dit verhaaal hebbik aan het begin van het schooljaar geschreven. Alsk het nu weer lees, denk ik egt: woww, welke 12jarige heeft dit geschreven
mjah hier is iig laatste 2 delen:
Samen renden we naar de deur van de ingang en probeerden deze open te breken, maar omdat de deur op slot was gedraaid, wilde deze niet open. Gelukkig dat ik Daizy bij me had, want die wist overal wel iets op. Ze haalde een schuifje uit haar haar en morrelde ermee in het slot. Na nog geen tien seconden hoorden we een <klik> en konden we de deur openen. Daizy liep naar de anderen om ze op te halen, terwijl ik de deur in de gaten hield. Het eerste groepje kwam eraan en renden door de open deur naar buiten. Snel schreeuwde ik nog achter ze aan:”Pas nou op! Straks worden jullie ontdekt! Laat niemand uit het hele gebouw jullie zien en ren onopvallend naar een huis!”
Daizy liep terug naar de anderen om een andere groep op te halen. Al snel kwamen ze terug en het volgende groepje van ongeveer tien mensen liep weer de deur uit. De rest volgde op de voet en ook zij renden weg. Ik gaf Daizy een duwtje in haar rug om haar te laten weten dat zij erachteraan moest gaan. Ze draaide zich om en ze keek me op haar beurt diep in mijn ogen aan. Ik omhelsde haar voor het laatst, draaide me om en rende de trappen op, zonder achterom te kijken. Was ik even blij dat ik vanmorgen mijn gympen aan had gedaan, ik kon nu geluidloos de trappen oplopen. Ik had gezien waar de mannen net heen liepen en wist dus ongeveer waar ze waren. Ik liep op de tweede verdieping de rechtergang in en hoorde toen veel harde mannenstemmen. Ik wist niet precies in welk lokaal ze zaten en liep dus maar verder de gang in en stopte abrupt toen ik ze hoorde in het enige lokaal waar geen ramen in zaten. Ik ging achter de deur staan waar ze me niet zagen en begon ze af te luisteren. “Hé Johnny, dat ene meisje, die ene die jij uitdaagde, wat was dat een krengetje. Dacht zeker dat ze alles is. Sjongejonge, die moeten we echt afknallen. En dat mag jij doen, Lenny! Ze heet Mandy en je moet oppassen. Ze zit op kickboksen en haar armen zijn dodelijke wapens.” Haha,… dat had ik mooi voor elkaar. Mijn handen waren nu al ‘dodelijke wapens’.
Ik hoorde voetstappen mijn kant opkomen en snel verborg ik me achter een grote stapel boeken die daar in de gang stonden op een palet. Ze konden me gelukkig niet zien, maar ik hun wel en ik zag dat ze trappen afliepen naar beneden. Toen ik geen geluiden meer op de trap hoorde en ook niet meer in het lokaal, draaide ik me iets om en hoorde opeens gigantisch gevloek. Het was zelfs zo hard dat ik de woorden nog kon verstaan. “Dat stomme meisje heeft dit opgezet, dat zul je zien. Gelukkig weet ik alles over haar uit de archieven.” Shit, nu was ik ook nog eens berucht!
Toen ik op een gegeven moment geen geluiden meer hoorde, kroop ik van achter de stapel boeken vandaan en rechte mijn rug. Ik liep in de richting van de trappen en keek in de richting van de hoofdingang. Mooi, de gang was veilig, niemand te zien. Wegwezen dus, dacht ik. Ik racete de trappen af, waar plotseling één van de mannen voor me opdook. Natuurlijk schrok ik me dood, vooral toen ik zag wat hij in zijn hand had. Zijn pistool, waarschijnlijk geladen en op mij gericht. “Zo meisje, dus jij dacht dat jij het hier allemaal kon redden? Dan heb je dat dus even mooi fout! Wij runnen hier de boel en weet je? Je bent iets vergeten… “ en keek me met een vuil hoofd aan en fluisterde achter zijn hand:”Je leraar! Smokey, is het niet? Tja, die ligt hier wel ergens. Jammer dat we die kindertjes niet kapot mochten knallen. Ja… maar je leraar, die konden we niet meer helpen. Híj draaide door, we moesten hem wel afknallen. We konden niet anders. En omdat jij de rest hebt vrijgelaten, zul jij daarvoor moeten boeten. Dus loop maar mee, dan kan de rest van ons gezellig meekijken.” Grijnzend duwde hij zijn pistool in mijn rug. Ik moest wel voor hem lopen, ik kon niet anders. We liepen langs de deur en ik keek of ik buiten iets zag. Phoebe lag half in de bosjes, waar niemand haar zag. Alleen ik wist van die plaats, omdat ik die plek gevonden had toen ik nog in de tweede zat.
De man duwde me verder in de richting van de aula. Alleen mevrouw Jans van Engels en meneer Anders zaten daar, omringt door de andere mannen. Ik opende de deur en liep naar binnen. De man drukte me op een stoel in het midden van de aula en bond me vast met een kabel van de televisie, die hij er voor die tijd had uitgetrokken. Terwijl hij me vastbond, keek ik toe hoe hij de knopen erin legde. Simpel, zo zie je alleen amateurs maar knopen leggen. Als hij weg zou gaan, had ik mooi alle tijd om mijn handen los te maken. Al snel dacht hij klaar te zijn en liep weer terug naar de groep en ik begon met het losmaken van mijn handen. Zonder dat iemand het in de gaten had, had ik mezelf binnen een minuut losgekregen, maar ik hield mijn handen gewoon op mijn rug om geen argwaan te wekken.
Ik zat er al denk ik een kwartier, toen één van de mannen naar me toe kwam. “Meisje toch, verveel je je? Wil je misschien iets hebben om op te kauwen?” Hij drukte me een stuk oud brood onder mijn neus, waarvan de stank me deed denken aan een riool. “Kom op meisje, eten! Anders ga je dood! Hm… laat maar, je gaat straks toch dood, dus wat maakt het uit! Als je zin in brood hebt, moet je het maar zeggen, meisje. Of mag ik je Mandy noemen?” Wat een eikel was die kerel. Eerst drukt hij me een stuk rioolwaterbrood onder mijn neus en daarna noemt hij mij ook nog eens bij mijn naam. Niet dat die heilig was of zo, maar toch. Nog steeds ziek van de stank van het brood, kwam er dit keer een andere man naar me toe. Hij had wat water in een plastic bekertje gedaan en wilde me dat laten opdrinken. Hij stond recht voor me met zijn benen iets uit elkaar. Ik kon me niet inhouden en gaf hem een knietje in zijn kruis. Hij zakte half in elkaar en gooide het water recht in mijn gezicht. Snel veegde ik het af aan mijn shirtje en keek toen weer naar de man. Hij had zich ondertussen omgedraaid, maar ik zag niet wat hij aan het doen was. Hij haalde hard uit en zijn knokkels raakten hard mijn slaap. Even werd het zwart voor mijn ogen, maar ik had daar geen tijd voor, want nu kwam zijn andere hand eraan gezwaaid. Gelukkig voor mij, dat ik goed kon ontwijken en zijn arm zwaaide door over mijn hoofd. Aangezien ik me eerder al had verlost van de kabel, sprong ik overeind gaf hem een koekje van eigen deeg. Mijn hand raakte zijn slaap en mijn elleboog zijn rug. Geëindigd met nog een knietje in zijn kruis, zakte hij in elkaar op de grond, buiten westen door de knal op zijn slaap. Ik lachte in mezelf en dacht dat ik alles aankon.
Plotseling pakte één van de andere mannen zijn pistool en begon op me te schieten. Terwijl ik dekking probeerde te zoeken, werd ik in m’n zij geraakt en stopte het schieten. Ik zakte in elkaar en met beide handen hield ik mijn zij vast om het bloeden een beetje te stoppen, wat maar weinig hielp. Mevrouw Jans keek me aan met zeer bange ogen en meneer Anders zag eruit alsof hij degene was die de kogel had gekregen. Ik was niet bang, ik was niet boos, maar ik wist eindelijk wat pijn was. Steeds werd het zwart voor mijn ogen, en wist niet waar dat op sloeg.
Mijn hoofd leek net een tol, alles danste op en neer. Waarom moest mij dit nou weer overkomen. Ondertussen dat ik zo’n beetje buiten westen was, was ik op een stoel gezet en dit keer wél goed vastgebonden. Mijn zij bloedde en ook proefde ik bloed in mijn mond. Op mijn handen zaten schaafwonden van het touw, waarmee ik nu was vastgebonden. Mijn oog zat te kloppen, waarschijnlijk werd-ie nog wel blauw.
Pijn, het enige wat ik voelde was pijn. En mijn bloed was niet lekker, gadver wat smerig. Ik begon misselijk te worden, mijn hoofd stond te spinnen op mijn nek, mijn oog deed steeds meer pijn en die man kwam er weer aan. Wat moest hij nu weer van me? Hij hurkte voor me neer en probeerde een lok haar uit mijn gezicht te halen. Dat waren mijn zaken en mijn haren en ik wendde mijn hoofd van hem weg. Hij werd weer kwaad en sloeg me weer. “Zeg, je hoeft je hoofd niet af te wenden. Verwend kreng!” Ik pikte het niet, maar ik kon niks doen, mijn armen en benen waren beiden vastgebonden aan de stoel. Ik kon mijn been niet eens optillen. Mijn zij begon steeds harder te bloeden en de situatie werd niks anders. Opeens kreeg ik een vlaag van twijfels. Waarom werd ik er uitgekozen en waarom niet Daizy? Hadden mijn klasgenoten wel hulpgezocht, of waren ze me gewoon vergeten? Wat zou Phoebe nu denken? Zou ik hier ooit nog levend uit komen?
Op die laatste vraag kreeg ik nu waarschijnlijk antwoord. Mijn armen waren los en ik zat nog een beetje te spartelen met mijn benen. Weer drukte ik met beide handen op de open wond en het bloeden werd weer minder. De mannen hadden door dat ik mijn armen weer los had. Twee mannen kwamen naar me toe gelopen en pakten mijn armen weer vast. Uit alle macht begon ik ze te slaan en te schoppen (mijn benen waren los!). De mannen werden overal geraakt en pikten het niet langer. Een van de mannen haalde uit naar me en raakten me zo hard dat ik gelijk weer buiten westen was… wat er daarna gebeurde weet ik niet. Mijn leven kwam in een flits voorbij. Hoe ik leerde fietsen, mijn 12de verjaardag, toen ik een nieuwe fiets kreeg en toen ik 14 was, toen mijn vader overleed. Allemaal zo plotseling, net als dit. Wie had gedacht dat Mandy McMatch gegijzeld zou worden op haar eigen school? En wie had gedacht dat ze hier werd neergeschoten? Misschien had God het zo gewild, misschien hadden mijn exen dat gewenst. Eén ding weet ik wel… het was een mooi leven, een leven vol kinderspel…
THE END..