Ik wordt wakker door een lichtbundel in mijn gezicht, en ik volg de vaste ochtend procedures. Ik ga me wassen, ik kleed me aan, ik ga ontbeiten, ik pak mijn schooltas in. Vervolgens stap ik op mijn fiets, en ik fiets met mijn schooltasje achterop naar school. Ik stop een paar keer en kom na een half uurtje aan op school. Ik kijk op mijn horloge. Het is 8:25. Ik loop de school in, en ik kijk rond. Ik merk op dat er weinig mensen rondlopen. Ik loop maar naar mijn kluisje om mijn jas op te hangen, omdat dat iets is wat wij altijd moeten doen. Vervolgens kijk ik op het bord om te kijken of er een les uitvalt. Geen lessen vallen uit. Ik kijk in mijn agenda, met mijn vinger raak ik de maandag aan. Ik zie dat ik wiskunde heb, in lokaal 223. Ik loop erheen en doe de deur open. Iedereen zit al netjes in de stoelen, dus ik voeg me bij hun. "Op welke pagina zitten we?" fluister ik naar mijn buurvrouw. Ze zegt niets terug, maar ze werkt ook niet. Ik kijk rond, en opeens is het hele lokaal leeg. Ik ga weer uit het lokaal, er is toch niets te vinden, en ik loop naar de rode zitkuil, een vast plekje voor mijn vrienden en mij. Ik kom iedereen daar tegen, en ook zij merken op dat het erg rustig is. We staan op en lopen naar de zogenoemde mediatheek. Ook daar is het leeg. We besluiten om op te splitsen en proberen andere vrienden te zoeken. Wij nemen de linker vleugel, de anderen nemen de rechter vleugel. Wij lopen en lopen, maar de gangen lijken oneindig lang. Op een gegeven moment zegt een meisje tegen mij, dat we terug moeten gaan. Dus dat is wat wij doen. Daar aangekomen merken we op dat iedereen dood is, overal ligt bloed, en we zien de lijken van de andere helft van ons groepje. Ik draai me om, omdat ik moet overgeven, maar daar zie ik opeens dat mijn groepje ook dood was. Ik begin te rennen, naar de uitgang van het gebouw, maar ik kan het niet meer vinden. Er loopt opeens een man achter me aan in een lange leren jas. Hij heeft een groot mes op zak en hij komt steeds dichterbij. Ik begin steeds harder te rennen, en ik hijg me de pleuris. Dan struikel ik over mijn eigen veters. Ik was weer zo stom om ze niet vast te strikken. "Ik had moeten luisteren naar mijn moeder" dacht ik, "zij zegt altijd dat mijn veters vast moeten, maar nu is het te laat...." Ik draai me op mijn rug en krabbel nog wat weg.. dan staat de man voor me.. en spiest zijn mes, wat nu een degen is dwars door mijn arm heen.. ik voel de pijn door mijn lichaam heen schieten.. dan zijn degen door mijn benen.. en uiteindelijk voel ik een punt aan mijn borst...
Maar gelukkig wordt ik wakker, en ik kijk verbaasd om mij heen. Opeens merk ik op dat ik in een plas bloed lig... mijn armen en mijn benen liggen helemaal open, en ik moest naar het ziekenhuis toe... de dokters zeggen dat ik mijzelf heb gesneden en heb bestoken.. maar ik weet wel beter, want ik kan zoiets niet doen terwijl ik slaap; ik heb geen wapens op mijn kamer, en ik doe elke avond mijn kamerdeur op slot...
|