Hoi jongens,
Ik moet voor Nederlands mijn gedicht analyseren.
ik heb tot nu toe dit :
Het metrum :
De verzen zijn ingedeeld in tien lettergrepen.Kort,lang,kort,lang,kort lang kort lang.
Jambisch dus.
Alliteratie:
Gelijkheid van beginklanken inzonderheid van beginmedeklinkers op beklemtoonde plaatsen in het vers.
Dus :Geboeid gevoed. Van dag tot dag.Scheert de zwaluw sneller....Kleur..kooi.
Rijm
taand rijm , de laatste lettergreep krijgt de nadruk.
Koren toren : slepend rijm,omdat het een beklemtoonde en een toonloze lettergreep omvat.
Gekruist rijm, omdat de regels om de andere rijmen.
Beeldspraak.
Geboeid verlangen. Kooi.Slot.Deur,
Motieven:
Vormfiguur,die zich op regelmatige wijze herhaalt :
Van dag tot dag wordt dieper groen de wei
En scheert de zwaluw sneller rond de toren
Eufemisme :
Verzachtende omschrijving van iets onaangenaams of aanstotelijks :
Bijv.Verlangen voeden, zoals haat voeden
De inhoud kwam ik niet echt uit.
Kan iemand me helpen met verdere stijlfiguren en de achterliggende gedachte achter het gedicht? En wat hij precies duidelijk wil maken per strofe?
Alvast bedankt!
het gedicht
de kooi
Ik voel den lust te reizen, te verhuizen,
of schepen fluiten die vertrekken gaan,
als in het najaar, in de koffiehuizen,
weer gladiolen op de tafels staan.
Ik weet: nu zijn de velden zonder koren,
van dag tot dag wordt dieper groen de wei
en scheert de zwaluw sneller rond den toren,
de gentiaan bloeit in't moeras der hei.
Wordt dan voor immer mijn geboeid verlangen
gevoed door een seizoen en door zijn kleur,
is dit de kooi waarin ik ben gevangen,
waar is het slot en wie ontsluit de deur?