warmte af aan de omgeving, dus je lichaam moet minder energie steken in je warmhouden en je hebt het idee dat het niet zo koud is. Je volume is dus een maat voor hoeveel warmte (=energie) je kan opslaan; terwijl het oppervlakte een maat is voor hoe snel je warmte kan uitwisselen. Als je veel warmte kan vasthouden, mag je ook een beetje meer uitwisselen, je hebt er toch genoeg. Maar als je een klein diertje bent, heb je ook maar weinig warmte in je lichaam, dus wil je echt wel zo veel mogelijk warmte vasthouden; anders moet je die biologisch gaan aanmaken (via chemische reacties kan je warmte maken uit energie die je chemisch had opgeslagen) ofwel moet je natuurlijk ergens warmte gaan opnemen (zo doen koudbloedige dieren dat).
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
Advertentie |
|
|
|