Zo vaak al heb ik naar je geluisterd.
En nu kan ik het simpelweg niet meer.
Al je mooie woorden geloofde ik, ik vertrouwde erop dat je zou veranderen.
Maar tot nu toe, zijn je beloftes uit elkaar gespat.
Een voor een, als zeepbellen.
Ik denk aan je, en word misselijk.
Is dit normaal?
Nee, ik weet het antwoord al.
Ik ben niet normaal, anders zou je toch van me houden?
En, als je van me houdt, zoals je beweert, zoals vanzelfsprekend lijkt.
Waarom kies je dan niet voor mij?
Waarom doe je niet wat je me belooft?
Waarom laat je me keer op keer in de steek...
Want zo voel ik me, in de steek gelaten.
Ik heb lang tegen je op gekeken, vond je slim, was trots op je.
Gek klinkt me dat nu in de oren, trots zijn op je.
Je doet niets van waarde, ik twijfel zelfs of je wel een persoon bent.
Een persoon is, voor zover ik weet, iemand die je kan onderscheiden van de rest.
Door kenmerken, karaktertrekjes, eigenschappen.
Het verleden onderscheidt jou van de rest, niet jij.
Ik ken je niet meer terug.
Drugs, ja, daar kan ik de schuld aan geven.
Drugs hebben ook de schuld.
Zij hebben je veranderd, niet jijzelf.
Toch? Zo is het toch?
Maar zo is het niet, diep van binnen weet je het misschien ook wel.
En anders vertel ik het je, ik weet het wel.
Ik heb nagedacht, dagen, nachten, eeuwenlang.
En het is jouw schuld.
Je had al een dochtertje, je had mij al.
En toch beginnen met heroine, terwijl iedere gek weet wat de gevolgen kunnen zijn.
Ja, ik begrijp dat je problemen had, het bedrijf liep niet goed, dat kon je niet hebben.
Maar als je niet zo verdomd eigenwijs was geweest, niet zo verdomd egoistisch, dan was dit alles niet gebeurd.
Besef je het dan niet?
Begrijp je niet, dat ook jij bent gevallen?
Gevallen in het web van heroine, van vernieling, vernieling van jezelf.
Je dacht zeker dat je sterker was, je had het niet nodig.
Je zou zo op zijn gehouden, als alles beter liep.
Je zou gewoon uit die roes stappen, en niemand zou het weten.
Het liep allemaal anders, niet dan?
Je kon er niet meer uitkomen, leek steeds dieper te vallen.
Maar je zou het zelf doen, niemand zou je hoeven helpen, je was sterk genoeg.
Tot het te laat is.
Je was altijd sterk, vrolijk, lief.
Inmiddels ben je opgeslokt, in je eigen wereldje.
Je hebt die wereld zelf gebouwd, steen voor steen.
Val na val.
En ik was ook nog zo stom te denken dat ik erin thuis paste.
Dat ik in de wereld van mijn vader kon zijn, als een persoon.
Als iemand die je liefhad.
Nu zie ik wel, dit is slechts een droom.
Een van de laatste zeepbellen.
En ik voel, ik weet het, ook deze bel zal spatten.
Ik hou van je, maar kan dit niet.
Ik prik het lek.
__________________
geef je niet zo gauw gewonnen,
alles is nu pas begonnen
Laatst gewijzigd op 23-05-2004 om 17:42.
|