Verschillende soorten rechten

[Thomas]

Kan iemand mij uitleggen wat de volgende rechten exact inhouden;
- Recht van overpad;
- Recht van erfpacht;
- Recht van (mede)gebruiker / (mede)bewoner;
- Recht van opstal.

Misschien dat een verdwaalde rechtenstudent mij een beetje op weg kan helpen.

Verdwaald niet, net wakker wel.

- Recht van overpad is niet een term die in de wet voorkomt. Het recht van overpad valt onder de wettelijke term erfdienstbaarheid (art. 5:70 e.v. BW). Het houdt globaal in dat éen erf (het dienende erf) een ander erf (het heersende erf) ten dienste staat. Meestal houdt dat in dat de eigenaar van het heersende erf over het dienende erf naar de openbare weg mag lopen, omdat zijn erf zelf niet aan die weg grenst. Het is dus een heel basaal recht. Erfdienstbaarheid is volgens art. 71 van boek 5 'de last die een erfdienstbaarheid op het dienende erf legt, bestaat in een verplichting om op, boven of onder een der beide erven iets te dulden of niet te doen.'

-Erfpacht (art. 5:85 e.v. BW) is een recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken. Het is net als de erfdienstbaarheid een oud recht, dat zijn oorsprong vindt in het agrarisch recht en waar veel erven mee belast zijn zonder dat de eigenaar het weet. Denk aan het gemeenschappelijk gebruik van een schuurtje dat volledig op het terrein van zijn eigenaar staat, maar ook gebruikt wordt door zijn buurman.

Voor het gebruik van de onroerende zaak is in de regel een geldsom verschuldig, de canon (art. 5:85 lid 2). Door de onroerende zaak afgescheiden vruchten komen in beginsel aan de erfpachter toe (5:90). De erfpachter mag de onroerende zaak ook weer verhuren (5:94).

- Het recht van (mede)gebruiker of (mede)bewoner is mij niet als zodanig bekend, maar ik ga er vanuit dat je het eigendomsrecht en het huurrecht bedoelt met de daarbij behorende rechten.

Eigendom is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben (art. 5:1 lid 1 BW). Het belangrijkste kenmerk van het eigendomsrecht is dat de eigenaar met uitsluiting van anderen bevoegd is van de zaak gebruik te maken (private eigendom). De wet kent tevens mede-eigendom. Dit is het geval wanneer een nieuwe zaak wordt gevormd uit twee of meer zaken (vgl. 5:14 e.v. BW). Dit verschijnsel heet natrekking. De wet kent ook de figuur van de gemeencshap. Dit is de figuur waarin twee of meer personen, de deelgenoten, tot een zaak of zaken gerechtigd zijn. In tegenstelling tot de mede-eigendom zijn zij echter wel afzonderlijk bevoegd hun aandeel in de gemeenschap te vervreemden of te bezwaren, tenzij uit hun onderlinge rechtsverhouding anders voortvloeit (art. 3:166 e.v.).

De wettelijke en beperkte gemeenschap van goederen bij het huwelijk is ook een vorm van gemeenschap, maar wel een bijzondere, met een eigen specifieke wettelijke regeling in Boek 1 (personen- en familierecht).

Het recht van bewoner als zodanig zegt me niks. Ik neem aan dat je het recht bedoelt dat de huurder van een zaak heeft tegenover de verhuurder. De huurder van een zaak heeft een aantal rechten ten op zichte van de verhuurder, bijvoorbeeld:

- verplichting van de verhuurder de zaak ter beschikking van de huurder te stellen;
- verplichting van de verhuurder de zaak zodanig te onderhouden, dat hij tot zijn bestemming gebruikt kan worden;
- verplichting tot het verschaffen van (rustig) huurgenot.

Verder is de verhuurder verplicht in te staat voor gebreken etc.etc. Verder geniet de huurder nog een zeer belangrijke bescherming in art. 7A:1612: koop breekt geen huur. De verhuurder van een zaak kan niet door de zaak over te dragen, de huurder zijn rechten ontnemen. Dit kan slechts indien dit bij de huurovereenkomst uitdrukkelijk is overeengekomen. Een huisjesmelker die dus zijn pand wil overdragen om van een stel lastige huurders af te komen, vindt hier art. 7A:1612 op zijn weg.

- Het recht van opstal is een recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen (art. 5:101 lid 1). Deze omschrijving spreekt eigenlijk vanzelf. Het recht van opstal geeft aan de rechthebbende de mogelijkheid op het terrein van een ander bijv. te bouwen of te zaaien, zonder dat door natrekking (art. 5:14 e.v.) die zaken bestanddeel van die onroerende zaak worden.

Alle bovenstaande rechten zijn zogenaamde zakelijke rechten. Een zakelijk recht is een recht dat verbonden is met de zaak waar het op rust en niet op de persoon/personen die het recht hebben gevestigd of gebruiken. Een schuldvordering bijvoorbeeld is een subjectief recht. Men kan de betaling van de geldsom alleen inroepen tegen degene die die schuld heeft. Het is een zogenaamd subjectief recht. Absolute rechten daarentegen zijn tegen een ieder in te roepen. De eigendom die ik van deze computer heb, kan ik tegen een ieder inroepen, niet slechts tegen degene die hem aan mij verkocht heeft.

Ook een recht van opstal, overpad enz. zijn zakelijke rechten omdat ze verbonden blijven aan de zaak waar ze op rusten. Gaat de eigenaar van het heersende erf dood, of draagt hij zijn erf over, dan zal de nieuwe eigenaar nog steeds aan het recht van overpad gebonden zijn. Anderzijds heeft ook de nieuwe eigenaar van het dienende erf de verplichting om het recht van overpad na te leven. Waar een verbintenis teniet gaat door de dood van de partijen, blijft een zakelijk recht instand omdat het niet op een persoon rust maar op een zaak.

[Thomas]

Nare, je bent geweldig.

Ik weet het.

[Thomas]

nare man schreef op 21-11-2003 @ 11:47:
Ik weet het.

Wawl schreef op 21-11-2003 @ 11:36:
Nare, je bent geweldig.

hij doet zn naam niet echt eer aan in dat geval

[Thomas]

Krummeltje schreef op 21-11-2003 @ 14:16:
hij doet zn naam niet echt eer aan in dat geval

Nee, daar heb je inderdaad gelijk in.

[NN]

nare man schreef op 21-11-2003 @ 10:36:
*Hele lange uitleg tekst*

H1 van Inleiding in het Privaatrecht door prof. mr. W. Buikstra?

edit by ekki: zo'n lang stuk quoten bevordert niet echt de overzichtelijkheid