|
'Aisha, kom nu hier!' Ik hoorde Darans woorden. Hij rende mij achterna. Woedend keek ik hem aan. Ik kon niet meer, ik was uitgeput. Daran greep me vast en sleurde me mee, naar de rotsen. 'Schiet op,' siste hij. 'Hoe durf je zomaar weg te lopen?' Ik loop verder. Hij duwt me. Uiteindelijk zijn we uit zicht. Daran heft zijn vuist op en slaat me gezicht. 'Daran, ik ..' Hij stopt en kijkt me vragend aan. Ik grijp mijn kans en ren verder weg over de brandende rotsen. Mijn voeten tintelen. 'Kom hier, vuile slet!' Ik ren harder, maar mijn benen worden moe. Ik ren en doe ondertussen mijn hoofddoek af. Ik gooi hem naar achteren, naar Daran. Hij moet weg, ik moet weg. Dan zak ik door de rotsen heen. Een pijnscheut gaat door mijn voet. Stil blijf ik liggen. 'Aisha! Aisha! Aisha, kom, ik doe je niks!' Ik weet dat hij me voor de gek houd. Ik kom niet. Hij kan barsten. 'Aisha!' De stem komt dichterbij. Ik duik in elkaar en wacht af. Ik knijp mijn ogen samen en kijk naar de grond. Dan voel ik een klap tegen mijn hoofd. En nog een. En een in mijn maag. Ik voel de pijn en sla tegen de rotsen aan. Ik voel bloed langzaam naar beneden druppelen en ik zak langzaam weg.
Ik knipper met mijn ogen en kijk om me heen. Alles komt weer terug. Wat er was gebeurd. Hoe ik werd geslagen, afgeranseld. De deur gaat open en mijn moeder komt binnen en gaat naast me op bed zitten. Ze strijkt mijn haar uit mijn gezicht. 'Aisha, Aisha, Aisha toch,' mompelt ze. 'Je weet toch dat je naar je broer moet luisteren?' Ik knik half. 'Maar, het is gewoon niet eer..' Ik maak mijn zin niet af. Ik kan niks doen, het is mijn geloof. Ik mag geslagen worden als dat moet. Ik moet ermee leven dat Daran meer mag dan ik. Ik voel woede opborrelen. 'Je zult je eraan moeten houden.' Mijn moeder zei het zacht. 'Morgen ga je weer naar school.' 'Ja..' antwoordde ik. Mijn moeder staat op en geeft me een kus op mijn voorhoofd. Dan loopt ze mijn kamer uit.
'Daran, ik vervloek je, in naam van Allah!' fluisterde ik zachtjes. Ik dacht na over mijn eigen woorden. Hoe kon ik dit zeggen? Het was mijn familie, mijn verschrikkelijke familie. Ik zucht en draai me om en hoop dat Allah me zal vergeven.
'Aisha! Word wakker!' Ik doe mijn ogen open en kijk in het gezicht van Daran. Ik draai me weg. Ik ben nog steeds boos. 'Ga weg,' sis ik. Hij haalt zijn schouders op en verdwijnt uit mijn kamer. Dan sta ik op en voel ik een pijnscheut door mijn voet. Ik laat me weer op bed vallen. Ik krijg tranen in mijn ogen. 'Mam!' In plaats van mijn moeder komt Daran eraan. 'Wat is er?' Ik kijk omhoog en wend mijn gezicht weer af. 'Mijn voet.. Ik kan er niet op staan.' Daran kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Liegbeest! Er mankeert helemaal niks aan. Je voet heb ik met geen vinger aangeraakt! Je gaat gewoon naar school. Hoe durf je tegen me te liegen!' Zijn hand reikte naar mijn wang maar hij bedacht zich. Met een doffe klap belandde hij op mijn voet. Ik kerm het uit van pijn. 'Niet doen Daran.. Niet doen!' Woedend kijkt hij me aan, maar loopt dan mijn kamer uit. Ik zucht en pak gehaast mijn onderrok, rok, shirt en trui. Dan doe ik mijn hoofddoek om en mijn schoenen aan. Voorzichtig probeer ik te staan, maar ik zak weer weg. 'Oh, Allah,' zucht ik.
Ik leun tegen de kast aan en probeer op te staan. Het lukt. Met tranen in mijn ogen hink ik naar de deur, op weg naar buiten. Dan staat Daran voor me. 'Nog steeds het spelletje spelen? Wacht maar, ik doe mee, maar niet op een aangename manier.' Hij grinnikte kort en dreigend en sloeg me in mijn gezicht. 'Niet doen Daran! Niet doen!' Ik wankel en hou me vast aan Daran. Hij stapt achteruit en ik val op de grond. Ik doe mijn ogen dicht, om te wachten tot de pijn over is. Dan voel ik een hevige pijn door mijn voet, een door mijn maag. Ik kijk op en zie Darans been tegen me aan komen. Dan ziet hij mijn blik en loopt zonder wat te zeggen de kamer uit. Kreunend sta ik op en hink naar de deur. Ik pak de lift en ga naar beneden. Weg, weg van Daran. Hopend dat hij me niet achterna komt. Ik loop de lift uit en ga naar buiten. Naar het park. School is te ver. Voorzichtig hink ik er naartoe en ga op een bankje zitten. Ik zie een meisje rondlopen. Blonde lange haren heeft ze, stralend als de zon. Ze komt dichterbij en ploft naast me, op de bank. Verschrikt kijk ik haar aan en ik schuif een stukje weg. Ze kijkt me rustig aan met haar groene ogen. Ze glimlacht en begint te praten.
'Hoi, ik ben Nina!' Ze keek me vrolijk aan. Ik glimlachte terug. 'Ik ben Aisha.' Ze kijkt me vrolijk aan. 'Ben je gelovig?' Ik knik en trek mijn hoofddoek over mijn voorhoofd. 'Waarom doe je dat om?' Ze wees naar mijn hoofddoek. Ik haal mijn schouders op. 'Dat moet..' Ze kijkt me vragend aan. 'Van wie?' 'Van Allah, van Daran. Mensen mogen me niet zonder zien.' Ze lachte naar me. 'Doe niet zo gek, je zweet heel erg! Doe het gewoon een keertje af.. Daar zou Allah of Daran toch niet boos om worden?' Ik twijfel en kijk naar de grond. Nina schuift dichetrbij en doet mijn hoofddoek af. Ze knoopt mijn vlecht los en trekt de spelden eruit. 'Nu ben je veel mooier!' Ik bloos en glimlach. Ik buig mijn hoofd, mannen mogen mijn gezicht niet zien. Nina tilt mijn kin op. 'Zullen we gaan wandelen?' Ik knik en hinkmet haar mee. Ze begint te vertellen over haarzelf. 'Nou, ik ben dus Nina, 14 jaar, woon daar aan de overkant. Ik hou van sporten en gewoon rondlopen. En ik val op ... Ach, laat ook maar, wat doet dat ertoe?' Ze lacht en kijkt me vrolijk aan. 'Nu jij!' Ik begin te vertellen. Alles, ook over Daran. 'God, meis wat erg!' Ze keek me aan en trok em op een bankje. 'Ik zal je helpen, Aisha, echt!' Ze sloeg een arm om me heen en wiegde me heen en weer. Wat was ze mooi, wat was ze lief.
Ik stond op en liep bij haar weg. Ik mocht en kon niet zo omgaan met een meisje, dat mijn hoofddoek afnam, dat vond Allah toch niet goed? Of wel? Nou, Daran in ieder geval niet. Pappa zou het ook niet goed vinden, maar hij is er niet. Ik voelde Nina's verbaasde ogen in mijn rug prikken. O, nee, ik had mijn hoofddoek bij haar. Met een rood hoofd bedekte ik mijn haar. Te laat. Ik zag Daran's vriend Omar aanlopen. Ik verborg mijn hoofd in mijn jas. Nu maar hopen dat hij me niet herkent, of het niet doorvertelt. Ik ren terug naar Nina en grits mijn hoofddoek uit haar handen. Snel doe ik hem om. Ik hink snel weg, weg, weg. Oh, Allah, waarom ik, waarom neem je een zwakkeling?
In een flits zie ik een been, en even later lig ik op de grond. Mijn handen, mijn knieen. Ik voel het kloppen. 'Zozo, en wat dacht jij te doen? Ik heb het wel gezien hoor. Denk maar niet dat ik je zo laat gaan.' Die vertrouwde stem. Nee, niet vertrouwd, maar ik kende het. Was het niet? Ik kromp in elkaar bij de gedachte. Langzaam keek ik naar boven. De mond, vertrokken in een strakke streep.De uitstekende neus, die niet bij de rest van zijn gezicht paste en tenslotte zijn donkere, haast zwarte ogen. Het was hem. Darans vriend Moham. Ik zie een gat in mijn panty. Ik zie dat het rood is uitgeslagen. Langs mijn handen lopen straaltjes bloed. Ik wil een zakdoek pakken om het bloeden te stelpen. Moham was me voor. Hij pakte mijn hand en beet erin. Mensen kwamen langs. 'Aisha, het bloeden helpt zo beter!' Hij deed het zachtjes. Maar ze waren weg. Mij hoopje op bevrijding, weg. Nu moest het wel. Ja, nu moest het. 'Nou, Aisha, je mag kiezen. Of ik vertel het aan Daran, of je moet een paar dingen voor me doen.' Met grote ogen keek ik hem aan.
Dingen flitsten door me hoofd. Waar was Nina? Ze moest me helpen. Snel keek ik rond. Nergens was ze. Ik begon bang te worden. Wat zou Moham doen? Ach, het zal vast niks ergs zijn. Tenminste, niet als ik nu snel weg ga. Ik wierp nog een keer een blik door het park, iets blonds flitste achter de bomen verderop. Ik rukte me los uit Moham's greep en hinkde weg. Moham verbaasd achterlatend. Hij ging vreemdgenoeg niet achter me aan. Wel beter.. Ik hinkde naar de boom en zag Nina zitten. Voorover gebogen, naast een meisje. Ze lachten naar elkaar. Lachend, allebei. Ikl hoorde niet wat ze zeiden, maar zag hun gezichten wel, hun vrolijke, beetje opgemaakte gezichten. Niet het verbitterde gezicht van mij, terwijl ik naar hun keek. Ik voelde een traan opkomen. Waarom nu? Wat was er om te huilen? Ja, dat ik nu eenmaal een ander leven had.. Nina keek achterom. Snel dook ik weg. Ik zag de gescheurde panty en keek naar mijn been. De wond was diep, ik was op een uitstekende steen gevallen. Nu moest ik in het geheim naar de dokter. Hoe kon ik dat doen? Daran en Moham konden overal zijn. Hier, daar. Ze zouden me te pakken nemen, ze zouden me slaan, ze konden misschien wle doodmaken, ze kenden hun krachten niet. Ik wel, ik voel het. Ik probeer op te staan en kijk voorbij de boom. Nina buigt zich voorover en ze knuffelen elkaar. In het openbaar! Ik kijk verder. Het meisje waar Nina mee is maakt zich los en kijkt in Nina's ogen. Langzaam schuift ze dichterbij, haar lippen uitgestoken. De monden vinden elkaar, de tongen ook. Verschrikt deins ik weg. Dit was vast ene ongeluk, want anders zou Nina niet zo met mij om zijn gegaan. Een klein jongetje, van ene jaar of zeven zie ik voorbij racen op een rode fiets. Hij rijd langs mij heen, langs hun. Ik hoor hem roepen: 'Eeey, jullie daar op dat bankje! Vieze stomme lesbisch! Ik haat jullie!' Gemene woorden waren het, voor een kleine jongen. Maar het zou toch niet waar zijn? Dat kon niet, kijk, Nina houd al op. Ze doet het vast niet express, ze wordt gedwongen. Ja, gedwongen. Nina zou nooit zoiets doen, op zo iemand vallen. Dat kon niet! Ze zou vast het meisje zitten te troosten, net zoals ze bij mij doet. Ja, en het meisje zou verder gaan en Nina zou zich bedreigd voelen onder haar. Ja, ik wist het wel! Ik loop weg, dat lukt nu wel. Maar wat moet ik dan? Naar huis? Op straat? Ik ging op een bankje zitten, en trok mijn vest uit. Ik liep naar een kraantje toe en maakte een deel nat. Voorzichtig depte ik mijn knie. Het begon meteen te bloeden, te prikken. Met tranen in mijn ogen dacht ik aan Nina. Aan haar haren, haar ogen, haarzelf. Ik kende haar dan nog pas, maar toch. Ze was mijn eerste, beste vriendin die ik eigenlijk ooit heb gehad. Nee, niet aan dneken. Vroeger is verleden tijd, en verleden is geweest. Nu denken aan de toekomst.. Ik zou wel naar huis moeten gaan. Ik zuchtte en stond op. Ik knoopte mijn vest aan mijn lichaam en begon te lopen, weg te lopen. van de plek..Weg, ik wou nergens zijn..
|