|
Hij
Mijn moeder is net weggegaan
Ze heeft de lichten uitgedaan
En mij een welterusten zoen gegeven
Nu weet ik dat ik slapen moet
Maar slapen lukt nog niet zo goed
Ik wou dat ze nog even was gebleven
Want ik lig weer te denken aan mijn vader
Gek, dat ik daar maar altijd niet aan wen
Want ik lig weer te denken aan mijn vader
Mijn vader, die ik helemaal niet ken
Mijn vader heb ik nooit gezien
Ja, één keer, een jaar of tien
Geleden, toen ik amper één jaar oud was
Ik weet alleen dat hij nog leeft
En ruzie met mijn moeder heeft
En dat het volgens iedereen zijn fout was
Maar ondertussen blijft hij toch mijn vader
Al weet hij vast niet eens meer wie ik ben
Maar ondertussen blijft hij toch mijn vader
Mijn vader, die ik helemaal niet ken
En zie ik soms op straat iemand
Met zijn vader lopen
Dan denk ik: dat soort dingen
Heeft hij nooit gedaan met mij
Nooit samen naar het voetbal toe
Of een patatje kopen
Ik weet niet eens precies hoe hij eruit moet zien
Die hij…
Mijn moeder heeft het niet zo graag
Dat ik nog wel eens naar hem vraag
Die zegt: “Ach hij…” en blijft dan verder zwijgen
En ook mijn oma wordt dan stil
Geen mens die wat vertellen wil
Geen mens waarvan een antwoord valt te krijgen
Toch zou ik graag eens praten met mijn vader
Al vindt mijn moeder dat niet leuk, nou én?
Toch zou ik graag eens praten met mijn vader
Mijn vader, die ik helemaal niet ken…
Ik verbaas me dat ik de tekst nog zo goed weet: het is járen geleden dat ik dit liedje voor het laatst gehoord heb. Weemoed, noemen ze dat toch?
Mijn naam is Nina, en ik ben 17 jaar. Toen, op mijn elfde, klopte het liedje precies.
Ik heb nooit een vader gehad, ja, één jaartje, om precies te zijn.
Ik ben heel lang een weeskindje geweest, van tehuis naar tehuis naar een pleeggezin, en toen ik me daar eindelijk een beetje thuis voelde, kwam mijn moeder me halen. Ze was afgekickt van haar alcoholverslaving. En ze wilde voor haar dochter zorgen. Precies drie weken heeft ze het volgehouden. Zowel wat het zorgen voor mij als de alcohol betreft.
Maar goed, mijn vader. Hij is een Ier, zijn voornaam is Aiden en hij moet nu zo’n vijfendertig jaar zijn, aangezien hij 18 was toen hij vader werd. Ja, dat is jong, maar ik was ook niet gepland. Wel gewenst, dat eerste jaar. Dat neem ik tenminste aan. Alleen wat er fout gelopen is… Mijn moeder heeft het me nooit willen vertellen, maar het eind van het liedje was dat mijn vader naar Ierland terugging en mijn moeder aan de drank ging. Uiteindelijk kwam de Kinderbescherming erbij en ben ik in een tehuis geplaatst.
Als ik eerlijk moet zijn zijn dat ook wel mijn beste herinneringen. Dat tehuis was leuk, er was altijd iemand om mee te spelen, je werd er goed opgevangen, en ik was niks anders gewend. Toen ik in een pleeggezin kwam, werd alles nog leuker. Heerlijk, om een deel van een gezin te zijn! Maar ja, daar was mijn moeder…
… Nina draaide de sleutel om en stapte naar binnen, haar zware schooltas achter zich aanslepend. Ze negeerde de rotzooi in de gang, keek om het hoekje van de huiskamerdeur, zag haar moeder in pyjama voor de TV zitten en wist genoeg. Ze sloop de keuken in en schonk zichzelf wat drinken in. Zachtjes opende ze een keukenkastje en pakte een koekje. Daarna probeerde ze naar boven te sluipen, maar het was al te laat.
“NINA!” schreeuwde haar moeder van uit de huiskamer.
Nina zuchtte en zette haar glas neer. “Ja mam?”
“Ik heb honger.”
“We gaan over twee uur eten,” zei Nina met een blik op haar horloge. Het was drie uur geweest.
“Ik wil eten, en nu!”
“Mam?” Nina zuchtte. “Mam, toe nou… Ik heb huiswerk, en…”
“Huiswerk, ha ha! Bespaar je de moeite, je bent gewoon te dom om ook maar iets te kunnen,” zei haar moeder verbitterd. “En nou haal je wat te eten voor me. We hebben niks meer in huis. En haal ook nog even wat wodka… of hoe heet dit spul… whisky…”
Nina knikte en draaide zich om. Ze had gehoopt dat het beter zou worden, maar nee… Al twee jaar lang ging het op deze manier. Ze voelde langzaam tranen opkomen. “Mam… Ik, ik eh… heb geld nodig als ik boodschappen moet doen…” zei ze zachtjes. Haar moeder veerde op. “Ben je nou nog niet weg!”
“Ik heb geld nodig,” hield Nina vol. “Wat is je pincode?”
Ze had nooit verwacht dat haar moeder het haar zou vertellen, maar waarschijnlijk was ze te ver heen om nog helder te kunnen denken. Maar Nina stapte de deur uit met een boodschappentas én pinpas met pincode. Een straaltje licht in een inktzwarte duisternis.
Ik weet niet wat me al die jaren bezield heeft, maar zoals ik er nu over denk, had ik toen na één maand al het bijltje erbij neergegooid. Maar ja, achteraf is het makkelijk praten. Achteraf had ik zoveel dingen anders gedaan. En zij – mijn moeder – had achteraf vast wel een leuk leven willen hebben. Maar dat zat er niet in.
Nee, ik heb er spijt van dat ik ooit geboren ben. Maar dat is ook weer achteraf.
Er zijn eigenlijk twee lichtpuntjes geweest in mijn leven bij mijn moeder. De periode toen ik de beschikking kreeg over haar pinpas (ze had een uitkering, en zij kwam nooit het huis uit, dus toen kon ik er vrij over beschikken – eindelijk gewoon eten en gewone kleren) en Sithan. Sithan was mijn eerste vriendje.
… “Verdomme Nina, jij kunt je ook niet gedragen! Zomaar mijn kostbare whisky door de WC spoelen, ben je helemaal gek!!!”
Nina deed haar best om haar kalmte te bewaren, maar het was heel moeilijk. “Je moet stoppen mam, je moet ermee kappen! Het maakt jou alleen maar kapot, en mij erbij!”
“Wijze woorden van een klein kind. Ik zie wel dat je er niets van begrijpt. Jíj kan mij he-le-maal níéts schelen! Dacht je nou écht dat ik je ben komen halen omdat ik je zo zielig vond? Ik had je liever daar willen laten zitten! Maar ik had geld nodig, en ik kreeg geld als ik weer voor jou ging zorgen en zo’n stom afkickprogramma ging volgen! Sodemieter toch op, ik heb nooit een moeder willen zijn!” Ze haalde uit en gaf haar dochter zo’n dreun dat die even wankelde.
Nina barstte in tranen uit en rende de trap op. Op haar kamer gekomen, draaide ze de deur op slot en kroop onder haar bed. Toen ze zeker wist dat haar moeder niet naar boven kwam, kroop ze tevoorschijn.
Nina pakte haar rugtas en gooide haar boeken er uit. Ze greep haar schetsboek, sloop de trap af, pakte haar jas, deed de voordeur open en stapte naar buiten.
Nina liep naar de haven, een plek waar ze vaker was geweest. Het was vandaag gevuld met dagjesmensen, want het was een mooie voorjaarsdag. Naast de haven lag een camping, camping de Morgenstond. Nina liep de weg af tot ze bij het strand was.
Ze hield van het strand en de duinen. Toen ze hier kwam wonen, had ze enthousiast tegen haar moeder geroepen dat ze héél vaak naar het strand wilde. Haar moeder had geglimlacht.
Later werd die glimlach véél te veelzeggend, maar toen, toen ze haar moeder nauwelijks kende, toen zag Nina er niks kwaads in.
Ze klom tegen de duinen op en liet zich vallen in het warme zand. De zon stond laag, het was al vier uur geweest, maar desalniettemin was het nog steeds lekker warm. Nina haalde haar schetsboek tevoorschijn en begon de mensen op het strand te tekenen. Het kleine meisje, dat met haar voeten in het water stond en het jongetje, die enthousiast een rondje zwom…
Een stukje verderop stonden twee jongens in het water bij een surfplank. De één probeerde het zeil overeind te krijgen, maar er stond nauwelijks wind. De ander probeerde er op te gaan staan, maar hij viel steeds. Op een gegeven moment zei de één wat tegen de ander. Die knikte en ze kwamen uit het water, Nina’s richting opgelopen.
Nina verdiepte zich weer in haar schetsboek, maar toen de jongens langsliepen, keek ze toch op.
De jongen met het donkere haar, degene die op de surfplank had proberen te staan, keek Nina aan en lachte toen hij langsliep.
Nina voelde zich verstijven toen ze in zijn ogen keek. Ze had nog nooit zulke diepblauwe, bijna zwarte ogen gezien. Zijn vriendelijke glimlach verbijsterde haar even. Nog nooit had iemand naar haar geglimlacht. Op school werd ze genegeerd, vanwege haar kleren, haar haar, haar manier van doen en misschien was het ook wel haar eigen schuld, dat ze zo was.
“Hoi,” groette de jongen met de diepzwarte ogen.
Nina boog haar hoofd nog verder en reageerde niet.
“Wat ben je aan het tekenen?”
Als ze zich nog dieper over haar schetsboek had kunnen buigen, had ze het gedaan. Nu hief ze echter haar hoofd op en keek hem heel even aan. “Dat meisje.”
Hij keek de richting op die ze wees. “Je kan mooi tekenen.”
“Oh.”
Hij ging zitten en keek over haar schouder mee naar haar tekening. Nina voelde zich zenuwachtig worden, iets wat ze altijd werd als er mensen in de buurt waren.
“Ik moet gaan.” Ze stond op, greep gehaast haar spullen bij elkaar, en rende weg, het slingerende duinpad op. Toen ze stiekem omkeek, was de jongen alweer met zijn vriend aan het surfen.
|