Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 01-12-2011, 21:16
flyaway
Avatar van flyaway
flyaway is offline
Het Meisje en de Dood

Clara was een heel gewoon meisje. Ze had namelijk niet, zoals andere kinderen, ouders voor wie ze bijzonder, getalenteerd of hoogbegaafd was. Ze woonde bij haar oudtante, die eigenlijk geen familie was maar waarschijnlijk een bevriende buurvrouw. Iedere dag wanneer Clara op school zat, maakte de oudtante tomatensoep met balletjes, en dat aten ze dan samen ’s middags. De oudtante kon niet zo veel meer, maar ze leerde Clara nuttige dingen zoals balletjes draaien, sokken stoppen en orgel spelen. In de huiskamer stond een klein orgel, met gedetailleerd houtsnijwerk van de hand van oudtantes grootvader. Clara vond het houtsnijwerk prachtig, en kon er tijdens het sokkenstoppen uren naar kijken terwijl haar oudtante plechtig een Adagio speelde. Ze hadden geen televisie, en de radio mocht alleen aan voor het nieuws. In plaats van sprookjes, werd aan Clara de Bijbel voorgelezen. Oudtante was een strenge, gereformeerde dame, maar ze hield erg veel van Clara en Clara was best gelukkig.
Op een dag, toen Clara thuiskwam uit school, rook het huis vreemd. Het rook niet naar tomatensoep, en zelfs niet naar aangebrande gehaktballetjes. Het rook muffer dan oudtantes zolder, stoffiger dan het kamerorgeltje, klammer dan de gordijnen op haar slaapkamer. Clara werd er een beetje bang van. Ze liep snel door naar de huiskamer, misschien was oudtante in slaap gevallen en stond er daarom geen tomatensoep op.
In de deuropening bleef ze stokstijf staan. In de stoel met de hoge rugleuning, waar oudtante in zat wanneer ze de bijbel las, zat de Dood. Met openhangende mond liet Clara haar schooltas op de grond zakken, zachtjes, in de hoop dat de Dood haar niet opmerkte. Maar de Dood had haar allang gezien. Het kind wilde vragen waar haar oudtante was, wat de Dood hier deed, - want dat hij de Dood was, daar twijfelde ze niet aan – maar haar mond was kurkdroog en haar tong lam van angst.
‘Daar ben je! Had je niet kunnen roepen dat je thuis was, of naar de keuken kunnen komen?’ doorbrak opeens een stem achter haar de stilte. Met een ruk draaide Clara zich om, en daar stond haar oudtante met een pollepel in de hand en haar schort over de arm, in ongeduld omdat Clara niet naar de keuken was gekomen voor het middageten. Clara liep achter haar oudtante aan, zorgvuldig het zicht op de leunstoel vermijdend. Tijdens het eten merkte ze haast niet dat haar oudtante geirriteerd was, of dat ze geen boter op haar stuk brood kreeg, of dat ze minder balletjes kreeg toebedeeld. Ze bleef zich afvragen: ‘Voor wie is hij gekomen? Leeft mijn oudtante nog? Wat wil hij van ons?’ terwijl ze onoplettend haar soep naar binnen lepelde. ‘Hoeveel heb je deze week al gestudeerd?’ wekte haar oudtante haar – deels – uit haar overpeinzingen. Clara knikte, en reikte naar de pan om een tweede keer op te scheppen. Oudtante hield haar tegen: ‘ga eerst maar orgel studeren, dan kun je daarna huiswerk maken als je dat hebt. Nou dan, hup!’ Clara stond braaf op en bewoog zich, onwelwillend, naar het orgel, dat in de huiskamer stond – waar de Dood was. Of had ze zich dat slechts ingebeeld?
Maar nee, toen Clara de woonkamer binnenkwam, zat hij daar nog altijd, rustig in de leunstoel. Hij leek naar haar te glimlachen, een lach waarvan haar nekharen overeind gingen staan. Omdat het orgel naar de kamer gericht was, keek ze de Dood recht aan toen ze erachter plaats nam. Zenuwachtig boog ze zich opzij, zich verdiepend in de stapel bladmuziek, en nadat ze het rommelen niet langer kon rekken zonder haar oudtante verder te irriteren, trok ze een willekeurig boek uit de stapel. Het was de begrafenismars van Chopin. Ze kon vast nog even tijd rekken! Ze pakte uit het midden van de stapel een los kopietje. Der Tod und das Mädchen, Schubert. Misschien kon ze iets geestelijks spelen? Maar in de stapel kerkmuziek leken enkel Requiems te liggen. Het was vast toeval, dacht Clara, en nam genoegen met een cantate uit de Veertigdagentijd. Ze zette het orgel aan, rechtte haar rug en begon te spelen. Bibberig en zoekend eerst – ze had inderdaad al even niet gespeeld – maar na een tijdje kon ze zich genoeg op de muziek focussen, om niet alleen meer de priemende blik te voelen van de Dood, die dwars door haar bladmuziek heen leek te kijken. Het was een vreemd stuk, voor de vastentijd: het was net een dans. Het ging steeds wilder, onrustiger en opzwepender. Hoewel, stond dat er wel? Clara wist niet zeker of ze speelde wat er stond, of dat haar dit ingefluisterd werd. Ze keek kort op, om te zien of haar oudtante niet klaar stond om haar foute noten te corrigeren, en zag tot haar verbazing dat de Dood niet meer in de leunstoel zat. De Dood stond midden in de kamer, zijn gewaad zacht wapperend alsof het tochtte in de kamer, en hij wiegde in die onmerkbare wind. Hoewel – terwijl ze verder speelde, en de dans zweepte en knarste en door al haar botten klonk, besefte ze, dat de dood niet wiegde in de wind, maar danste. Hij danste op haar muziek, en zij speelde op zijn dans. Ze wist niet zeker of ze dit zo bijzonder vond dat ze door wou spelen, of zo luguber dat ze weg wilde rennen. Haar lichaam maakte de keus voor haar: ze sprong op, haar maag keerde zich om en ze was net op tijd bij de gootsteen. De nare muziek was weg, de Dood was gestopt met dansen, en even voelde ze zich misselijk genoeg om de griezelige gedachten en geuren te vergeten.
Zo schrok ze niet, toen ze een hand op haar schouder voelde. Dat hoefde ook niet: het was haar oudtante. Die voelde aan haar voorhoofd en sprak zorgzaam: ‘ik dacht al, dat je je niet lekker voelde.’ Hierop volgend tilde ze de klamme Clara op en droeg haar zo voorzichtig als ze kon de trap op, naar haar kleine kamertje. Haar voetstappen klonken gedempt op de uitgesleten, verbleekte tapijten waarmee de vloer bezaaid was.

De volgende ochtend werd Clara wakker met een natte doek op haar voorhoofd. Haar oudtante was bij haar en vroeg of ze thuis wilde blijven, terwijl ze op een kruk naast het bed kwam zitten. Maar Clara rook de muffe geur, en wist dat de Dood nog thuis was. Ze voelde zich meteen energiek genoeg om zo snel mogelijk naar school te gaan, zodat ze niet met die akelige figuur van doen zou hebben. Haar oudtante smeerde een boterham voor haar, en keek het meisje hoofdschudend na toen die kort daarna de straat uit fietste. Toen het kind uit zicht was, ging ze in de kamer zitten om een gebreide trui te repareren. Ze had nog altijd geen idee van de Dood, die zo dichtbij haar zat dat hun versleten knieën elkaar bijna raakten. De Dood had zijn handen gevouwen en bekeek de ijverige vrouw met toegeknepen ogen, tot zij opstond om gehaktballen te gaan draaien.
Toen Clara uit school kwam, rook ze al voor ze het huis binnenliep aangebrande gehaktballetjes, en ze haalde opgelucht adem. Oudtante was er nog, dus de Dood zou wel vertrokken zijn. Misschien was hij verdwaald, had hij zich vergist in het huis. Clara gooide haar tas op de grond en snelde naar de keuken om haar oudtante te helpen de tafel te dekken. ‘Goedemiddag Clara, je ziet er weer gesterkt uit,’ zei Oudtante tevreden. Neuriënd nam Clara de tafel af en pakte ze soepborden uit de kast.
Even later zaten de twee gezellig tomatensoep te verorberen, en vertelde Clara aan de halfluisterende oudtante hoe haar schooldag geweest was. ‘Zal ik iets voor u spelen, oudtante?’ vroeg Clara zodra ze haar bord leeg had. Oudtante wilde nog even een afwasje doen en zou dan komen luisteren, en Clara huppelde alvast de kamer in om een mooi stukje uit te zoeken. Op het moment dat ze achter het orgeltje zat, klaar om zijn muffe lucht en doffe geluid de kamer in te blazen, kwam er iemand uit de voorkamer lopen. Het was de Dood. Hij wilde haar weer horen spelen, hij was niet weg. Was hij hier voor haar? Clara voelde zich bang, maar niet zo bang als voorheen. Hij had nog niemand meegenomen, dat zou hij dan vast ook niet doen. Ze begon te spelen. Het ging goed, en de dood wiegde tevreden zijn hoofd in de tocht die de muziek teweeg scheen te brengen. Eigenlijk was het niet zo erg om voor de Dood te spelen – hij wiegde alleen. Wiegen is niet griezelig.

Clara werd wakker met de zon op haar gezicht. Dat was vreemd, dat oudtante haar nog niet gewekt had, terwijl de zon al op was. Misschien was het een vrije dag, of was het terwijl ze sliepen zomer geworden. Tevreden rolde het meisje zich nog even om, om in de warme ochtendzon verder te sluimeren.
Na een paar minuten gooide ze dan toch maar haar benen uit bed en stond op. Ze trok haar zomerse zondagsjurkje aan – je kunt maar beter overal op voorbereid zijn – en snelde naar de kamer waar haar Oudtante sliep, aan de andere kant van de overloop. Voorzichtig duwde ze de deur open en sloop binnen. De oude dame sliep nog, en ze wilde haar niet ruw wekken. Oudtante had wel gordijnen, dus die werd niet wakker van de zon. Clara sloop naar het raam en schoof langzaam een gordijn open. Ze vond het mooi hoe de streep licht die op de vloer viel steeds breder werd en de kamer oplichtte, en op het laatst ook het bed verlichtte, waar Oudtantes hoofd op het kussen rustte. Oudtante werd niet wakker van het licht.
Misschien, dacht Clara, kan ik haar verrassen met een ontbijtje! Ze vloog de trap af, naar de keuken, keek de woonkamer niet in, en maakte een ontbijtje. Dat had ze vaker gedaan: ze kon een kopje thee zetten, een eitje koken en een boterham roosteren. Ze schonk ook nog een glaasje sinaasappelsap in. Het was zo klaar, en op een dienblaadje droeg ze alles zorgvuldig naar de slaapkamer van haar oudtante. Daar zette ze het dienblad op diens knieën – de vrouw sliep precies zoals ze Clara ook getracht had te leren: op haar rug, met haar armen gevouwen boven de dekens. Dat was handig voor ontbijt op bed, wist Clara. Ze wachtte tot Oudtante wakker zou worden, en het ontbijtje zou opeten. Maar lang wachten kon ze niet, dus ze begon te fluisteren, en in Oudtantes gezicht te blazen. Toen dat niets uithaalde, raakte ze de benige schouder aan van de oude vrouw, om haar wakker te schudden – zachtjes, zodat de thee niet zou omvallen. De schouder voelde koud aan, en het lichaam was niet soepel. Ook bewoog de borst van de oudtante niet op en neer, zoals normaal wanneer mensen slapen. Dit kon lang gaan duren, dacht Clara, en ze besloot zelf maar de thee op te drinken voor die koud werd. Intussen bleef ze haar oudtante aankijken, hopende dat die wakker zou worden.
Een half uur later had Clara het ontbijtje geheel opgegeten, en was op de grond naast het bed bijna in slaap gevallen, toen de telefoon rinkelde. Ze keek even of haar oudtante reageerde, en toen dit niet het geval was, sprong ze op en rende naar beneden. Eigenlijk mocht ze de telefoon niet opnemen, maar nu mocht dat vast. Het was haar school – waarom Clara er vandaag niet was, en of ze in het vervolg ziek gemeld kon worden. Clara zei, ‘mijn oudtante is vannacht doodgegaan,’ wachtte tot de vrouw aan de andere kant van de lijn klaar was met haar preek over spijbelen en smoesjes vertellen, en hing toen op. Ze besloot orgel te gaan spelen, en deed dat tot ze honger kreeg. Toen smeerde ze zich een boterham en ging ze weer bij haar oudtante zitten. Die zei nog altijd niets. Clara vond het maar saai zo. Ze ging naast haar oudtante liggen en fluisterde haar dingen in het oor, tot het donker werd en ze zo in slaap viel, naast haar oudtante op de deken.

Toen Clara wakker werd, was het nog donker. Ze lag warm toegedekt onder een deken. Maar haar oudtante lag nog altijd roerloos naast haar. Ze stond meteen op, en voelde haar pantoffels naast het bed staan. Ze kon zich niet herinneren die daar neergezet te hebben, maar ze was ook nog slaperig. Zich in de ogen wrijvend liet ze haar voeten in de slofjes glijden en ging ze naar haar eigen kamertje, om zich klaar te maken voor school. Ze moest er toch maar weer heen.

Die middag toen Clara thuiskwam uit school, moest ze zelf tomatensoep koken. Er stond nog een blik in de kast, en van het halfom in de koelkast draaide ze balletjes. Het was saai om alleen te eten. En toen ze met de soep naar de kamer liep, om op de bank te eten, was de Dood niet daar. Die was weg.

Een tijd lang leefde Clara zo alleen; ze ging het kamertje waar haar oudtante lag niet meer binnen, omdat het er griezelig rook. Ze at blikken tomatensoep en oude boterhammen, kookte soms een ei. Gek genoeg leken de voorraden nooit op te raken. Maar daar dacht Clara niet bij na, omdat ze nooit de boodschappen had gedaan. Ze ging naar school, kwam thuis, at soep, deed haar huiswerk. Er kwamen nooit vriendinnetjes spelen, maar Clara vond het niet zo erg om alleen te zijn. Haar oudtante lag immers boven, en die aanwezigheid voelde Clara altijd nog een beetje. Oudtante was gewoon moe; daarom moest Clara haar wat werk uit handen nemen.

Weken gingen voorbij, en op een dag bedacht Clara dat ze het orgeltje al sinds Oudtantes sterfnacht niet meer had aangeraakt. Ze besloot zich er weer eens aan te wagen. Met een haar vingers veegde ze het stof van de toetsen en ze begon te spelen. Het ging steeds beter, en op het moment dat Clara er weer helemaal in zat, liep er iemand de kamer binnen. Het was de Dood. Hij schreed, of zweefde, naar de grote bijbelvoorleesstoel, en zette zich erin neer. Hij kwam duidelijk naar Claras muziek luisteren. Clara stopte met spelen, waarop de Dood haar recht in de ogen keek. ‘Je hebt mijn oudtante doodgemaakt,’ zei ze bestraffend. De Dood reageerde niet, maar bleef haar aankijken. ‘Was je hier al die tijd?’ De Dood gaf één knik met zijn hoofd, haast onmerkbaar. ‘Heb jij nieuwe tomatensoep gekocht in de kast gezet?’ Weer een subtiele knik. ‘Eh... bedankt,’ zei Clara twijfelend. ‘Bedankt, ...dood.’ Ze keek naar haar handen en liet die op de toetsen rusten. Zo zat ze daar een tijdje, naar haar handen te staren, en ze voelde de blik van de dood op haar rusten. ‘Dood..?’ ze slikte. ‘Blijf je bij me wonen?’ Het was nog langer stil. Het was zo lang stil, dat ze dacht dat de Dood weg was. Het kind keek op, en daarop sprak de Dood: ‘Ik blijf bij je. Niets zal jou overkomen.’ Clara pakte de bladmuziek van het orgeltje, legde die weg en speelde verder. Ze hield haar ogen op de Dood, en zag dat hij niet meer in de leunstoel zat. De Dood stond midden in de kamer, zijn gewaad zacht wapperend alsof het tochtte in de kamer, en hij wiegde in die onmerkbare wind. Hoewel – terwijl ze verder speelde, en de dans zweepte en knarste en door al haar botten klonk, besefte ze, dat de dood niet wiegde in de wind, maar danste. Hij danste op haar muziek, en zij speelde op zijn dans. Ze wist niet zeker of zij hem volgde, of hij haar. De dans zweepte, de Dood danste, en ditmaal zou niets, niemand hen storen.
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] Winnaar!
flyaway
5 19-12-2011 18:28
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] Stemtopic
flyaway
50 19-12-2011 17:20
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] De tweede grote liefde
flyaway
0 13-11-2008 11:11
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Droom ik?
Ieke
0 10-04-2004 14:20
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Muis
Ieke
0 15-02-2004 16:00
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: 2x een polly
Ieke
0 07-12-2003 18:38


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 20:18.