Citaat:
StijnSpoortNiet schreef op 18-11-2003 @ 13:57:
Nog een klein vraagje:
Komt dit door de terugwerkende kracht van vernietiging? Of is er een bepaling die dit zegt?
|
Art. 53 lid 1 van het Burgerlijk wetboek Boek 7.
'- 1. De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.'
Overigens moet je goed opletten wanneer iets vernietiging is of ontbinding (6:265 BW).
In beginsel heeft ontbinding geen terugwerkende kracht, maar er zijn genoeg uitzonderingsgevallen waarin de rechter terugwerkende kracht aan de ontbinding kan toekennen. Een soort oneigenlijke vernietiging, dus.
Aan de andere kant zijn er ook weer genoeg situaties waarin het vernietigen van de rechtshandeling
niet leidt tot een verplichting tot ongedaanmaking van hetgeen reeds is verricht. Als bijvoorbeeld (een deel van) de activa van een onderneming wordt overgedragen (waarvoor een besluit van de algemene vergadering van de vennootschap nodig is) en het onderliggende besluit wordt vernietigd, dan tast dat de rechtsgeldigheid van de rechtshandeling niet aan. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur kan namelijk niet worden beperkt, zodat er een aparte actie nodig is om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit terug te draaien (bijvoorbeeld een vordering tot retro-overdracht bij wege van schadevergoeding op grond van 6:162).
Het is dus niet in alle gevallen even duidelijk wat de gevolgen van een vernietiging cq. ontbinding zijn.
Verder heeft little nemo het al uitgelegd, waarbij ik nog wel even een kanttekening wil plaatsen. Voor derdenbescherming op grond van 3:88 is goede trouw vereist. Art. 3:11 leert ons dat goede trouw niet alleen ziet op weten, maar ook op
behoorde te weten. Nu zal de gemiddelde sterveling niet driemaal daags de openbare registers raadplegen, maar van een kredietinstelling als een bank wel worden verwacht dat zij de openbare registers kent. Een recht van hypotheek wordt ingeschreven in de openbare registers (overigens net als de overige rechtstoestand van een registergoed). Op de bank rust een zwaardere onderzoeksplicht dan op een gemiddelde persoon, zodat banken over het algemeen minder snel te goeder trouw zullen zijn als het gaat om derdenbescherming.