|
ff het verhaal helemaal opnieuw posten, ik heb nog wat dingetjes veranderd en toegevoegd, ik ben zelf niet tevreden met het einde maarja...ik hoop dat ik reacties krijg.
Ik was de jongste
Morgen kom ik vrij, na vijf jaar kom ik eindelijk vrij. Van de ene kant ben ik blij dat ik hier weg kan, maar aan de andere kant ben ik bang voor wat ik tegen ga komen. Ik bedoel, wat moet je zeggen tegen vrienden van vroeger, wat moet je zegen tegen familie, hoe moet je je gedragen? Ik ben bang dat er mensen bang voor mij zullen zijn en dat ze niet met me willen praten, ik ben bang dat ik daarbuiten net zo alleen ben als ik hierbinnen was.
Ik zit hier door mijn eigen schuld, ik heb mijn leven goed verneukt door de keuzes die ik heb gemaakt. Als je hier vijf jaar zit vind je wel regelmatig de tijd om na te denken, over wat je gedaan hebt en over wat je nog wil doen. Het meeste dacht ik over wat ik had gedaan, over waar het mis was gegaan en wat ik anders had moeten doen. Ik zocht naar oorzaken voor mijn problemen en ik zocht naar problemen waar ik de oorzaak van was geweest.
Het begon allemaal toen ik veertien was, pas een paar maanden. Ik was met mijn vrienden, die allemaal een jaar ouder waren dan ik, naar een discotheek geweest waar we voor een paar euro een zakje wiet probeerden te kopen. We vroegen een beetje rond waar we wat konden krijgen. Ze stuurden ons naar een groepje skinheads, die waren een stuk ouder dan ons en ze zagen er best gevaarlijk uit, maar we wilden toch een keer een jointje roken dus we vroegen hoeveel we konden krijgen voor vijf euro. Ik ging het vragen, want ik was de jongste en die moesten toch altijd eerst? Vijf euro was niet genoeg had hij gezegd, de breedste gast van het groepje. Hij zei dat we zijn vertrouwen eerst moesten kopen voordat hij ons iets zou geven. Nu weet ik dat ik toen de grootste fout van mijn leven heb gemaakt, op mijn veertiende.
De cipier komt vandaag de laatste dingen met me regelen om mijn vertrek morgen goed te laten verlopen, hij zou ervoor zorgen dat ik door mijn zus werd opgehaald en dat ik mijn spullen bij elkaar had. Ik heb het gevoel dat ze de laatste maanden een stuk vriendelijker tegen me zijn geweest dan dat ze daarvoor waren, die bewakers.
De bewakers behandelden me vijf jaar lang als een stuk stront dat niks waard was, maar de laatste paar maanden gingen ze me helpen me voor te bereiden op mijn vrijlating, ik moest maatschappijvriendelijk worden gemaakt. Daar hadden ze vijf jaar de tijd voor gehad, maar ze deden het in minder dan vijf maanden. Ik kreeg een soort van les in communicatie, sociaal gedrag, normen en waarden en meer van die onzin.
Ik schrok wakker toen hij binnen kwam, hij was eerder gekomen dan hij had gezegd, hij had een doos bij zich met de spullen die ik bij aankomst bij me had, ik moest controleren of alles er was. Het was vijf jaar geleden dus ik heb niet eens gekeken ik heb gezegd dat het goed was. Hij pakte de doos terug en zei dat ik morgen pas in de namiddag zou worden opgehaald, de papieren voor mijn vrijlating waren in orde en ik zou bij mijn cel opgehaald worden door hem en een collega van hem, zij zouden me dan naar buiten begeleiden. Als hij weggaat bekruipt me weer dat gevoel van angst voor de buitenwereld en ik voel me zelfs duizelig worden als ik aan mijn vrijlating denk.
Naderhand denk je natuurlijk dat je het nooit had moeten doen, maar op dat moment leek het de normaalste zaak van de wereld. Die skinheads hadden ruzie met een groep buitenlandse jongens, die brede gast had ons gezegd het broertje van een van die buitenlanders op te wachten en hem het een en ander te laten voelen. Hij zou een paar tenten verderop zijn en we moesten hem in een steegje opwachten. Toen er een donkere jongen van ongeveer zestien jaar, onze kant op kwam wisten we wat we moesten doen. De oudste van mijn vrienden, de oudste omdat hij bijna zestien was, hield hem vast en wij moesten hem slaan. Die jongen werd steeds slapper en na een minuut hing hij halfbewusteloos in de greep van mijn vriend. Ik gaf toen de laatste klap, hij keek me recht in mijn ogen en ik sloeg ze dicht, we lieten hem daar liggen pakten zijn geld en renden, naar huis denk ik.
Dit wordt mijn laatste nacht hier, de laatste keer dat de lichten uitgaan, en hopelijk de laatste keer dat ik me zo alleen voel. Het enige probleem is dat het me niet lukt om in slaap te vallen. Ik heb het gevoel dat mijn hoofd leeg is, dat ik niets meer weet en dat ik nergens aan denk. En dan denk ik dat ik wel ergens aan moet denken, omdat ik denk dat ik nergens aan denk. Dan wordt het nog moeilijker om in slaap te vallen, omdat ik gek wordt van mezelf.
Morgen ga ik naar huis, zou alles nog hetzelfde zijn? zou alles nog hetzelfde voelen? of zou alles nieuw voor me zijn, als in het nieuwe leven dat ik hoop te kunnen beginnen? Ik wil graag slapen, want slapend gaat de nacht sneller, veel sneller.
De week na onze enerzijdse confrontatie met die jongen had ik eigenlijk nergens spijt van, ik voelde me stoer. We moesten nu wel weer terug naar die skinheads, om te vragen hoe we ervoor stonden. We stonden er goed voor zei een van die kale nazi’s, die brede van vorige week was er niet bij, hij wou ons wel een jointje geven ‘van het huis’. Nu hadden we een jointje, maar het leek niet meer zo belangrijk, we wilden liever de gevaarlijke jochies uithangen. Met zijn zessen tegen één, dat beviel ons wel, maar vechten hoefden we niet meer we kregen opdrachtjes om leegstaande huisjes te kraken, tasjes te stelen en meer kleine dingen. Na een jaar de kleine kruimeldiefjes te hebben uitgehangen wilden we wel eens wat meer, en we kregen opdracht om een bejaarde man te overvallen in zijn huis.
Hij woonde in een klein huisje aan de rand van het dorp, toen we daar aankwamen waren alle lichten uit, alleen het buitenlicht was aan. We hadden het slot van de voordeur geforceerd en waren naar binnen geslopen, maar voor we ook maar iets van waarde konden grijpen ging het licht aan en kwam er een man van rond de zestig aangerend, waarschijnlijk een zoon van die opa die hier in zijn eentje had moeten zijn. We sprinten het huis uit en die kerel kwam ons achterna, schreeuwend en hijgend. Opeens stopte hij, hij zakte naar de grond, greep naar zijn hart en ademde nog een keer diep in voordat hij helemaal tegen de grond ging, hij moest een hartaanval hebben gehad, hij was dood en dat waren wij schuld, toch? of niet?
Dat was de eerste keer dat we bang dreigden te worden, wat moesten we nu doen? Hij kon daar niet gewoon blijven liggen, misschien konden ze hem in het ziekenhuis nog helpen. We hebben hem bij zijn voeten gepakt voor de voordeur van het dichtstbijzijnde huis gesleept, we hebben aangebeld en zijn weggerend.
Het was wel te verwachten maar de tijd ging nog langzamer dan ik me ooit had kunnen voorstellen en ik wist nog steeds niet hoe ik me moest voelen, wat ik moest denken.
Over een paar uur ben ik hier weg, dan kan ik naar huis. Mijn moeder was nog zieker geworden toen ik de gevangenis in moest, ze moest de hele dag door worden verzorgd. Ik wist niet wat ik tegen haar moest zeggen, ik had haar vijf jaar niet gezien, ze was te ziek geweest om naar mij toe te komen. Ik hoopte dat ze beter zou worden, dat ik haar niet voor altijd hoefde te missen, ik had haar al lang genoeg gemist. Nog een paar uur en ik hoef hier nooit meer terug te komen, dan ben ik vrij en kan ik voelen hoe belangrijk vrijheid is. De bel voor de lunch gaat, mijn laatste lunch in het huis van bewaring.
Ik was zestien toen ik voor de eerste keer een geweer in handen kreeg, gewoon om te weten hoe het voelde om zo’n ding vast te houden, om te weten hoe het voelde om de dood in je hand te houden. Ik kreeg een paar maanden later mijn eigen geweer, ik weet niet wat voor geweer het was, maar ik wist hoe ik hem moest laden en dat was het belangrijkste. Ik gebruikte het vooral om mensen bang te maken en om een overtuigende houding aan te kunnen nemen, maar geschoten heb ik maar één keer.
En toen was het ook meteen afgelopen, ik wist pas wat er aan de hand was toen de sirenes me uit mijn verdoving ontwaakten. Ik was te ver gegaan het was mijn schuld.
Die jongen waarmee het allemaal begon, de jongen wiens licht ik had uitgeslagen, de jongen die niets was vergeten, die jongen stond bij mijn huis, voor mijn deur. Ik wist eerst niet wat hij moest, wie hij was, maar toen hij zijn geweer trok werd het me duidelijk, toen wist ik het weer. Ik greep naar mijn geweer in hield het tegen zijn hoofd, op de plek waar hij dat van hem bij mij hield. Daar stonden we dan, allebei onwennig met een geweer in onze hand. Ik probeerde een overtuigende houding aan te nemen, maar ik was bang, voor het eerst in mijn leven was ik echt bang. Met dat geweer tegen mijn hoofd kon ik niet nadenken, ik hoopte dat hij hetzelfde probleem had. Het was of zijn leven, of dat van mij. En ik was de jongste dus ik mocht eerst…
Er komen twee bewakers mijn kant op, die van gisteren is er niet bij, maar ze komen wel voor mij. Ze komen me halen, ze lachen naar me, ze praten tegen me alsof ik vrij ben en ik ben ook vrij. Ik wordt over drie weken 22 en dan gaat mijn leven pas beginnen, als mijn zus ze ziet springt ze in mijn armen, ze lacht. Ik had haar vijf jaar lang niet zien lachen. Ik wilde haar alles vragen, alles weten, maar eerst moest ik mijn moeder zien. Ze slaapt als ik thuiskom, ze ziet er zwak uit. Ik schrok zelfs toen ik haar zag liggen, ik barste in tranen uit en ik voelde me weer alleen.
__________________
doe maar wiebelen
|